14 Jöê> geografisch gezien, de situatie met betrekking tot de toekenning van huursubsidie ligt. Ik weet niet of dit een goede zaak is, nog afgezien van het feit dat het erg veel werk vergt. Als bekend is hoe de situatie precies ligt, dan wordt er ook over gepraat en ik geloof niet dat het een goede zaak is als gezegd zou kunnen worden dat bij voorbeeld in een bepaalde stadswijk negentig procent of mis schien wel meer van de mensen die daar wonen huursubsidie krijgt. Men zou de gegevens dan uitslui tend intern moeten gebruiken. Op dit moment hebben wij daar geen behoefte aan. Indien blijkt dat dergelijke gegevens voor een bepaalde woningtoewijzing van belang zijn, dan zullen wij het alsnog wel uitzoeken. Overigens ben ik echter van mening dat het om sociale redenen niet gewenst is om enige bekendheid aan de gegevens te geven. (De heer Knol: Dat heb ik ook niet gevraagd.) U hebt gevraagd of het bekend is. (De heer Knol: Dat is wat anders dan er bekendheid aan geven.) De Voorzitter schorst, om 21.05 uur, de vergadering voor de pauze. De Voorzitter heropent, om 21.30 uur, de vergadering. De Voorzitter: Ik stel voor snel met onze werkzaamheden te beginnen, want het is steenkoud in deze zaal PAR. 6. BELEIDSSECTOR NUTSBEDRIJVEN. A. Gemeentelijk Electriciteitsbedrijf. De heer Van den Eist: U schrijft in het antwoord op de vragen 276 en 277 dat de tarieven voor openbare nutsbedrijven niet het karakter van belastingen hebben, omdat een eventueel voor- of na delig saldo van de gemeentebegroting niet van invloed is bij de vaststelling van de tarieven. Zoals ook in de vraagstelling lag besloten, zou ik het willen omdraaien. Ik denk dat de gemeente wat haar bestedingsmogelijkheden betreft toch wel veel belang heeft bij een fleurige positie van de openbare nutsbedrijven, omdat - zoals ook in het antwoord wordt gezegd - dit de bestedingsmogelijkheden mede bepaalt. Qua opvatting over deze zaak zitten wij op een verschillend spoor. Naar mijn me ning gaat het wat de tariefstelling bij openbare nutsbedrijven betreft niet aan om winsten te maken, anders dan nodig om een redelijke nutsvoorziening in stand te houden. Ik heb de neiging om te den ken dat met name bij de tariefstelling voor gas heel andere, landelijke, overwegingen de boventoon zijn gaan voeren. Ik zou toch nog eens willen aandringen op het aanwenden van de invloed van ons college in de VEGIN om tot een andere tariefstelling voor met name gaslevering te komen. Ik denk dan aan het invoeren van een geringer aantal klassen van verbruikers wat betreft het volume van ver bruik. Daarbij kan een toename van het verbruik een hoger tarief opleveren, met andere woorden, als je zuinig bent, dan kom je niet in de hoge tarieven terecht. Ik denk niet dat wij het alleen voor het openbaar nutsbedrijf in Leeuwarden of alleen voor Friesland moeten doen. Dat is de reden waarom ik u vraag uw invloed in de VEGIN aan te wenden om dit eens te bekijken. Het denken hierover op andere bestuurlijke niveaus is immers de laatste jaren aan wijziging onderhevig. Ook zou ik u in over weging willen geven de in het najaar in Groningen verschenen dissertatie van G.J. van Helden over de tariefstelling en energiebesparing bij openbare nutsbedrijven te raadplegen. De suggesties in deze dissertatie zouden eens kunnen worden bekeken. Overigens vind ik, als er dan toch winsten worden gemaakt omdat de minister bij voorbeeld voorschrijft dat bepaalde tarieven om macro-economische redenen zouden moeten worden vastgesteld, dat de besteding daarvan via de algemene middelen niet structureel mag zijn maar per eenmalige uitgavepost voor een bepaald jaar moet worden bepaald. Men loopt anders vast als men een structurele besteding heeft gedaan, wanneer de minister weer andere in grijpende maatregelen neemt of zegt dat de winsten uit de regionale bedrijven zullen worden afge roomd en naar het rijk zullen worden toegetrokken. Ik wil u dan nog het volgende vragen. In de Commissie voor het Gasbedrijf hebben wij gespro ken over een stijging van de gastarieven met 23 cent. Er is toen even de mogelijkheid aangestipt dat de minister er niet mee akkoord zou gaan dan wel hogere tarieven zou voorschrijven. Is hier op dit moment uitsluitsel over te geven? De heer Eijgelaar (weth.): De heer Van den Eist heeft een belangrijk financieel aspect aan de orde gesteld door te zeggen dat de gemeente ten aanzien van de bestedingsmogelijkheid duidelijk be lang heeft bij een goed renderend bedrijf. Hij heeft ons gevraagd onze invloed aan te wenden om tot een andere tariefstelling te komen, met name bij Frigas. Het is echter zo dat niet de gemeente Leeu warden in de VEGIN zit, maar Frigas. De vraag van de heer Van den Eist zou dus eerst via de ver tegenwoordigers van Leeuwarden in Frigas aan de orde moeten worden gesteld. Men zou dan moeten trachten een ingang te vinden, zodat Frigas dit gevoelen zal overnemen. Ik moet echter wel opmer ken dat aan de tariefstelling en dus ook aan de