*33
dat de woningen tijdelijk worden verhuurd totdat meerdere woningen leeg zijn. De mensen zouden dan
tijdelijk elders kunnen worden gehuisvest. Dit moet echter met de huurder worden besproken. Het
geeft de nodige organisatorische problemen en men weet niet precies hoe men daar op dit moment
uit moet komen. Getracht zal worden om daar een oplossing voor te vinden. Daarbij wordt gedacht
aan het gebruik maken van caravans.
De heer Schagen vraagt of de ontsplitsing van de duplexwoningen stopgezet moet worden. Het
is wel een beetje tegenstrijdig. Aan de ene kant ga je grotere flats splitsen en aan de andere kant ga
je kleinere woningen ontsplitsen door van twee woningen één woning te maken. Dit is ook een punt
dat uitvoerig in de stuurgroep een- en tweepersoonshuishoudens aan de orde is geweest. Ik denk dat
men dit in ieder geval met de nodige voorzichtigheid moet doen, tenzij het om bepaalde redenen be
slist gewenst is om tot splitsing over te gaan. Is dat laatste niet het geval, dan vind ik dat je de ko
mende tijd moet temporiseren totdat in ieder geval de grootste behoefte in deze weer een beetje
voorbij is, om dan weer verder te gaan. Dit is echter een punt dat èn door het Woningbedrijf èn door
de betreffende corporatie nader moet worden bekeken. Ik meen wel dat wij hierbij de nodige voor
zichtigheid moeten betrachten. Overigens kan ik u zeggen dat ook in het afgelopen jaar maar een
paar woningen zijn ontsplitst. Ook daar speelt namelijk het feit een rol dat een woning eerst leeg
moet zijn, alvorens men tot splitsing kan overgaan. Gelet op de toch wel grote behoefte aan kleine
woningen komt er vrijwel nooit iets leeg en dat geeft niet de mogelijkheid om tot splitsing over te
gaan. Nogmaals, ik ben van mening dat wij in deze een erg voorzichtig beleid moeten voeren.
Dan heeft mevrouw Van der Werf gevraagd wanneer het rapport van de stuurgroep aan de orde
komt. Het is de bedoeling dat dit rapport binnen een paar weken aan b. en w. wordt aangeboden.
B. en w. zullen dit rapport zeker aan de Raad voor de Volkshuisvesting om commentaar sturen. Het
rapport zal ook aan de orde worden gesteld in het gesprek met de Federatie van Woningcorporaties.
Ik denk dat het rapport tegelijk met de Nota Woningbouwbeleid aan de orde zal komen. Begin april
kan het zover zijn.
Dan heeft mevrouw Van der Werf gevraagd naar de stand van zaken met betrekking tot het pro
ject Margaretha de Heerschool. Dit onderwerp is gisteravond inderdaad in de Commissie R.O. aan de
orde geweest. Daar zijn de randvoorwaarden vastgesteld. Het is de bedoeling dat dit project indien
mogelijk door de daarvoor door de Federatie van Woningcorporaties aangewezen Woningstichting
St. Joseph zal worden gerealiseerd. Deze woningstichting zal eerst de mogelijkheden onderzoeken.
De stuurgroep heeft daarvoor de middelen beschikbaar gesteld die nodig zijn om tot een schetsplan
te komen en om een haalbaarheidsonderzoek te houden. Dit kan nu van start gaan en het wachten is
dan op het moment waarop het schetsplan gereed is. Ik denk dat dit over een aantal weken wel zover
zal zijn. Dan zal opnieuw worden bekeken of het een haalbare zaak is om daar kleine wooneenheden
te real iseren
Op de vraag van mevrouw Van der Werf over punt 252 en het antwoord daarop kan ik zeggen dat
het natuurlijk niet gewenst is dat men concentraties krijgt van kleine woningen. Op zich is dat niet
een goede zaak en het zal ook niet een goede zaak zijn om concentraties te krijgen van uitsluitend
grote woningen. Er wordt naar gestreefd om zo veel mogelijk een differentiatie toe te passen van klei
ne en grote woningen. Concentraties van zowel het een als het ander zijn over het algemeen niet zo
bevorderlijk voor de structuur van een wijk.
D. Centrale Woningregistratie.
De heer Van den Eist: Vraag 258. Ik zou er heel sterk bij het college op willen aandringen om dit
jaar wel bestuurlijke initiatieven te ontwikkelen om tot een centrale toewijzing te komen. Kunt u
daarin meegaan? Anders zou ik het punt willen claimen.
De heer Schagen: Een klein weet-vraagje. Ik haak mijn vraag maar aan bij vraag 257 maar hij
slaat waarschijnlijk op deze hele paragraaf. Ik denk dat er sprake is van ofwel taalvervuiling ofwel
er zit een essentieel verschil tussen, maar misschien kan de wethouder dit duidelijk maken. Wat is
namelijk het verschil tussen centrale toewijzing en een gerichte toewijzing? Zo nu en dan wordt de
ene term gebruikt en als je met weer iemand anders praat, dan wordt weer de andere term gebruikt.
Is er verschil tussen of is het één pot nat?
De heer Van der Wal: Af en toe hoor je weer eens verhalen dat een woningbouwvereniging een
bepaalde straat of een bepaald gedeelte van een straat bestemd heeft voor probleemgevallen op huis-
vestingsgebiedDan wordt mij als raadslid gevraagd of ik ermee akkoord ga. Ik zeg dan: Ik heb daar
nooit van gehoord, dat wist ik niet. Gebeuren dit soort dingen wel in overleg met de gemeente? Zo
9 IVO
ja, waar vindt dat overleg dan plaats? Op welke wijze kan de gemeente daar sturend bij optreden?
