- r J2& -«72S bij een ander hoofdstuk ingedeeld. (De Voorzitter: Ik neem aan dat u bij de behandeling van dat hoofdstuk ook weer aanwezig zult zijn.) De heer De Vries (weth.): Ik zal beginnen met antwoord te geven op de vraag van de heer Mie- dema. De vragen van mevrouw Willemsma en de heer De Jong kan ik dan wel tezamen beantwoorden, omdat zij dezelfde problematiek hebben aangesneden. Wat Camminghaburen betreft is overleg ge pleegd met de NC. H. BDe N C. H. B. is uitgenodigd om in overleg met de Dienst Stadsontwikke- ling een plaats in het centrum te zoeken voor een aantal bejaardenwoningen. Dit zal gebeuren in de vorm van een service-flat met een aantal ondersteunende voorzieningen. Nog onlangs heb ik een ge sprek met een bestuurslid gehad en ik heb de indruk dat men driftig overlegt en dat men het overleg wellicht gehonoreerd zal zien. Geprobeerd wordt een plaats te krijgen die zo dicht mogelijk bij het centrum ligt, zodat ook de voorzieningen vanuit het centrum ter beschikking staan van de bejaarden die te zijner tijd in het aangepaste bejaardencomplex zullen worden gehuisvest. Ik kom dan nu toe aan de beantwoording van de vragen van de twee andere sprekers. Waar wij mee zitten, is inderdaad die7%-norm. Deze norm is ons drie jaar geleden opgelegd en wij hebben meteen de overheden - provincie en rijk - op grond van de getallen trachten aan te tonen dat deze norm voor onze gemeente tot onaanvaardbare situaties zou leiden. Landelijk is vanuit het ministerie het volgende gezegd: Wanneer jullie kunnen aantonen dat de behoefte aan verzorgingsbedden voor bejaarden groter is dan die zeven procent, dan zijn wij bereid om ons opnieuw op deze zaak te be zinnen. Het ministerie heeft echter ook gezegd: Wij bekijken dit niet locaal, wij bekijken het in een regionale zetting. Dat betekent voor de Leeuwarder situatie heel concreet dat wij worden mee genomen met de hele regio Noord-West Friesland. In dat verband moeten wij gewoon constateren dat daar van een veel gunstiger situatie sprake is dan hier in Leeuwarden. Hoe wij hier verder uit moeten komen, weet ik op dit moment niet. Iedere gelegenheid die wij hebben, grijpen wij aan om hierop te attenderen. In contacten met leden van Gedeputeerde Staten proberen wij telkens opnieuw dit onder werp bespreekbaar te maken. Wij krijgen binnenkort bezoek van Statenleden die in Leeuwarden woon achtig zijn. Wij hebben het onderwerp opnieuw op de agenda geplaatst. Wij zullen dit geheel natuur lijk moeten zien in de context van de totale hulpverlening aan onze oudere bevolking. Het moet een gesloten systeem worden, waarin wij met elkaar moeten functioneren. In de eerste plaats denk ik dan aan meer bejaardenwoningen. Onze nota over de huisvesting zal daar ook aanwijzingen voor moeten geven. In de tweede plaats denk ik aan goede extramurale voorzieningen. Evenals de heer De Jong moet ook ik constateren dat hierbij sprake is van tegenstellingen, omdat het rijk met betrekking tot de gezinsverzorging een aantal taakuren terugneemt zodat er minder uren beschikbaar zijn voor be jaardenhulp. Dat is een trieste affaire, maar ook dat is een zaak waar je als individuele gemeente weinig aan kunt doen. Wij zullen dit via de politieke kanalen, de politieke partijen, bij het rijk duidelijk moeten proberen te maken, anders krijgen wij hierin in de naaste toekomst geen verbetering. Als de heer De Jong aangeeft dat het aantal bejaarden in onze samenleving absoluut en verhou dingsgewijs nog verder zal toenemen, dan is dat een beeld dat ons allemaal bezig moet houden. Het be tekent immers dat wij veel meer dan tot nu toe wellicht het geval is geweest het accent zullen moeten leggen op allerlei voorzieningen, zowel ten aanzien van de thuiswonende bejaarden als ten aanzien van misschien nieuwe vormen van verzorging in de intramurale sfeer. Wij zijn alert en wij zullen er voort durend op "tamboereren" dat bejaarde mensen uit Leeuwarden niet naar de regio hoeven, tenzij zich op een gegeven moment zo'n noodsituatie voordoet dat men wel moet. Men zal dan over de afstand- verschillen heen moeten stappen. Concreet betekent het wel dat iemand nooit vanuit een verzorgings situatie in een acute noodsituatie terechtkomt. Het is dan namelijk altijd zo dat de man of de vrouw eerst in een ziekenhuis of verpleeghuis terechtkomt en dat men hem of haar dan terug moet plaatsen in een verzorgingshuis. Op het ogenblik is het zo dat er in Triotel voor dit jaar al geen enkele plaats meer vrij is. Ik heb daar recentelijk informatie over gekregen. Alle mensen die ingeschreven staan voor Triotel en allen, die zich nog zullen melden, zullen dit jaar niet meer aan bod kunnen komen. Zoveel mensen staan op dit ogenblik voor de deur te dringen van Triotel. Ik heb het idee dat dit voor de andere verzorgingstehuizen in de praktijk niet anders zal zijn. Als wij dit dan weer gaan verge lijken met de randstedelijke situatie, dan verkeren wij nog in een paradijselijke toestand. Van col lega-wethouders heb ik gehoord dat er ten aanzien van deze zaak in onder andere Amsterdam en Den Haag gewoon noodtoestanden bestaan. Daarvan is hier gelukkig nog geen sprake. Bij echte noodge vallen kan men op enige afstand van Leeuwarden hulp vinden, maar ideaal is de toestand vanzelf sprekend niet. Wij