6 van dat bestuur, zal dat onherroepelijk leiden tot verzelfstandiging van de politie; helaas zijn er ook voorstanders van die loskoppeling van het locale bestuur. Ik neem voorlopig aan dat de huidige minis ter van Binnenlandse Zaken daar niet toe behoort en weerstand zal weten te bieden aan diegenen die stellig in die richting aandrang op hem zullen uitoefenen. Ik heb het woord "voorlopig" "ngelast, om dat volgens mijn laatste informaties de minister wel zegt dat hij er een voorstander van is dat de poli tie dicht bij de burgers moet staan en dat de democratische controle over de politie bij wijze van spre ken bij de burger om de hoek moet plaatsvinden, maar er in de door hem in te dienen voorstellen niet naar zal blijken te handelen. In onze gemeente is inmiddels een Commissie van raadsleden ingesteld voor Openbare Orde. Ik ben ervan overtuigd dat die commissie in het huidige bestel een nuttige func tie zul kunnen vervullen. In ieder geval zal ik daaraan alle medewerking verlenen. Ik hoop dat op korte termijn zal kunnen worden overgegaan tot de benoeming van een nieuwe korpschef, zodat ook in dat opzicht weer van een normaal te achten situatie zal kunnen worden gesproken. Voor een goed functioneren van ons politiekorps acht ik dit van veel belang. Vraagstukken die het komende jaar veel aandacht zowel van de raad als van het college zullen vragen, doch waarop ik nu niet dieper zal ingaan, zijn onder meer: de verdere ontwikkeling van in tegrale beleidsplanning en de reële betekenis daarvan voor het te voeren beleid en de problematiek van de automatisering en daarbij vooral de vragen die betrekking hebben op a. verwerking op eigen apparatuur dan wel verwerking via het CEVAN; b. de consequenties voor de werkgelegenheid; en c. de bescherming van de privacy van de burger. Verder zijn er nog de vraagstukken met betrekking tot de werkwijze van de raad, waarover een commissie uit de raad zich thans buigt en nader zal rappor teren, en het inspelen op het decentralisatiebeleid van de rijksoverheid op het gebied van het speci fiek welzijn. Er zal in goed overleg met alle betrokkenen een beslissing moeten worden genomen over een procedure voor de welzijnsplanning - de totstandkoming van vierjarenplannen en jaarlijkse pro gramma's -, neer te leggen in een verordening. De aanzet is in augustus 1978 gegeven in de vorm van een discussienota, waarover inmiddels het nodige overleg is gevoerd en nog gevoerd zal worden. Ver der zal er een subsidieverordening voor het specifiek welzijn worden voorbereid. Tevens zal een be gin moeten worden gemaakt met het opstellen van het eerste sociaal-cultureel plan in het kader van de rijksbijdrageregeling sociaal-culturele activiteiten, dat voor 1981 gereed zal moeten zijn. Met betrekking tot de bevolkingsontwikkeling wil ik ook gaarne enkele kanttekeningen maken. Helaas zijn de gegevens over december nog niet bekend. Over de eerste elf maanden van 1 978 is het aantal inwoners met 775 teruggelopen en daardoor gedaald tot 84.550. De daling over het hele jaar zal dicht in de buurt van de 900 komen. Deze daling is enerzijds het gevolg van de opvallende daling van de natuurlijke aanwas en anderzijds van een opnieuw toenemend negatief migratiesaldo. De na tuurlijke aanwas zal in 1 978 circa 1,6/oo bedragen, welk promillage in 1 977 nog 2,2 was; een da ling derhalve van 0,6/oo, terwijl de daling van het landelijke natuurlijke aanwascijfer voor 1978 in de buurt van 0,2/oo ligt en daarmee op 4,3/oo komt. Dit is dus ruim 2,5 maal zo hoog als in Leeu warden. Het negatieve migratiesaldo is mede een gevolg van de te geringe woningproductie, waarmee Leeuwarden ook in 1978 is geconfronteerd. Het vertrek naar