13 Vt
Mevrouw Van der Werf: In vraag 374 vroegen wij naar de wijze waarop de criteria bij het ver
strekken van uitkeringen aan schoolgaande jongeren die van huis zijn weggelopen worden gehanteerd.
In het antwoord worden dan een aantal criteria opgenoemd, maar er staat niet bij hoe die gehanteerd
worden. Dat zou ik nog wel graag willen weten. Onlangs heb ik namelijk in de krant gelezen dat
het Ministerie van C.R.M. instructies heeft gegeven via een memorie van toelichting, waaruit blijkt
dat er gekort wordt op deze uitkeringen. Er zijn toen landelijke hulpverleners geweest die daarover
contact hebben opgenomen, omdat zij merkten dat in allerlei situaties waarvoor aanvankelijk wel
uitkeringen werden gegeven de uitkeringen nu werden stopgezet. Ik zou graag willen weten of een
en ander ook te merken is in de gemeente Leeuwarden. Wat voor consequenties heeft dit precies voor
het hanteren van deze criteria? Worden er bij voorbeeld ook verzoeken afgewezen?
Voorts heb ik een vraag over de Volkscredietbonk. Hoe moet het met mensen die ongehuwd zijn
en schulden hebben? Ik meen te weten dat de Volkscredietbonk alleen leningen verstrekt aan gehuw
den. Ik heb dit van mensen gehoord die er zelf mee te maken hebben gehad. Op grond van de zojuist
door mij genoemde argumentatie is hen een lening geweigerd.
Vervolgens vraag 380. Ik zou toch wel wat meer willen weten over de methode van werken van
de sociaal rechercheurs. Hoe komt men bij voorbeeld achter vermeend misbruik? Gebeurt dit door
anonieme tips? In het antwoord wordt gesproken over de mate van waarschijnlijkheid van de fraude.
Dit zou de manier waarop wordt gewerkt bepalen. Hoe wordt deze mate van waarschijnlijkheid eigen
lijk bepaald? Op welke wijze wordt het onderzoek gedaan? Gebeurt een en ander bij boorbeeld ook
door middel van straatwerk? In het rapport van de Vereniging van Directeuren van Sociale Diensten
over deze materie is te lezen: "dat in extreme gevallen zelfs schaduwen noodzakelijk zal zijn." Wat
zijn extreme gevallen en hoe vaak komt het in Leeuwarden voor? Mij is één geval van iemand bekend
die te maken had met de beeldende kunstenaarsregeling. Is de wethouder niet van mening dat hierdoor
het onderzoek kan ontaarden in een soort heksenjacht? Worden de mensen bij wie fraude is geconsta
teerd, administratief-rechtelijk aangepakt of ook strafrechtelijk vervolgd? Als deze mensen op beide
wijzen worden vervolgd, is de wethouder dan niet van mening dat dit een vorm van "dubbel straffen
is?
Met betrekking tot de privacy wordt in het antwoord gewezen op de grote omzichtigheid die wordt
betracht. Zonder twijfel zal het ook wel eens voorkomen dat veel mensen worden gecontroleerd, ter
wijl achteraf blijkt dat hen geen enkele blaam treft. Intussen is al wel de hele doopceel van deze
mensen gelicht en kan het onderzoek geleid hebben tot verdenking. Dit is echter meer een constate
ring.
De heer Pruiksma: Ik heb een paar vragen naar aanleiding van het antwoord op vraag 371 over de
G.S.D. In het antwoord wordt gezegd dat de start van de omschakeling naar de nieuwe organisatie
stijl in plaats van op 1 januari 1978 op 1 november 1978 heeft plaatsgevonden. Mijn vraag is: Waar
om is dat later gebeurd? Als er sprake is van eerste aanwijzingen die positief zouden zijn, wat zijn
dan die aanwijzingen?
