$/2<i
yf/2*
--
Mevrouw Van der Werf: U bent nu meer ingegaan op inhoudelijke zaken als het bevorderen van de
samenhang met betrekking tot het algemeen maatschappelijk werk en het samenwerken daarbij met
andere instellingen. Deze zaken komen in de nota aan de orde. Ik heb echter ook de vraag gesteld
hoe het op dit moment met de weekeinddiensten zit. Als hierin door de Stichting Maatschappelijke
Dienstverlening niet voorzien kan worden of als deze stichting op de een of andere manier het initia
tief niet neemt, zou dan niet door de gemeente middels de instellingen die zij subsidieert, bij voor
beeld de Gemeentelijke Sociale Dienst, in die leemte moeten worden voorzien?
De heer De Vries (weth.): Wij hebben geen enkele aanwijzing in hoeverre in onze gemeente be
hoefte is aan een dergelijke vorm van hulpverlening. (Mevrouw Van der Werf: Dit stond als beleids
doel genoemd in het beleidsplan 1977-1981.) Het particulier initiatief zal ons duidelijk moeten ma
ken op welke problemen zij daarbij stuit. Er is niemand geweest die ons duidelijke informatie heeft
kunnen verschaffen hoe een en ander hier ligt. Ongeveer anderhalf jaar geleden heeft de heer Schaaf-
sma, die toen wethouder was, zich in deze zaak verdiept. Hij heeft ook informatie ingewonnen om
trent het functioneren van dit soort instituten. Hij is er zelfs voor naar Groningen geweest om zich
ook daar te oriënteren. Wij weten alleen dat in Groningen de hulpverlening functioneert. Wanneer
wij dit echter in Leeuwarden op deze basis zouden moeten doen, dan zouden wij enorme bedragen
aan de hulpverlening beschikbaar moeten stellen voor aantallen die ons op dit moment per se ontgaan.
(Mevrouw Van der Werf: Daar heb ik het helemaal niet over. Ik heb het niet over crisisopvang. Waar
het mij om gaat, is het volgende: Mensen die door de week gewoon naar het algemeen maatschappe
lijk werk of naar de Gemeentelijke Sociale Dienst toestappen kunnen in het weekend nergens terecht.
In die zin is dit in 1977, tenzij ik het helemaal verkeerd heb begrepen, als beleidsdoel in het beleids
plan terechtgekomen. Wat ik nu vraag, is het volgende: In het antwoord staat te lezen dat die beleids
doeleinden nog steeds gelden. Wat is er sinds 1977 dan al gerealiseerd? Is er al een bereikbaarheids
regeling voor het weekend? Het hoeft niet een aparte instelling of iets dergelijks te worden.
De maatschappelijk werkers of de hulpverleners die bij de nu bestaande instellingen werken, kunnen
daar middels een weekenddienst in voorzien. Ik vraag dus of zo'n weekenddienst er nu al is. Als zo'n
weekenddienst er niet is, zou het dan niet zinvol zijn om een termijn aan het particulier initiatief te
stellen met betrekking tot het tijdstip waarop die zaak geregeld moet zijn? Anders zou de gemeente
zelf stappen moeten ondernemen om in een dergelijke bereikbaarheidsregeling te voorzien. Wethou
der Schaafsma is dus niet voor de zaak waar ik het nu over heb naar Groningen geweest.) Ik vind dit
een verschrikkelijk moeilijke opstelling. Wij kunnen vanuit de gemeente immers moeilijk het particulier
initiatief gaan betuttelen, in die zin dat wij zeggen dat men ervoor moet zorgen dat wij de nodige ge
gevens krijgen. In de praktijk is het naar mijn mening zo: Wanneer er behoefte is aan hulpverlening
dit geldt ook voor het weekend -, dan moet dit door duidelijke signalen kenbaar worden gemaakt.
