18* O 3 In bet verleden hebben wij al eens moeilijkheden gehad met de consignatieregeling. U hebt ge tracht door middel van vrijwilligers het consignatie-probleem op te lossen; dat was het voornemen in het vorige beleidsplan. Het aantrekken van vrijwilligers is echter niet gelukt en daarom dacht ik dat er op dit moment maar één ding overblijft, namelijk het korps op sterkte brengen en met een plan op de proppen komen om dit te realiseren. Het onder de sterkte houden van het brandweerkorps schuift volgens mij de problemen af op de brandweerlieden en hun gezinnen door middel van een consignatie. In het algemeen zal men geen bezwaar tegen consignatie maken, als maar duidelijk blijkt dat men van de zijde van de gemeente van plan is om het korps op sterkte te brengen. De heer Do Jong: Mijn vragen liggen ongeveer op hetzelfde vlak als de vragen van de heer Pronk. Mijn opmerking heeft betrekking op vraag 287. In het beleidsplan zegt u dat u dertig vrijwilligers wilt in 1979. Zoals ook in het antwoord staat, geeft men in overleg met de leiding en met de medezeggen schapscommissie er de voorkeur aan om tot uitbreiding van het beroepspersoneel over te gaan. Is dit nu pas bekend geworden of is deze beslissing uit nood geboren? Als wij een uitbreiding van het aantal beroepskrachten tot zeventien man laten plaatsvinden, hebben wij daarvoor dan voldoende gelden uit getrokken? (De Voorzitter: Het antwoord heeft betrekking op de cijfers, er zijn dus wel voldoende gel den uitgetrokken.) Dank u. Als de inspectie van het brandweerwezen een bezetting van 21 personen gewenst acht, terwijl wij als gemeente denken dat wij aan zeventien man genoeg hebben, dan is mijn vraag: Liggen onze verantwoordelijkheden anders dan bij de inspectie van het brandweerwezen? Zijn onze verantwoordelijkheden minder zwaar? Vervolgens zou ik nog een algemene opmerking willen maken. In de Grote Hoogstraat geldt voor de volledige 24 uur een parkeerverbod. Ik zou de controle op dit verbod graag verscherpt willen zien, want men houdt zich er niet aan. Als de brandweer bij voorbeeld 's avonds door die straat zou moeten rijden, dan kan dat gewoon niet, een griezelige zaak. De heer Van den Eist: Onlangs heb ik gelezen dat een aantal korpsen in samenwerking met de po litie gele kaarten uitdeelt. Dit gebeurt op plaatsen waar het in verband met het uitrukken van de brand weer gevaarlijk is om te parkeren. Het zijn plaatsen waar de politie niet meteen verbaliserend optreedt Men geeft de parkeerders op die plaatsen een gele kaart waarop duidelijk staat dat men verkeerd ge parkeerd staat en wel op een plaats die het uitrukken van de brandweer ernstig belemmert. Bij herha ling van deze overtreding zal de auto weggesleept worden op kosten van degene die verkeerd gepar keerd staat. Deze gele kaart gaat uit van de gemeentepolitie en de brandweer. Ik heb begrepen dat er een goede preventieve werking van uitgaat. Arnhem en Amsterdam werken al voor een deel met zo'n kaart. Wordt het hier ook overwogen? De heer Eijgelaar (weth.): Mevrouw Wielinga heeft gevraagd of het ook mogelijk is of meerdere bedrijven c.q. instellingen op de automatische alarmering worden aangesloten. Sommige instellingen zijn er wel op aangesloten, andere niet. Het is zeker mogelijk dat andere dan de nu aangeslotenen gebruik maken van de automatische alarmering. Tot nu toe gebeurt dit echter op basis van vrijwillig heid, wij kunnen hen er niet toe verplichten. De mogelijkheid is in Leeuwarden aanwezig dat meer dere instellingen op deze automatische alarmering worden aangesloten. (Mevrouw