261/3
is een bittere constatering, want deze Bijzondere Regionale Toeslag is in wezen de enige maatregel
die kan helpen. Deze maatregel zal niet helpen om hier bedrijven heen te krijgen, maar hij kan wel
helpen de uitbreiding van de bestaande bedrijven te bevorderen en de problematiek van de verschui
ving van bedrijven binnen de provincie op te lossen. De CAF is van dit laatste een prachtig voorbeeld.
De CAF breidt uit in Drachten. Dat is heel eenvoudig, omdat dit bedrijf daar aanzienlijke kapitalen
aan premies heeft kunnen krijgen, die het in Leeuwarden niet kon krijgen. Men mag zich geen illusie
maken, de wethouder heeft dat ook duidelijk gezegd. Men denkt soms dat het beeld van de jaren vijf
tig nog steeds geldt. Daarin vergist men zich. Toen was het zo dat men hier nieuwe bedrijven kon krij
gen. Dat gebeurde echter alleen maar op grond van het feit dat de arbeidsmarkt in het Westen over
spannen was en wij hier een groot overschot aan ongeschoolde arbeidskrachten hadden. Dat was ook
de tijd van het met koffertjes op reis gaan om dependances van de bedrijven naar hier te krijgen. Die
wereld is werkelijk voorbij, die wereld bestaat niet meer.
De heer Eijgelaar (weth.): Een heel belangrijk facet is nog wel de faciliteiten die je bepaalde
bedrijven die willen uitbreiden kunt bieden. Dat is niet nieuw, het is hier vaker aan de orde geweest.
Wij hebben de ruimte voor industrievestiging, ruimte voor kleine kantoren hebben wij niet of nauwe
lijks. De uitbreiding die vaak mogelijk is door belendende percelen bij een bestaand pand te trekken
is ook een zaak die nog weieens de nodige problemen geeft. Flet gebeurt nog wel dat men door te ver
trekken naar andere plaatsen meer mogelijkheden krijgt. Dat hangt weer samen met de Bijzondere Re
gionale Toeslag.
De h eer Bijkersma: Ik wil dit punt claimen en zal daarvoor een motivering geven. Ik heb waarde
ring voor hetgeen wordt gedaan om hier bedrijven en instellingen te krijgen. Uit het antwoord van de
wethouder heb ik echter begrepen dat zijn visie zo is dat hij vindt dat acquisitie in het kader van de
Industrialisatieraad moet plaatsvinden. (De heer Eijgelaar (weth.): En de N.O.M.) Dit is een visie
die ik niet direct deel en onder bepaald voorbehoud wil ik dit punt toch claimen.
C. Detailhandel.
De heer De Jong: In het antwoord op vraag 306 wordt gesuggereerd dat ondernemers, indien zij
schade lijden van de handelwijze van bedrijven met betrekking tot de Winkelsluitingswet, een civie
le procedure moeten aanspannen. Ik dacht niet dat het bezwaar van de detailhandel hier om ging,
maar dat de detailhandel graag een goed beleid verwezenlijkt wil zien om te komen tot een goed
economisch verkeer. Als de Hoge Raad uitspreekt dat bedrijven, die andere artikelen verkopen dan
alleen datgene wat zij zelf nodig hebben, in strijd met de wet handelen, dan is het onbevredigend
dat zulke bedrijven zowel op dinsdagavond als op donderdagavond open kunnen zijn. Het gaat dan
niet om de procedure maar om de gelijkheid van behandeling om te komen tot een goed economisch
verkeer. Daar gaat het bezwaar van de detailhandel om.
Met betrekking tot vraag 307 zou ik ervoor willen pleiten dat wij voor het verlenen van onthef
fingen aan shows, tentoonstellingen en antiekbeurzen de zondag buiten beschouwing laten. Dit met
het oog op een goed geordend economisch verkeer, want de gevestigde detailhandel mag 's zondags
niet geopend zijn.
In het antwoord op vraag 308 wordt gesproken over het overleg met een aantal instellingen. Is dit
overleg al afgerond? Valt op korte termijn te bekijken wanneer dit distributie-planologisch onderzoek
kan worden gehouden?
De heer Eijgelaar (weth.): De opmerking van de heer De Jong over vraag 306 kan ik als volgt be
antwoorden. Wij voeren in deze natuurlijk een goed beleid, de heer De Jong had ook niet anders ver
wacht dan dat ik dat zou zeggen. Het bedrijfsleven kan er verzekerd van zijn dat het beleid goed is.
Wij blijven in deze attent en wij zullen, zoals ook uit het slot van het antwoord op vraag 306 blijkt,
bekijken hoe de situatie met betrekking tot deze kwestie zich ontwikkelt om daar dan op in te spelen.
Ten aanzien van de opmerking van de heer De Jong over vraag 307 kan ik zeggen dat wij de wet
zullen toepassen. Wij zullen alleen ontheffing verlenen waar dat kan en niet anders. (De heer De Jong
Ik vroeg of u geen ontheffing voor de zondag wilde geven.) Als daar wettelijk geen bezwaren tegen
zijn, dan zullen wij die ontheffing niet zonder meer kunnen weigeren. Als het wettelijk niet is toe
gestaan, dan zal ook geen ontheffing worden verleend. Is het wettelijk echter wel toegestaan
(De heer De Jong: U mag ontheffing verlenen en u mag beslissen of u deze ontheffing wel of niet toe
staat. Ik vraag alleen of u voor de zondag geen ontheffing wilt verlenen.) Ik begrijp wel dat ik hele
maal geen ontheffing zou hoeven geven, maar u weet zelf hoe dat in het verleden meermalen is gegaan.
Als er een tentoonstelling, zoals de Recreana, in Leeuwarden wordt gehouden, dan gaat die niet op
zondag dicht. Ik denk ook niet dat de heer De Jong dat wil. Een en ander wordt per geval bekeken.
Als er bepaalde shows zijn, waarvoor een aanvraag is gedaan om op zondag open te zijn, en als de
wet dat toestaat, dan wordt het per geval bekeken en in zijn algemeenheid zal die toestemming wel
worden verleend. (De heer De Jong: Ik bedoel dit. Wij hebben twee keer een antiekbeurs op vrijdag,
zaterdag en zondag gehad. Daarvoor is toen ontheffing voor de zondag verleend en ik vind dat een
kwalijke zaak. Ik dacht niet dat wij dat moesten doen.) Het hangt ervan af wat de aard en het karak
ter van een dergelijke antiekshow is.
De Voorzitter: Uit het antwoord van de wethouder blijkt duidelijk dat het van geval tot geval
wordt bekeken. (De heer De Jong: Ik had een wat ander antwoord verwacht.) Ik kan mij voorstellen
dat u een en ander wat onbevredigend vindt. Men kan niet altijd gelijk krijgen, zo is het nu een
maal in het leven.
De heer Eijgelaar (weth.): Vervolgens blijven er nog de vragen van de heer De Jong met be
trekking tot punt 308. Van drie instanties zijn offertes binnengekomen. De komende weken zal met
deze mensen een gesprek worden gevoerd. Vervolgens zullen wij een van hen uitkiezen en wij hopen
dat het distributie-planologisch onderzoek dit voorjaar van start kan gaan.
De Voorzitter sluit, om 23.05 uur, de vergadering.