Het laatste jaar heb ik hiervan op zich niets gemerkt. Wanneer deze behoefte er echter is, dan ben
ik graag bereid om ook in de contacten met de Raad voor de Maatschappelijke Dienstverlening deze
zaak verder uit te diepen. Ik ben het echter nog niet tegengekomen. Wanneer echter blijkt dat er
inderdaad toestanden zijn, waardoor ook in het weekend hulp geboden moet kunnen worden, dan zul
len wij ons daaraan niet onttrekken. Er ligt een afspraak van de Gemeentelijke Sociale Dienst met
de ree lasser ingsinstel I ingenDeze regeling maakt het de reclasseringsinstel I ingen mogelijk dat zij, wan
neer zij in het weekend met ex-gedetineerden die in moeilijkheden zijn krijgen te maken, gemach
tigd zijn om hulp te verlenen. Zij kunnen volstaan met deze zaak na het weekend bij de Sociale
Dienst te melden. Voor het overige hebben wij geen sluitende hulpverlening maar ik weet ook niet
of hieraan concrete behoefte bestaat. (Mevrouw Van der Werf: Ik heb de betreffende bladzijde uit
het beleidsplan voor mij liggen en er staat heel duidelijk: "Het instellen van weekenddiensten ten
behoeve van cliënten in crisissituaties is eveneens een belangrijke zaak. Dat is een uitspraak ge
weest die naar ik aanneem ergens op is gebaseerd.) (De Voorzitter: Ik heb gezegd dat wij na de pauze
op uw vragen met betrekking tot crisissituaties terug zouden komen.) (Mevrouw Van der Werf: Een en
ander staat genoemd onder algemeen maatschappelijk werk. Dit zijn dus niet de crisissituaties waar
voor wethouder Schaafsma met een onderzoek bezig is geweest; dat betrof namelijk de psychiatrische
opvang. Ik wil dit punt graag claimen voor de plenaire zitting.)
Mevrouw Waalkens: Ik wilde nog graag een antwoord op mijn vraag. Die betrof punt 349. Uit het
antwoord op die vraag kan men opmaken dat het college zelf ook geen heil ziet in het binnenkort tot
standkomen van een beleidsplan voor de Raad voor de Maatschappelijke Dienstverlening. Als men
echter vraag 351 leest, dan lijkt de Raad voor de Maatschappelijke Dienstverlening het beleidsplan
al op zak te hebben. Ik zou daarover graag de mening van de wethouder willen vernemen.
De heer De Vries (weth.): Het laatste kan ik in zoverre bevestigen dat er inderdaad hard wordt
gewerkt aan het op een rij zétten van de verschillende zaken. Wij verwachten op korte termijn
vanuit de Raad voor de Maatschappelijke Dienstverlening de eerste aanzetten tot een beleidsplan
wat de sector zorg betreft. (Mevrouw Waalkens: Op welke termijn verwacht u dit ongeveer?) Dat
weet ik niet. Ik heb het idee dat deze zaak met een paar maanden verder zal zijn. (Mevrouw Waal
kens: Ik zal deze vraag volgend jaar nog wel een keer stellen.)
De Voorzitter: Als de Raad voor de Maatschappelijke Dienstverlening zich houdt aan de gemaakte
afspraken, dan hoeft u deze vraag volgend jaar niet weer te stellen.
B. Bejaardenaangelegenheden.
Mevrouw Willemsma—de Jong: De 7%-norm hangt als het zwaard van Damocles boven de provin
cie Friesland en helemaal boven de gemeente Leeuwarden. In het antwoord op vraag 356 staat: "Wij
hebben bij herhaling bezwaar gemaakt bij de daarvoor in aanmerking komende instanties tegen de 7%-
norm." Beziet u dat nu zo: Dat hebben wij gedaan en wij wachten maar af? Of blijft u hiertegen pro
testeren? Wij willen graag het laatste, waaraan ik de vraag zou willen vastknopen of u er ook uw
best voor wilt doen dat onze bejaarden, die niet in bejaardenhuizen in de gemeente Leeuwarden ge
plaatst kunnen worden, niet in bejaardenhuizen in de regio geplaatst hoeven te worden.