Wielinga— Graansma: Vindt u het niet noodzakelijk dat de ziekenhuizen en de bejaardenhuizen er allemaal op worden aan gesloten?) Ik vind dat wel noodzakelijk en ik wil dat zeker bepleiten. Alle instellingen zijn van deze mogelijkheid op de hoogte, maar wij kunnen het niet opleggen. De heer Miedema heeft gevraagd of het niet mogelijk is om ergens in de binnenstad een brand weereenheid te stationeren, met name op de vrijdag wanneer het erg moeilijk is om de binnenstad te bereiken. Intern hebben wij hier al eens over gesproken, maar het is erg moeilijk om de plaats te be palen waar zo'n eenheid moet worden gestationeerd. Je weet nooit precies waar eventueel gevaar dreigt. In het verleden hebben wij deze zaak vrij uitvoerig bekeken. Op dit moment is de binnenstad met een zeer geringe vertraging redelijk goed te bereiken, ook op vrijdag. Het bewijs daarvan is on langs geleverd toen er een brand in de Nieuwesteeg was. De brandweer heeft mij meegedeeld dat zij op dit moment niet een dwingende noodzaak ziet om ergens in het centrum op vrijdag permanent een eenheid te stationeren, omdat dit op nog grotere problemen zou kunnen stuiten dan die welke men nu moet overwinnen. Dit biedt dus waarschijnlijk niet de oplossing die verwacht zou mogen worden. De heer Pronk heeft gevraagd of sollicitanten voor de vrijwillige brandweer inmiddels bericht hebben gekregen dat de zaak niet doorgaat. De sollicitanten hebben tot op dit moment geen bericht daarvan gehad, omdat de raad immers nog zou kunnen besluiten om het voorstel zoals wij dat hebben geaaan niet over te nemen. Wij zouden dan misschien toch nog een beroep op een aantal van deze mensen moeten doen. Als de raad conform het voorstel beslist, dan zullen deze mensen binnenkort - dat kan binnen een paar dagen na de beslissing - daarvan in kennis worden gesteld. Verder heeft de heer Pronk nog gevraagd hoe het beleid ten aanzien van het aantrekken van vrou welijke beroepskrachten is. Wij zouden volgens hem nog kunnen putten uit een aantal sollicitaties die er zijn. Als wij tot uitbreiding van ons korps over zullen gaan, dan zullen daarvoor nieuwe adver tenties moeten worden geplaatst. Toekomstige vrouwelijke beroepskrachten kunnen daar dan op solli citeren. Uit de eventuele sollicitanten zullen dan de meest geschikte kandidates worden gerecruteerd. Verder heeft de heer Pronk enige opmerkingen gemaakt over de sterkte van het korps. Zoals hij zelf ook al opmerkte, is dit inderdaad eerder in de raad besproken. Is het niet beter dat er een grotere bezetting is en zou niet een uitbreiding tot 21 man moeten volgen? Dat zou inderdaad een ideale si tuatie zijn, maar of het ook werkelijk nodig is en of onze verantwoordelijkheid zodanig wordt ver zwaard dcordat er een lager aantal is, waag ik te betwijfelen. Wij hebben in het beleidsplan voorge steld om in eerste instantie een uitbreiding tot zeventien mensen per ploeg te laten plaatsvinden. De heer Pronk heeft uitgerekend dat dit als regel betekent dat de eerste en de tweede uitruk verzekerd zijn. Dan moet er een beroep worden gedaan op het personeel dat op dat moment geen dienst heeft. Dit is mogelijk door het "pieper"-systeem dat wij hebben ingevoerd. Het oproepen kan dus zeer ge richt gebeuren. Wij kunnen zo op basis van vrijwilligheid met een beperkt aantal mensen afspraken maken; op het ogenblik gebeurt dit al. Bovendien hebben wij in het kader van de B.H.D. ook de mo gelijkheid om bij calamiteiten een beroep te doen op andere mensen dan die van het eigen korps. Het is slechts zelden dat ook de tweede