XX /Olj H/03 F. Diversen. Mevrouw Otsen: Ik wil een korte vraag stellen naar aanleiding van punt 275. Is inmiddels bekend of de huurgewenningsbijdrage toch zal worden afgeschaft? Uit een gesprek met een van de ambtenaren - u was daar overigens zelf ook bij - heb ik begrepen dat deze regeling in het kader van Bestek '81 vrij zeker zal worden afgeschaft. Hoe is de stand van zaken momenteel? Mevrouw Wielinga—Graansma: Vraag 274. In de memorie van toelichting staat dat 70% van de 4.900 aanvragen een belastbaar inkomen had van 17.500,--. Hoeveel huizen zijn er in Leeuwarden voor de mensen die geen huursubsidie krijgen beschikbaar? De nieuwe huizen hebben een huurprijs van ongeveer 500, De heer Sterk: Ik heb een opmerking over het antwoord op vraag 273. De mensen uit de Simon de Vliegerstraat dreigen op dit moment een beetje in de verdrukking te raken. Zij willen graag verhuizen maar kunnen geen aanspraak maken op de 3.000,als vergoeding voor de verhuiskosten; men kan het ook ontruimingskosten noemen. In het antwoord staat ook dat "onderzocht zal worden of er een mogelijkheid bestaat om de woningen tijdelijk onder zogenaamd bijzonder contract weer te verhuren". Nu is er ook een briefwisseling met het ministerie geweest om de mensen die er nu uitgaan alsnog deze 3.000,— toe te kennen. Mocht het nu zo zijn dat men van het ministerie zegt er niet aan te willen meewerken omdat het niet kan, is het college in dat geval bereid om te zeggen dat het deze kosten dan voor eigen rekening neemt? Mevrouw Van der Werf: Ik wilde mij aansluiten bij de vraag van mevrouw Otsen en dan met name voor wat betreft het laatste gedeelte van het antwoord op vraag 275. De door mevrouw Otsen bedoel de ambtenaar heeft het afschaffen van de huurgewer.ningsbijdrage aangehaald in die zin dat afschaf fing toch wel een bedreiging van de renovatie en de doorstroming zou zijn. Ik vraag mij af waarom deze regeling anders zou zijn ingesteld. Ik vind dit een beetje een onzinnig antwoord. De Voorzitter: Op zulk soort vragen zullen wij maar niet reageren. De heer Van der Wal: Ik verwacht dat er eigenlijk wel op deze vraag gereageerd zal worden. Als je die regeling zou afschaffen, waarom is die dan ingesteld, er staat namelijk dat die regeling niet inhoudt dat doorstroming en renovatie daardoor zullen worden afgeremd. Het is ook in tegenspraak met eerdere uitspraken vanuit het ambtelijk apparaat. Ik dacht dat het college dus rustig kon antwoor den. Vraag 273. Ik heb mij er een beetje over verbaasd dat onderzocht moet worden of de woningen tijdelijk, onder bijzonder contract, verhuurd kunnen worden. Bij de Landbuurt is het nooit anders ge gaan. Ik heb daar zelf gewoond. Wij konden destijds met een hele ploeg mensen in deze huizen, maar de krotontruimingspremie was al betaald en die werd niet voor een tweede keer betaald. Het is heel simpel. Ik begrijp dan ook niet waarom het nu weer onderzocht moet worden. Het kost allemaal maar weer tijd van ambtenaren, terwijl het zo kan. De ambtenaren hebber, het al zo druk, horen wij steeds. Onderzoek nu niet overbodige dingen die wij allang weten, zou ik zeggen. De heer Knol: Vraag 273 heeft betrekking op de krotontruimingspremie. Vorig jaar november is in de Tweede Kamer een wetsontwerp aangenomen dat inhield dat uitsluitend voor gemeentelijke woningen die bestemd zijn voor afbraak een huurbeleid kan worden gevoerd, waarbij de normale huurbescherming niet meer geldt. Kan deze wet in dit geval ook van invloed zijn op het toekennen van de krotontrui mingspremie? Verder heb ik met de heer Van der Meer van de inspectie voor de Volkshuisvesting ge beld over de kwestie van de Simon de Vliegerstraat. Hij gaf mij binnen vijf minuten het antwoord dat er, wanneer de bewoner die er op een bijzonder huurcontract in gaat en daarbij een verklaring tekent dat hij afstand doet van de krotontruimingsregeling, geen enkel bezwaar aanwezig is om de huurder die op een normaal huurcontract in de woning zat maar daar nu uit trekt deze 3.000,te geven. Vraag 274 gaat over de 4.900 aanvragen om huursubsidie. Ik heb gevraagd hoe hier de spreiding is, geografisch gezien en gezien het eigenaar-zijn. U zegt dat het nogal veel werk is om dit na te trekken, maar naar mijn mening is het wel van belang om zo de woningmarktsituatie in Leeuwarden een beetje te kunnen doorgronden. Dit geldt met name ten aanzien van een eventueel selectief toe wijzingsbeleid. Ik dacht dus dat het van belang was om voortaan wel te noteren hoe deze verhouding precies ligt, geografisch en naar eigenaar. De heer Eijgelaar (weth.): In antwoord op de vraag van mevrouw Otsen moet ik zeggen dat nu nog niet bekend is of de huurgewenningsregeling zal worden afgeschaft. Dit is bij ons op dit moment niet bekend. Mevrouw Wielinga heeft gevraagd hoeveel woningen er in Leeuwarden beschikbaar zijn voor de laagstbetaalden, dus de grote groep. In Leeuwarden bestaat zestig procent van alle woningen uit huur woningen. In principe zijn die allemaal voor huurders bestemd en dus ook voor huurders met lagere inkomens. Om nu te zeggen