De hear Miedema: Yn it antwurd op fraech 355 wurdt praet oer in "service-flat" yn Cammingha-
buorren. Ik tocht dat der in plan wie om dizze flat yn it sintrumdiel to réalisearjenNeffens it bilieds-
plan sit der in kans yn dat dit plan yn maert yn de ried oan de oarder komt. Myn fraech is dan: Is der
mei de ynstelling dy't dizze flat bouwe sil foldwaende kontakt? Binne dizze minsken op'e hichte mei
dizze termyn? Kinne wy der fanüt gean dat, as de gemeentlike plannen foar it sintrum klear binne,
mei dizze bou op in ridlik tiidstip bigoun wurde kin? Ik tocht nammentlik dat der binnen us gemeen
te wol in greate bihoefte is oan dizze service-flat. Ik soe dêrom ek graech wol Ie dat, hwannear't wy
as gemeente safier mei de plannen binne, de bou sa gau mooglik bigjinne kin. Dan sille dus ek de ne-
dige kontakten lein wurde moatte. Kinne der al meidielings oer dien wurde hoe't it der mei dizze saek
foarstiet?
De heer De Jong: Vragen 355 en 356. Als men op de ingeslagen weg doorgaat, dan komt er in de
tachtiger jaren een gigantisch tekort aan verzorgingsplaatsen. Dit komt door de bekende 7%-norm,
die inhoudt dat van alle mensen boven 65 jaar niet meer dan 7% in een tehuis mag verblijven. Dat
is nu ongeveer 10%, zijnde 140.000 plaatsen. De regering is nu bezig met een beleid waarmee het
aantal plaatsen in verzorgingstehuizen rond 1985 moet zijn teruggebracht tot 100.000. Bevolkingson
derzoeken hebben uitgewezen dat er rond die tijd behoefte zal zijn aan 130.000 plaatsen. Wij weten
dat de Tweede Kamer de 7%-norm als oriëntatiepunt heeft aangenomen, zolang er geen betere normen
zijn ontwikkeld. Mijn zorg is dat dit oriëntatiepercentage een starre norm gaat worden die op de
Tweebaksmarkt niet minder star wordt gehanteerd. Deze norm mag niet landelijk gelden, sterker nog,
deze norm mag niet eens regionaal gelden, laat staan dat men, zoals staat aangegeven in punt 356, het
verzorgingsgebied Friesland onder één noemer gaat brengen. Het gevolg wordt dat onze oudere plaats
genoten straks dienen te verhuizen van een streek waar te weinig plaatsen vrij zijn naar een streek waar
te veel plaatsen vrij zijn. Het is een prima gedachte om zoveel mogelijk oudere medemensen in hun
eigen huis en omgeving te laten. Wel is echter duidelijk bij het beleid vastgesteld dat de extramurale
zorg er dan op vooruit moet gaan. Intussen zien wij dat ook die ontwikkelingen sterk achterblijven bij
de groei van de andere wijkvoorzieningen. Erger nog, deze ontwikkelingen nemen sinds enkele jaren
snel af. Denkt u maar aan de personeelsstop in de gezinsverzorging die dit jaar nog eens 32.000 werk
uren dient in te leveren. Wij dienen ons op grond van de bevolkingscijfers ernstig af te vragen of de
7%-norm ooit wel gehaald kan worden. Het aantal hoogbejaarden neemt namelijk zowel absoluut als
verhoudingsgewijs toe. Deze aangelegenheid dienen wij ernstig te bespreken met de provincie, temeer
daar wij nog niet voldoende aangepaste bejaardenwoningen beschikbaar hebben waarvan wij volgens
de Raad voor de Bejaardenaangelegenheden 650 dienen te bouwen vóór 1985. In het antwoord op vraag
356 zegt u dat u bij herhaling bezwaar maakt bij de daarvoor in aanmerking komende instanties. Blijft
u hier alstublieft attent op, want dit beleid loopt voor Leeuwarden de komende jaren volledig spaak.
Nu al moet de plaatsingscommissie de mededeling doen: Er zijn nog 169 wachtenden voor u.
Nog even een vraag van orde. Ik had graag gezien dat de vragen met betrekking tot de Indica
tiecommissie bij dit hoofdstuk hoorden, maar ik heb ze hierbij helaas gemist. (De Voorzitter: Zijn er
problemen met betrekking tot de Indicatiecommissie?) Er zijn wel vragen over gesteld, maar die zijn