23 US'
J/l)
2Z 111
De Voorzitter: Er geldt een meldingsplicht voor dergelijke schepen. Volgens de wet kunnen dan
aanwijzingen worden gegeven en die hangen weer af van de categorie gevaarlijke stoffen. Dat is het
formele kader.
De heer Eijgelaar (weth.): De meldingsplicht geldt voor het wegvervoer en ook voor het vervoer
te water. Wij gaan ervan uit dat deze meldingsplicht goed wordt nageleefd, meer kunnen wij er niet
aan doen. (De heer Bijkersma: De gemeente Groningen heeft langs een kanaal ergens buiten Gronin
gen grote borden aangebracht met daarop de vermelding van de plaatsen waar schepen met gevaar
lijke stoffen moeten aanleggen. Misschien is dit gebruik van borden ook voor Leeuwarden te over
wegen.)
De Voorzitter: Ik zie het nut er niet van in. Er is een meldingsplicht voor deze schepen. Als men
aan deze meldingsplicht voldoet, dan heeft de havenmeester de taak om aanwijzingen te geven. Als
men de meldingsplicht niet naleeft, dan is het een zaak voor de politie om er controle op uit te oe
fenen, want anders sta je met of zonder bord machteloos. Zo'n bord zou alleen zinvol zijn als hier
regelmatig schepen met gevaarlijke lading komen. Men zou dan namelijk al van afstand kunnen zien
waar men heen moet varen. Wij hebben daar nooit enig probleem mee gehad.
De heer De Vries: Het gaat in hoofdzaak om schepen die geladen zijn met benzine. Tot voor en
kele jaren kwamen deze schepen nog wel aan de oostkant van de stad binnen, maar nu varen zij al
leen naar het westelijk industrieterrein bij de Shell en naar de Zwettehaven. (De heer Bijkersma: Het
gaat mij niet alleen om schepen die geladen zijn met benzine. Wij hebben nu net een vaarverbod ge
had. Er kunnen dus best schepen met gevaarlijke lading gedwongen zijn om in Leeuwarden te blijven
liggen. In het belang van de inwoners van deze stad lijkt het mij van belang dat er een goede rege
ling is.)
De Voorzitter: Er is een goede regeling. Er is een wet. Uit die wet vloeit de regeling voor sche
pen met gevaarlijke stoffen voort, namelijk de meldingsplicht. In de wet worden categorieën gevaar
lijke stoffen aangegeven. In de wet staat ook dat de havenmeester bepaalde aanwijzingen kan geven.
Het is allemaal geregeld. Tot dusver hebben wij geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat
bepaalde dingen in Leeuwarden niet in orde zijn. Wij moeten een en ander natuurlijk wel in de ga
ten houden. De havenmeester en de politie moeten het volgen. Ik vertrouw erop dat zowel de haven
meester en zijn personeel als de politie met de mensen die beschikbaar zijn - ook de waterpolitie heeft
taken in deze - oppassen dat er geen dingen gebeuren die wij zouden willen voorkomen. Een ding blijft;
altijd - de heer Eijgelaar wees daar terecht op -, namelijk dat er een schip met een gevaarlijke lading
binnenkomt dat zich niet aan de meldingsplicht houdt. Dat kan ook met een vrachtwagen gebeuren.
In zo'n geval staan wij machteloos. Afgezien van deze overtreding zit de zaak goed in elkaar.