zullen moeten aandringen op uitbreiding van het aantal verzorgingsbedden hier in Leeuwarden. Wij zullen dat moeten blijven doen. C. Kinderdagverblijf. Mevrouw Van der Werf: Wij hebben een aantal vragen gesteld over het beleid met betrekking tot de situatie rond het Kinderdagverblijf. In het antwoord wordt verwezen naar het plan en programma dat binnenkort aan ons zal worden voorgelegd. Voor een deel van de vragen wil ik best wachten tot dit plan en programma er is, maar ik wil dan wel graag weten wanneer dit precies komt. Ook zou ik graag willen weten wat precies de opdracht is die aan het werkverband is gegeven. Welke financiële ruimte hebben zij gekregen voor het ontwikkelen van plannen? Wij hebben begre pen dat dit werkverband onder een nogal grote tijddruk moest werken. Aan de ene kant is dat natuur lijk niet zo gunstig, omdat dit nog weieens van invloed kan zijn op de plannen die dan tot stand ko men. Aan de andere kant is dit voor het Kinderverblijf zelf wel gunstig, omdat het met een aantal dringende knelpunten zit. Deze situatie is hier ook wel vaker in de raad aan de orde geweest. Knel punten zijn er onder andere met betrekking tot de huisvesting. De oplossing hiervoor is afhankelijk van de voorgestelde beleidsuitgangspunten in het plan en programma. Eergisteren kreeg het Kinderdagver blijf een brief waarin een afspraak van het werkverband werd opgeschoven. Bij deze brief was een ko pie van een brief van C.R.M. gevoegd, waaruit bleek dat er voorlopig minder haast is met het opstel len van het plan. Wat betekent dit voor de activiteiten van het werkverband? Worden deze op een la ger pitje gezet? Loopt het plan hierdoor ook vertraging op? Komt de voortgang van de plannen ook in het geding? Verder zijn er een aantal zeer dringende kwesties met betrekking tot het Kinderdagverblijf die op zeer korte termijn om een oplossing vragen. Hierop wil ik dan nu wel ingaan. Het gaat mij dan om de baby-opvang en de geluidsoverlast van de muziek-pedagogische akademie. Wat het laatste betreft het volgende. Indertijd is aan het Kinderdagverblijf toegezegd dat op de bovenverdieping van de aka demie alleen theorielessen zouden worden gegeven, zodat de geluidsoverlast beperkt zou blijven. Al vrij snel werden er ook praktijklessen gegeven en, naar ik heb gehoord, is dit nog steeds het geval. Bij klachten hierover werd men verwezen naar de wethouder van Onderwijs. Oktober jl. schreef men hierover een brief aan genoemde wethouder. In november stuurde men een herinneringsbriefje, waar in om een afspraak werd gevraagd. Tot nog toe heeft men echter nog steeds geen antwoord ontvangen. De wethouder van Onderwijs is nu niet aanwezig en ik weet niet of de wel aanwezige leden van het college hierop antwoord kunnen geven of dat ik deze zaak bij de afdeling Onderwijs opnieuw aan de orde moet stellen, maar dat hoor ik dan wel. Het tweede punt is de baby-opvang. Vorige week ontvingen de raadsleden een brief waarin door het Kinderdagverblijf om geschikte ruimte en financiële medewerking voor de baby-opvang werd ver zocht. Sinds 1976 bestaat deze mogelijkheid tot baby-opvang niet meer binnen het Kinderdagverblijf. Dit betekent dan ook dat er in de hele provincie Friesland geen mogelijkheid hiervoor is, terwijl dit wel zeer dringend nodig is. In de brief worden een aantal oorzaken genoemd, zoals de verschuivende maatschappelijke normen met betrekking tot baby-opvang - wat is goed voor het kind, de ouders en de samenleving? - en ook een steeds duidelijker wordende nood bij gescheiden en alleenstaande ou ders. Er is zelfs al een groep die in arren moede dan maar probeert om als zeer tijdelijke noodoplossing iets in het Vrouwenhuis van de grond te krijgen. Dat is natuurlijk geen accommodatie die geschikt en geëigend is voor baby-opvang. Ik ben met het Kinderdagverblijf van mening dat het zeer belangrijk is dat er op korte termijn iets aan die baby-opvang gedaan moet worden. Waarschijnlijk zullen de vast stelling van het plan en programma en de uitvoering daarvan nog wel een tijdje op zich laten wachten. Ik zou de wethouder dan ook willen vragen of hij bereid is over de baby-opvang en de benodigde huis vesting daarvan binnenkort met het Kinderdagverblijf contact op te nemen, zodat dit op zeer korte termijn gerealiseerd kan worden. De Voorzitter: Ik zit even met een puntje van orde. Ik vraag mij af of wij vanavond over de laat ste problematiek moeten discussiëren. Mevrouw Van der Werf citeert vrij veel uit de brieven die uit die hoek zijn gekomen en zij weet stellig ook dat men een brief aan de raad heeft geschreven. Wij zullen in de eerstvolgende raad voorstellen om deze brief om preadvies aan het college te geven. Wij zullen dan met een standpunt ten aanzien van de in deze brief genoemde problematiek komen. Het lijkt mij niet een zinvolle zaak om daar nu op in te gaan. De brief is er en wij zullen daarover een advies aan de raad moeten geven. (Mevrouw Van der Werf: Hoe lang duurt het voor dit weer in de raad ter sprake kan komen?) In de eerstvolgende raadsvergadering wordt dit voorstel gedaan. Ik neem aan dat niemand daar bezwaar tegen zal hebben. Wethouder De Pree kan straks misschien zeggen hoe lang een en ander dan nog duurt.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 66