Er gaan hier en daar stemmen op die de werkwijze en het bestuursbeleid van het CEVAN (of het
ontbreken van beleid van het CEVAN) enigszins in twijfel trekken. Aangezien de heleautomatiserings
problematiek van onze Sociale Dienst voor een heel groot gedeelte daarvan afhangt, is mijn vraag: Hoe
moet depositie van het col lege ten opzichte van het CEVAN worden gezien, een loyaal meelopen in eer
vroeger georganiseerde optocht of een kritisch volgen? (De Voorzitter: Loyaal zijn en kritisch volgen
gaat samen.) Is het waar, wat ik heb horen mompelen - ik weet het eigenlijk ook wel -, dat de pro
grammatuur en de procedure van CEVAN en G.S.D. dusdanig onvoldoende op elkaar zijn afgestemd
dat de G.S.D. allerlei administratieve handelingen moet verrichten om tot een voldragen geheel te
komen, waarbij tekort wordt gedaan aan de uitgangspunten voor automatisering? In dat licht moet
naar mijn gevoel ook de eventuele aanschaf van mini-computers voor de G.S.D. worden afgewogen.
Mijn slotvraag is: Hoe staat het met de administratieve achterstanden bij de Sociale Dienst?
De heer De Vries (weth.): Mevrouw Zondag heeft een vraag gesteld over de studiefaciliteiten
zoals die bij de Sociale Dienst worden toegepast. Zij vroeg zich af of deze faciliteiten niet in over
eenstemming dienden te zijn met de faciliteiten die wij bij de gemeente Leeuwarden kennen. Via de
Commissie voor de G.S.D. hebben wij ons afgevraagd of de studiefaciliteiten, zoals wij die bij de
gemeente Leeuwarden kennen, binnen de G.S.D. niet tot bepaalde repercussies hebben geleid, die
eigenlijk niet geaccepteerd konden worden. Toen wij hierover intern overleg pleegden met Personeels
zaken en met de collega-wethouder van Personeelszaken, werden wij zachtjes op de vingers getikt.
(De Voorzitter: Dat was niet zachtjes.) Er werd gezegd dat deze studiefaciliteiten voor het gehele ge-
meentepersoneel golden en dat de Sociale Dienst daar geen uitzondering op mag maken. Wel is het
132
natuurlijk zo dat voor alle studiefaciliteiten nagegaan moet worden in hoeverre de toestemming daar
voor in overeenstemming is met het belang van de dienst. Die afweging gebeurt op het ogenblik meer
kritisch en meer weloverwogen dan wellicht vroeger het geval is geweest. In beginsel is het zo dat
wij die studiefaciliteiten toepassen die voor het totale gemeentelijke personeelsbeleid gelden.
De heer Jansma heeft een opmerking gemaakt over het functioneren van de Commissie voor de
G.S.D. Wij komen binnenkort in vergadering bijeen, zoals de voorzitter al heeft gezegd. In deze
vergadering zal ook meteen de commissie die over de automatisering gaat worden betrokken, zodat
wij dit probleem straks gezamenlijk zullen gaan bekijken. Met betrekking tot de verdere taakstelling
van de Commissie voor de G.S.D. zotten wij afzonderlijk vergaderen.
Vervolgens hebben zowel de heer Jansma als mevrouw Van der Werf een opmerking gemaakt over
vraag 376. Het ging hen om de cliënten die niet volledig capabel zijn om orde op zaken te stellen
wat hun financiële beleid betreft. Dit is een kwestie die in de praktijk niet zo eenvoudig ligt. Dit
probleem blijft niet alleen beperkt tot de cliënten van de G.S.D., maar loopt dwars door onze sa
menleving heen. Er zijn zoveel instellingen die op zo'n gemakkelijke manier kredieten in de samen
leving "droppen", dat tal van gezinnen daardoor worden verblind. Zij halen allerlei zaken binnen
hun bereik, zonder dat dit past in hun financiële mogelijkheden. Deze gezinnen - waaronder een
aantal dat leeft van de bijstand van de Sociale Dienst - komen in de grootste zorgen te verkeren.