Het lijkt mij een probleem waar de gemeente toch wel van op de hoogte moet zijn; dat is wel het min
ste. Misschien zou het een taak van de nieuwe Commissie voor Volkshuisvesting en Stadsvernieuwing
kunnen zijn om hierbij een vinger aan de pols te houden.
De heer Eijgelaar (weth.): Op de vraag van de heer Van den Eist zou ik met een volmondig ja wil
len antwoorden. Ik ben van mening dat er op korte termijn een toewijzingsbeleid moet komen. Dat mag
dan een centraal of een gericht toewijzingsbeleid worden genoemd. Het verschil is dat bij een cen
traal toewijzingsbeleid wordt uitgegaan van een opgelegd systeem en bij een gericht toewijzingsbeleid
van een systeem op basis van vrijwilligheid. Dit laatste kan ook wel een vorm van centraal toewij
zingsbeleid worden genoemd. Ik heb daar verder niet zoveel problemen mee. (De heer Knol: Kan men
dit centrale toewijzingsbeleid afdwingen?) Dat kan natuurlijk wel als de Woonruimtewet weer van
toepassing wordt verklaard op Leeuwarden. (De heer Knol: Het is dan niet meer zo dat het op vrijwil
lige basis gaat gebeuren.) Wij proberen het op dit moment op vrijwillige basis voor elkaar te krijgen
in overleg met de corporaties. Wij gaan ervan uit dat dit op deze manier geregeld kan worden. Wij
hebben allemaal hetzelfde doel voor ogen, ook de corporaties, namelijk een goed volkshuisvestings
beleid. Als wij dat samen met de corporaties hebben gerealiseerd, dan zullen wij niet nalaten om te
trachten ook de particuliere belegger hierbij te betrekken. De heer Van der Wal noemt een geval dat
hem ter ore is gekomen, namelijk dat een bepaalde woningbouwvereniging een bepaalde straat bestemd
voor bepaalde gevallen. Het is mij niet bekend en ik weet niet welke woningbouwvereniging of -cor
poratie wordt bedoeld. Wij zijn hier niet in gekend en hebben er ook geen weet van.
De Voorzitter: Misschien krijgen wij nog eens nadere informatie van de heer Van der Wal, dan
kunnen wij dit geval bekijken. (De heer Van der Wal: Ik vond het niet zo slim om dit soort straten hier
te gaan opnoemen.)
E. Woningbedrijf.
Mevrouw Wielinga-Graansma: Vraag 263. Ik heb deze vraag gesteld en ik wilde graag weten of
de wachttijden voor de eengezinswoningen, na gereedkoming van de woningen in Camminghaburen,
teruggebracht zullen worden, omdat deze wachttijden langer zijn dan die voor flats. Hebben gezin
nen met kinderen voorrang bij een eengezinswoning?
Verder zijn er allemaal vragen gesteld over de bewoning van de panden van het Gemeentelijk
VoningbedrijfMen zou dan zeggen dat alle huurders van gemeentewoningen die woningen slecht be
wonen. Ik vind dat men dat niet zo in het algemeen kan stellen.
De heer Janssen: Vraag 267 heeft betrekking op de isolatie van gemeentewoningen. Ik wilde in
dit verband vragen of er ook plannen bestaan om andersoortige gemeentegebouwen te isoleren. Ik denk
dan aan scholen, gemeentelijke kantoren enz.
De heer Knol: Ik wil allereerst een vraag stellen over het Woningbedrijf. Er is mij ter ore geko
men dat al een aantal weken een rapport gereed is over de organisatie van het Woningbedrijf. Het be
vreemdt mij wat dat de leden van de Commissie voor het Woningbedrijf dit rapport nog nooit onder
ogen hebben gekregen. Dit geeft de indruk alsof er iets aan de hand is. (De Voorzitter: Wij hebben
het ook niet gezien.) Het rapport is toch wel uitgebracht aan de gemeente. (De Voorzitter: Het komt
ook wel, maar ik zeg alleen dat wij deelgenoot zijn.)
Vervolgens vraag 262. Deze vraag gaat over de vermogenspositie van het Woningbedrijf ten op
zichte van de woningbouwcorporaties. In het antwoord spreekt u uzelf eigenlijk tegen. U zegt aan
de ene kant dat de vermogenspositie wordt bepaald door de economische waarde en aan de andere kant
dat de bezittingen overeenkomstig de voorschriften worden gewaardeerd tegen de boekwaarde. Vervol
gens worden daarop dan de afschrijvingen in mindering gebracht. Daar vloeit dan de vermogenspositie
uit voort. Het is dus of het een of het ander. Ik vraag dit om de volgende reden. U heeft een aantal
woningbouwcorporaties een brief gestuurd. Het betreft hier de woningbouwcorporaties die woningen
oezitten in Aldlan-oost. In de brief verzoekt u deze corporaties om de formaldehydeproblematiek op
te lossen en de normen die door het ministerie zijn gesteld aan te houden. Als je dat gaat uitrekenen,
dan kost dat miljoenen. De vraag is: Is de vermogenspositie van de woningbouwcorporaties die dit be
treft zodanig dat deze problematiek rond het formaldehydegas kan worden opgelost? Zo ja, wordt er
dan niet een zodanige aanslag op hun vermogen gepleegd dat daardoor in feite de rechten van de huur
ders die daar niets mee te maken hebben in grote mate worden aangetast?