uitruk dienst moet doen. Per jaar gaat het om slechts enkele keren, zodat het vrijwel nooit zo is dat bij een bezetting van zeventien mensen er geen ander personeel in de kazerne aanwezig is. Dit brengt ons ertoe om te zeggen dat het op dit moment een verantwoorde zaak is om met drie ploegen van zeventien mensen te werken. Het betekent niet dat wij zeggen dat daar mee de kous af is en dat wij nooit tot verdere uitbreiding zullen moeten overgaan. De taken van de brandweer kunnen best eens toenemen. Het is ook wel mogelijk dat de aanwezigheidstijd nog weer wordt teruggebracht. De stad zal geleidelijk verder uitbreiden en misschien heeft ook dat invloed op het beroep dat op de brandweer wordt gedaan. De kazerne is dus in zijn algemeenheid niet leeg, zoals de heer Pronk stelt, slechts in incidentele gevallen zal dit zo zijn. In dat geval wordt er een beroep op anderen gedaan die dan ook in goed overleg snel ter plaatse willen en kunnen zijn. Ook op de vragen van de heer De Jong heb ik hiermee voldoende antwoord gegeven. De kwestie die de heer Van den Eist heeft aangesneden kan nader worden bekeken. Wellicht kan dit systeem voor Leeuwarden in bepaalde situaties een oplossing bieden. Wij zullen echter eerst pro beren de ervaringen elders na te gaan. De heet Pronk: Volgens de wethouder is de kazerne eigenlijk nooit leeg. Het probleem waar het om draait, is de consignatie. Daarom wil men de vrijwilligers aantrekken. Dat is echter niet gelukt. Nu gaat men dus een "wisseltruc" toepassen, namelijk: men levert de vrijwilligers in tegen beroeps krachten. Aan de andere kant schrijft u in het beleidsplan dat een bezetting van 21 mensen gewenst is en dat het aanbeveling verdient om dit aantal daadwerkelijk te realiseren. U wilt daar echter niet naar handelen. Ik vind dit een vreemde zaak. Mevrouw Otsem: De wethouder heeft zich over de kwestie van de positieve discriminatie niet uit gesproken, hoewel de heer Pronk daar duidelijk naar heeft gevraagd. Ik zou daarom willen vragen of bij gelijkwaardige kwaliteiten vrouwen voorrang krijgen om juist het patroon te doorbreken dat het ene werk typisch geschikt is voor vrouwen en het andere werk typisch voor mannen. De heer Eijgelaar (weth.): Ik weet niet precies wat mevrouw Otsen bedoelt wanneer zij zegt dat het ene werk geschikt is voor mannen en het andere voor vrouwen. (Mevrouw Otsen: In het algemeen wordt gemeend dat alleen mannen deel uit kunnen maken van de brandweer, vandaar mijn vraag.) Wij moeten, zoals ik zojuist al heb gezegd, afwachten welke kandidaten er komen. De meest geschikte kandidaten dienen aangesteld te worden, of dat nu mannen of vrouwen zijn. Dan noemt u het geval van twee gelijkwaardige krachten. Naar mijn stellige overtuiging komt het vrijwel nooit voor dat twee kandidaten gelijkwaardig zijn. Wij zullen gewoon de beste moeten zien te recruteren en dat zullen wij zonder onderscheid des persoons doen. De Voorzitter: Ik zou van mijn kant nog één opmerking willen maken. Dit probleem is ook lande lijk in studie. Ik heb het voorrecht in het landelijk bestuur van de Koninklijke Brandweervereniging te zitten en daar wordt gesteld - ik zeg dus niet dat het mijn mening is, ik kan er geen mening over hebben want de kwestie is op het ogenblik in studie - dat er bij deskundigen aarzeling bestaat of men met name bij de brandweer vrouwen gelijk kan en mag stellen aan mannen. Er komen bij het brand- blussen situaties voor die dermate rauw en ruw en moeilijk zijn dat men wel een vraagteken bij deze

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 57