winstmogelijkheden van de gasbedrijven een vrij lang durig landelijk overleg vooraf is gegaan. De minister weet natuurlijk dat de gasbedrijven in het alge meen en de gasbedrijven in het Noorden in het bijzonder vrij goed renderen. Het is geen geheim dat het de bedoeling is dat de middelen die hierdoor voor de gemeenten beschikbaar komen ook door de gemeenten voor infrastructurele of andere gemeentelijke activiteiten worden besteed. Zoals de heer Van den Eist weet, komt een en ander bij ons in de algemene middelen en wij doen daar het nodige goede mee. Ik denk dat de bereidheid in het algemeen van de gasbedrijven en ook van Frigas en de deel nemers in Frigas nou niet zo erg groot zal zijn om daarvan af te stappen en dit ten principale een keer ter discussie te stellen. Ik wil de heer Van den Eist echter wel beloven dat ik het zal aftasten en zal bekijken wat de reacties binnen ons college en binnen Frigas zullen zijn. Verder heeft de heer Van den Eist gezegd dat de winsten, verkregen uit nutsbedrijven, niet struc tureel besteed moeten worden, omdat men daarmee in de problemen kan komen. Ik vind dat dit duide lijk een kwestie van financieel beleid is. Wij kunnen de opmerking van de heer Van den Eist op dit moment dan ook wel voor kennisgeving aannemen, lijkt mij. (De heer Ten Brug (weth.): Op pagina 11-6-1 wordt een batig saldo aangegeven. Het restant batig saldo na uitkering normwinst en reserve ring voor energiebesparing, een bedrag van 500.000,is voor 50% gebruikt als algemeen dek kingsmiddel en voor 50% voor het doen van extra afschrijvingen. In feite wordt het batig saldo niet structureel gebruikt, alleen, wij maken door 50% te gebruiken voor extra afschrijvingen wel struc turele ruimte. In feite is dit dus eenmalig.) Ik wil dan nog een opmerking maken met betrekking tot de verhoging van het tarief met 2^ cent per kubieke meter. De minister had voorgesteld om driemaal een verhoging van 2^ cent toe te passen. Na onderhandelingen met de VEGIN, die een ander voorstel had, is een verhoging van tweemaal twee cent en eenmaal één cent vastgesteld: twee cent in 1979, twee cent in 1980 en één cent in 1981 Zo is het dus voor drie jaar vastgesteld, met dien verstande dat de stijging van de brandstofprijs tot een bedrag van boven de 210,van invloed kan zijn op een autonome stijging van de kubieke meterprijs. B. Energiebesparing. De heer Van den Eist: Ik zou de suggestie willen doen om bij de planontwikkeling voor het bestem mingsplan na Camminghaburen vanaf het eerste moment de mogelijkheden van stadsverwarming mee te nemen. Misschien is deze suggestie wat aan de vroege kant, maar dit kan nooit te vroeg gebeuren, dunkt mij. De onderhandelingen over stadsverwarming moeten in een zo vroeg mogelijk stadium begin nen, opdat de besluitvorming hierover niet onnodig allerlei andere activiteiten zal ophouden. De heer Sterk: Vraag 281Op 3 april 1978 heeft de raad besloten om geen stadsverwarming in Camminghaburen te laten aanleggen. Het is nu echter wat verder in de tijd. Nu is de gemeentelijke opstelling nogal met die van Frigas, NEOM en KEMA verbonden. Vandaag de dag zijn er ook particu lieren die met betrekking tot stadsvernieuwing wel het een en ander kunnen presteren, hetzij in een groot hetzij in een klein project. Met de heer Van den Eist zou ook ik ervoor willen pleiten om bij het aanwijzen en het realiseren van een nieuw bestemmingsplan bij de bouwactiviteiten ook deze men sen in te schakelen. Dit kan misschien zelfs al wat eerder gebeuren, namelijk bij het deelplan dat in het antwoord wordt genoemd. Ik weet niet wat de mogelijkheden zijn. Het antwoord op de vragen stelt mij in die zin teleur dat er op het ogenblik nog geen overleg is met het particuliere bedrijfsleven op dit punt. De heer Eijgelaar (weth.): Ik ben het met de heer Van den Eist eens dat bij een planontwikkeling voor een nieuw gebied tegelijk de hele problematiek van de stadsverwarming opnieuw moet worden bekeken. Ik hoop dat ik er aan kan bijdragen om dit in ieder geval te starten. Het aspect dat de heer Sterk noemde, moet naar mijn mening door de ambtelijke werkgroep nader onder ogen worden gezien. Het is misschien best mogelijk dat door de nieuwe ontwikkelingen, die zich ook duidelijk op dit terrein voordoen voor delen van bepaalde wijken en zeker van bepaalde nieuwbouw wijken, stadsverwarming kan worden toegepast. Ik kan het niet bekijken en ik weet ook niet welke moge lijkheden particuliere bureaus in deze hebben. Onlangs heb ik hier met een aantal mensen een gesprek over gehad en ik heb hen toegezegd dat ik dit in de ambtelijke werkgroep in zou brengen. Deze werk groep za! ons moeten adviseren over de mogelijkheden die er zijn om tot energiebesparing te komen. Nogmaals, het kan wellicht een deelproject zijn in het kader van wijkverwarming, stadsverwarming enz. Ik wil de heer Sterk wel toezeggen dat dit in ieder geval nader onder ogen zal worden gezien.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 55