Van een 80-tal cliënten betaalt de Sociale Dienst een aantal centrale posten, zoals huur, water,
gas en licht, maar voor de rest moeten deze mensen hun eigen boontjes doppen. Wij ontkomen er
niet aan om hier iets aan te doen. Wij zullen moeten proberen samenwerking te zoeken met onder
meer de Volkscredietbonk. Een dezer dagen zal ik een gesprek hebben met een medewerkster van
een budgetteringsinstituut, die aangeboden heeft om deze zaak eens door te praten. Wij zullen dan
eens bekijken welke mogelijkheden er zijn om naast de Volkscredietbonk eventueel ook andere instel
lingen hierbij te betrekken. Ik denk hierbij aan Het Baken en aan het particulier maatschappelijk werk.
Deze instellingen verrichten overigens al heel wat werk in deze, alleen, de resultaten daarvan zijn
bepaald niet bemoedigend. Zolang een gezin financieel in ernstige zorgen verkeert, accepteert men
de begeleiding. Zodra de druk echter wat van de ketel is, dan stelt men op de contacten met de be
geleidende instelling geen prijs meer en gaat men weer zijn eigen gang. Binnen de kortste keren drei
gen diverse van deze gezinnen weer opnieuw in moeilijkheden te komen. Op het ogenblik vindt over
leg plaats tussen de afdeling S.Z.W. en de Volkscredietbonk om te komen tot beleidsafspraken die
in deze richting gaan dat gezinnen, die op deze manier financieel klem zijn gelopen, zullen worden
geholpen door de Volkscredietbonk. Het gaat hierbij niet alleen om gezinnen die direct iets met de
Sociale Dienst hebben te maken, het gaat hierbij om tal van andere gezinnen. De Volkscredietbonk
zal een poging doen om tot schuldsanering, tot een gezondmaking van de financiën of tot een afbe
talingsregeling te komen, waarbij deze bank alle schulden overneemt. Dat betekent echter wel dat
de Volkscredietbonk de zekerheid moet hebben dat de inkomsten, die zo'n gezin heeft, bij de Volks
credietbonk terechtkomen en dat daaruit de schulddelging kan worden bekostigd, evenals de centrale
voorzieningen als huur, gas en licht, water. Hiermee voorkomen wij iets dat zich op het ogenblik aan
de lopende band voordoet, namelijk dat gezinnen wegens enorme huurschulden plotseling op straat
staan. Als gemeente zitten wij dan voor de moeilijkheid dat wij deze gezinnen op moeten nemen in
pensions. Wij zijn zo binnen een paar weken meer geld aan pensionkosten kwijt dan de gezinnen ooit
aan schulden hebben gehad. Dat is op zich een trieste affaire en het lost niets op. Deze gezinnen
zullen weer een huis moeten hebben, zij zullen weer geholpen moeten worden om verder te leven,
kortom, men zit hiermee in een vicieuze cirkel. Het overleg dat wij met de Volkscredietbonk hebben
gaat waarschijnlijk in deze richting dat de Volkscredietbonk de schuldsanering en de schuldbetaling
administratief-technisch tot zich neemt. Verder worden de inkomsten van deze gezinnen via de Volks
credietbonk weer gedistribueerd. Voor deze bank betekent een en ander echter wel dat men nogal
wat extra personeelskosten heeft om de schuldsanering effectief te laten verlopen en dat er bovendien
extra administratief werk moet worden verricht. De Volkscredietbonk heeft zelf niet de middelen om
dit te betalen en zal daarvoor wellicht een beroep doen op de algemene middelen van de gemeente.
Als college zullen wij ons hierover nog moeten beraden, maar waarschijnlijk komen wij met een voor
stel in deze zin bij de raad terug.
De opmerking van mevrouw Van der Werf dat ongehuwden niet door de Volkscredietbonk zouden
kunnen worden geholpen, is op zichzelf niet juist. Zij kunnen wel geholpen worden, alleen, van de
zijde van de Volkscredietbonk wordt enige zekerheid gevraagd. Deze zekerheid moet hieruit bestaan
dat men niet al tot zijn nek in de schulden zit, want dat betekent dat men niet terug kan betalen.
Verder moet men een borgstelling kunnen overleggen. Deze borgstelling kan geleverd worden door
een familielid of door iemand anders die bereid is om voor de desbetreffende persoon in te staan. De
Volkscredietbonk vraagt deze borgstelling om zelf niet het risico te lopen de dupe te worden. Hier