omringende gemeenten heeft zich dit jaar voortgezet, vooral naar TietjerksteradeelMenaldumadeel en LeeuwarderadeelEen bouwvolume van circa 300 woningen - dit jaar alleen in de koopsector - blijft ver beneden het noodzakelijk volume dat in de woningbouwnota 1977 is bepaald op circa 750 per jaar. Een nijpend probleem dat hiermee nauw samenhangt, is het ernstige tekort aan woonruimte voor een- en tweepersoonshuishoudens; begin november waren er ruim 3.200 woningzoekenden uit deze categorie geregistreerd. Aan het oplossen van dit vraagstuk en tenminste het scheppen van ruimere mogelijkheden op korte termijn dient een hoge urgentie te worden toegekend; het college is zich dit terdege bewust. De stuurgroep een- en tweepersoonshuishoudens en de Stichting Jongerenhuisvesting besteden hieraan veel aandacht. Ik hoop dat wij in nauwe samenwerking met die instanties in 1979 enig soelaas kunnen geven. Tot slot wil ik nog enkele woorden wijden aan de reorganisatie van het binnenlands bestuur. Het lijkt momenteel wat windstil. In de loop van dit jaar zijn echter nadere voorstellen te verwachten van de minister van Binnenlandse Zaken. Ook binnen de muren van de "Willemshof", het gebouw van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten te Den Haag, houdt men zich voortdurend en intensief met deze belangrijke problematiek bezig. Dit laatste is een absolute noodzaak om straks goed beslagen ten ijs te komen zodra aanvullende voorstellen van de ministeriële tafel rollen. Ik vrees dat die voor stellen weinig wezenlijke verbeteringen zullen inhouden ten opzichte van de voorstellen die de vorige minister ter discussie heeft gesteld. Niettegenstaande alle liefdesbetuigingen van bewindslieden en Kamerleden aan het aanvallige visioen "decentralisatie", zal het locale bestuur verdacht moeten zijn op de feitelijke gevolgen van de reorganisatieplannen. Zij zullen enerzijds gaan in de richting van ontkrachting van het locale bestuur en overheveling van taken van dat bestuur naar een hogere be stuurslaag; anderzijds zal het decentraliseren van rijkstaken naar provincies en eventueel gemeenten 7 blijven steken sn het uitspreken van goede bedoelingen en misschien overdragen van wat minder essen tiële zaken die de rijksoverheid, misschien mede uit financiële overwegingen, liever kwijt dan rijk is. In dat verband kunnen wij er verheugd over zijn dat de gemeentebesturen deze gevaren langzaam maar heel zeker op zich af zien komen en steeds meer bereid blijken te zijn de handen ineen te slaan. In dat kader meen ik ook de eerste reactie te mogen plaatsen van de regioraad in de op 12 december 1978 gehouden vergadering, waarin die raad zich unaniem positief heeft opgesteld ten opzichte van verlenging van de gemeentelijke samenwerking in dit deel van de provincie na 1 december van dit jaar. De totale hoeveelheid werk en de gecompliceerdheid van de te behandelen problemen vormen een steeds toenemende belasting voor bestuurders en ambtenaren. Het werk van bestuurders wordt lang zaam maar zeker meer professioneel. In de gemeenteraad van Amsterdam is al uitgesproken dat ook het raadslidmaatschap een fulltime job zou moeten zijn. Of dat een gewenste ontwikkeling is, waag ik te betwijfelen. Het lijkt mij van uitermate veel belang dat raadsleden mensen zijn, die tevens di rect betrokken zijn bij allerlei beroepen, bedrijven en dergelijke en daardoor uit eigen ervaring we ten wat er onder de bevolking leeft. Gezamenlijk vormen zij dan de beste waarborg voor een goed functionerend bestuursorgaan uit en voor de bevolking. Het is ook de beste waarborg voor een goed contact tussen bestuur en bestuurden. Fulltime professionals zullen altijd op zekere afstand