dat zoveel procent of zoveel woningen in Leeuwarden betaalbaar zijn voor mensen met heel lage inkomens, kan ik niet doen. Wij hebben daar geen cijfers voor beschik baar. (Mevrouw Wielinga—Graansma: Het is wel zo dat bij de mensen, die huursubsidie krijgen, iede re loonsverhoging wordt afgetrokken van het huursubsidie. Deze mensen blij ven dus op hetzelfde peil.) U wilt zeggen dat het huursubsidie dan minder wordt, tenzij het percentage weer zou worden aange past. Dat is waar, ik kan alleen niet zeggen welk percentage woningen een zodanig lage huurprijs heeft dat deze mensen daarin zonder huursubsidie - daar komt het op neer - kunnen wonen. (Mevrouw Wielinga—Graansma: Huursubsidie is dan dus geen ideale oplossing.) Het is natuurlijk geen ideale op lossing, het is een mogelijkheid die gegeven wordt. De heer Sterk heeft gesproken over vraag 273 over de krotontruimingspremie voor bewoners in de Simon de Vliegerstraat. Dit punt is al een hele tijd geleden door de heer Knol naar voren gebracht. De heer Knol heeft gezegd dat hij contact heeft gehad met een mijnheer Van der Meer van het minis terie. Deze zei hem meteen dat de regeling wel anderszins kon worden toegepast. Wij hebben ons daarna in verbinding gesteld met het ministerie - de heer Knol is daarvan op de hoogte gesteld - en men was er toen helemaal niet zo zeker van of dat wel kon. Het kan ook niet zonder meer. De heer Van der Wal kan dan wel zeggen dat het vroeger in de Landbuurt waar hij zelf gewoond heeft ook mogelijk was, maar toen was de situatie natuurlijk anders. Er was toen een gemeentelijke regeling die hierin voorzag, nu is er een rijksregeling die hier wordt toegepast. Wij hebben hierover bij her haling contact gezocht met het ministerie. Ons is meegedeeld dat het wel zou moeten kunnen. Op het ministerie heeft men er geen bezwaar tegen en men vindt eigenlijk ook dat de oorspronkelijke be woner in aanmerking moet komen voor de krotontruimingspremie, en de tijdelijke huurder daarna niet. lot nu toe is het volgens de regeling zo dat de laatste bewoner voor de krotontruimingspremie in aan merking komt. Als het pand, nadat het is verlaten, toch weer wordt bewoond door een ander, dan zou de laatste bewoner - dus niet de oorspronkelijke huurder - in aanmerking komen voor de krotontrui mingspremie. In Groningen is de regeling op deze wijze toegepast. In Groningen heeft men gezegd dat men de oorspronkelijke huurder bij het verlaten van de woning een krotontruimingspremie zou ver lenen. Men ging vervolgens de woningen toch tijdelijk verhuren, op bijzonder contract. Toen de mensen die op een bijzonder contract de woningen huurden deze moesten verlaten, maakten zij ook aanspraak op de krotontruimingspremie. Zij werden - uiteraard - met de regeling in de hand juridisch in het gelijk gesteld en Groningen kon voor de tweede maal betalen, nu echter niet op kosten van de rijksoverheid maar op eigen kosten. Het heeft Groningen drie miljoen gekost. Tegen ons is van de zij de van het ministerie gezegd dat het wel mogelijk is dat ten aanzien van die gevallen een gemeente lijke regeling tot stand komt. Dit zou dan een gemeentelijke verordening moeten zijn die door de raad is vastgesteld en door gedeputeerde staten is goedgekeurd. Met een dergelijke verordening in de hand zou het mogelijk zijn om een juridische basis te scheppen waarop deze zaak kan steunen, zodat een oorspronkelijke bewoner dan in aanmerking kan komen voor de krotontruimingspremie en het pand daarna nog onder bijzonder contract tijdelijk kan worden verhuurd zonder dat dit financiële consequen ties kan hebben. Wij zullen proberen om dit op korte termijn te realiseren, zodat dit van toepassing verklaard kan worden voor gevallen als de Simon de Vliegerstraat. De heer Sterk vraagt of wij de an dere gevallen dan voor eigen rekening kunnen nemen. Wij moeten daar erg mee oppassen, want zo krijgen wij weer rechtsongelijkheid. De vraag is dan namelijk waar dit wel en waar dit niet zal gel den. In het verleden hebben wij dit soort gevallen ook gehad. In de toekomst zullen wij misschien ook weer met deze problemen te maken krijgen. Ik ben van mening dat wij een en ander eerst juridisch goed moeten regelen, voordat wij het gaan toepassen. Nogmaals, wij zullen trachten op korte termijn hier iets voor te ontwerpen. Mevrouw Van der Werf vond het antwoord dat wij op vraag 275 hebben gegeven onzinnig. Ik zie het onzinnige van het antwoord niet precies in. Het zou kunnen zijn dat de doorstroming door het af schaffen van de huurgewenningsbijdrage wordt afgeremd, maar dat renovatie daardoor wordt afgeremd, geloof ik niet. De vragen van de heer Van der Wal heb ik hiermee ook beantwoord en datzelfde geldt voor de vragen van de heer Knol. Ik kan nog wel zeggen dat een wijziging in de huurbeschermingsbepaling met betrekking tot saneringspanden hiervoor geen soelaas biedt, zoals de heer Knol inmiddels al wel heeft begrepen. Verder heeft de heer Knol nog gevraagd of het niet van belang is te bekijken hoe,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 54