De heer Eijgelaar (weth.): Mevrouw De Jong heeft gevraagd om toch nog eens te overwegen of er
niet een telefoonaansluiting op de Lorenzkade moet komen. Wij hebben daarnaar geïnformeerd, de
P.T.T. voelt er helemaal niets voor. Voor de P.T.T. zou dit namelijk een volstrekt onrendabele si
tuatie zijn. Verschillende schepen zijn uitgerust met apparatuur die het mogelijk maakt om ook bui
ten Radio Scheveningen om te alarmeren. Verder moet het mogelijk zijn om in geval van een nood
situatie de mensen die aan de Lorenzkade wonen te benaderen. Mevrouw De Jong noemt het geval
van ziekte en dergelijke. Dan is het volgens mij altijd mogelijk dat in de buurt woonachtige mensen
bereid zullen zijn om hun telefoon beschikbaar te stellen. Op dit moment kunnen wij daar verder niets
aan doen
De heer Jansma heeft gevraagd of bij de realisering van de evenementenhal een derde deel van
deze hal permanent als sporthal kan worden gebruikt. Een derde deel van deze hal zal als sporthal wor
den ingericht maar is niet permanent beschikbaar voor sport. Het is in de eerste plaats een evenemen
tenhal, waar ook sportevenementen kunnen worden gehouden. Als er geen evenementen zijn die het
noodzakelijk maken dat ook het deel dat als sporthal is ingericht wordt gebruikt, dan kan dat gedeel
te voor sportdoeleinden worden gebruikt. Zo is de regeling ten aanzien van het gebruik van de eve
nementenhal en het sporthalgedeelte, zowel afzonderlijk als gecombineerd. Een permanent gebruik van
het een of het ander is er echter niet.
PAR. 9. BELEIDSSECTOR ECONOMISCHE AANGELEGENHEDEN.
A. Werkgelegenheid.
De heer Bijkersma: Ik wil graag nog wat dieper ingaan op de post van 50.000,voor eventu
ele verplichtingen in het kader van extra voorlichtings- en acquisitieactiviteiten. Wij hebben hier
al eens vaker vragen over gesteld. Nu is ons gebleken dat de post die vorig jaar is uitgetrokken niet
besteed is, omdat men dacht dat door de Industrialisatieraad andere activiteiten zouden worden onder
nomen. Onze vraag is: Welke waren de extra verplichtingen die de Industrialisatieraad op zich zou
nemen? Wat zou deze raad gaan doen? Het was u bekend dat er extra activiteiten zouden komen.
Welke activiteiten waren dat?
Verder wil ik nog een algemene vraag stellen. De wethouder lijkt er niet van overtuigd te zijn
rlnt nr-m i kit ie voor Leeuwarden alleen een noodzaak is. Wij blijven van mening dat het weieens een
ERRATUM
Op blz. 23 van het verslag van de vergadering op dinsdag 16 januari 1979
van de afdeling III van de gemeenteraad van Leeuwarden ter voorbereiding
van de behandeling van de ontwerp-begrotingen voor 1979 en het ontwerp-
beleidsplan 1979-1983 dienen de regels 25 en 27 van boven als volgt te
worden gelezen: "In 1970 was de verhouding tussen vrouwelijke en manne
lijke werklozen namelijk nog omstreeks 1:8, maar eind 1978 is deze
verhouding ongeveer 1 2,5 geworden." "Met betrekking tot Leeuwarden
is de verhouding nog iets ongunstiger, namelijk 1 1,9."
verandert. Ik heb ook niet zo gauw een oplossing bij de hand, maar ik vraag mij af in hoeverre de
vrouwen in de Regio Leeuwarden qua scholingsgraad en specifieke omstandigheden onderling verschil-
en. Wijken de beroepen waarnaar hun voorkeur uitgaat en waarvoor zij geschoold zijn af van de ge-
pevens hieromtrent uit de plattelandsgebieden? In hoeverre spelen de scholingsfaciliteiten van het
jk - Sociale Zaken - hier voldoende op in? Wat kunnen wij hieraan doen? Wat kunnen wij bij pro
vincie en rijk bepleiten?
De hear Jansma: Mei it andert op fraech 301 bin ik it wol aerdich iens, mar ik woe noch hwat
ierder gean. Ut de sifers fan it Arbeidsburo fan Ljouwert blykt dat de wurkleazens yn Ljouwert mear as
waris sa heech is as yn oare gemeenten, wylst it wurkgebiet praktysk itselde is. Dat komt orrït de bifol-
ing fan Ljouwert, mei troch de suburbanisaesje, stadichoan in oare gearstalling krigen hat. Dy suburba-
isaesje moat alderearst tsjingien wurde, der bin ik it mei iens. It liket my lykwols ta dat dit net ge-