werken van degenen om wie het uiteindelijk gaat. Zorgen maak ik mij over een groep hoofdambtenaren ter secretarie. Onze naaste medewerkers zijn zwaar overbelast. Een oplossing voor dit probleem is niet gemakkelijk te vinden. Wel staat vast dat het niet kan en mag blijven zoals het thans gaat. De boog kan niet altijd te strak gespannen zijn. In ieder geval wil ik hen heel in het bijzonder dank zeggen voor de wijze waarop zij ons in 1 978 ter zijde hebben gestaan en hun taak hebben vervuld. Vanzelfsprekend wil ik ook dit maal onze dank uitspreken aan alle medewerkers ter secretarie, op de diensten, bij het onderwijs en bij de politie voor hun medewerking bij het ten uitvoer brengen van de vele taken waarvoor wij met elkander zijn gesteld Leden van de raad, ik wil graag mijn toespraak beëindigen met de hoop uit te spreken dat wij op een prettige samenwerking in het voor ons liggende jaar mogen rekenen en wens u en de uwen een gezegend en voorspoedig 1979 toe. De hear Miedema: Mynhear de foarsitter, it wie joun de tolfte kear dat jo in nijjierstaspraek hol den yn de earste gearkomste fan de ried yn in nij jier. Dat is in treflike gewoonte, efkes ofstan nimme fan folie lytse swierrichheden, de greate lijn bisjen is in wichtige saek en in goed ding oan it begjin fan in nij jier. Jo binne der yn slagge wichtige bislissingen fan it ofroune jier to neamen en linen foar it kommende jier ut to setten. It is net myn taek om op dit momint op alle underdielen yn to gean. Op underskate underdielen fan it gemeentlik bilied hawwe jo jou soarch dtsprutsen oer to min stipe fan de ryksoerheit, seis oer it net neikommen fan tasizzingen dy't dien binne. De ried hat mei wurdearring kennis nommen fan it folie wurk dat jo as boargemaster en mei jo it hiele kolleezje it ofroune jier dien hawwe en it oerliz dat jim- me fierd hawwe. Ek foar it kommende jier kinne jo jo by de faek slimme bisprekken stipe witte troch de ried. Hoe bilangryk stipe fan ryk en provinsje ek wêze mei, it bilangrykste bliuwt dat wy op üs eigen terrein de saken goed foar elkoar hawwe. Allinne dan hawwe wy rjocht fan praten, allinne dan hat stipe in maksimael effekt. Jo sprekke de hope ut dat de bou fan it heger underwiis yn 1 980 définityf ut ein set wurde kin. Dit soe in wichtige saek wêze. Wichtiger is miskien noch oft de minister it kommende jier foldwaen- de stipe jaen wol ta ütbou fan Os Fryske Universiteit. Jo hawwe underskate opmerkings makke oer it forkear, sawol oer it stedsforkear as oer it forkear dat oer de oan- en offierwegen moat. Twa punten, hoe nuodlik it miskien ek is, soe ik op dit momint understreekje wolle. Dat binne dan it skeppen fan mear en bettere mooglikheden foar kuijerders en fytsers en ek de needsaeklikheit fan fierdere bou fan parkeargaraezjes. Wy hoopje dat dit kolleezje yn 1979 reéle foorstellen op dit punt oan de ried foarlizze kin. De sifers oer de wurkleazens binnen Os gemeente, dy't jo neamd hawwe, binne sunder mear tryst. It hat us oansprutsen dat dizze soarch en ek de mooglike oplossingen dizze oandacht hawwe mochten yn jou nijjierstaspraek. Fierders hawwe jo inkele opmerkingen makke oer de untwikkeling fan de bifolking fan üs gemeen te yn 1 978. Jo bislute dit part fan jou taspraek mei de opmerking dat it kolleezje him tige réalisearret dat oan de oplossing fan dit fraechstik in hege urginsje takend wurde moat. Ik leau net dat it op dit momint forstannich is en gean op dizze saek yn. Wy wachtsje as ried mei greate bilangstelling de wen- ningbounota en de bigreatingsbihannel ing of. Oan it ein fan jou taspraek meitsje jo in inkele opmerking oer de untwikkeling fan it riedslid-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 4