wr lSS YT/Sé vaak om een heel scala van zaken. Meestal is het de buitendienstambtenaar, de maatschappelijk wer ker, die, omdat hij een bepaalde relatie met de cliënt heeft, op een gegeven ogenblik denkt dat een en ander niet helemaal goed zit. Dit wordt dan besproken, het vermoeden wordt steeds sterker, maar de cliënt laat het achterste van zijn tong niet zien. In die gevallen, waarbij er een gewettigd ver moeden is dat er fraude wordt gepleegd, wordt de zaak doorgegeven aan de sociale recherche of, zo als men het ook wel noemt, de bijzondere controle. Aan de andere kant komt er ook weieens een ano nieme brief - dit gebeurt overigens niet vaak -, die op zijn merites wordt bekeken. Ik wil u wel zeg gen dat het bij anonieme brieven vaak al wel duidelijk is dat het een misvatting is van de betrokkene. Het mag een duidelijke zaak zijn dat ik blij ben met een instituut als de sociale recherche. Hierdoor worden namelijk de mogelijke fraudeurs in eerste instantie uit de politionele sfeer gehaald. Dit is iets dat bij voorkeur moet geschieden, overigens met alle respect voor het politioneel apparaat. Het maakt nogal wat uit of er een agent in uniform bij de deur komt of dat iemand in burger aan de bel trekt. De sfeer ligt wat anders. Wel is het zo dat, wanneer er fraude geconstateerd wordt, dit doorgegeven wordt aan de officier van justitie; dat is een logische zaak. De sociaal rechercheurs hebben opsporingsbe voegdheid en in dat kader zijn zij dus ook politioneel ambtenaar. Verder bestaat er de mogelijkheid van zowel strafrechtelijke als administratief-rechtelijke vervolging. Dat is ook een logische zaak, want als ik een parallel met een gewone diefstal trek, dan zou het erg gek zijn wanneer gezegd werd: Je hebt in de loop van de tijd voor 338.000,in de winkel geroofd, maar als je dat teruggeeft, dan zullen wij verder niets meer doen. In wezen geldt hier precies hetzelfde. Er is een wet overtre den, men heeft te veel gekregen, dat wordt teruggevorderd en dus zal ook de strafrechtelijke kant worden bekeken. Dat laatste is een zaak van de officier van justitie. De heer De Vries (weth.): Ik wil nog een aanvullende opmerking maken. De bijzondere controle functioneert in regionaal verband. De beide functionarissen treden op voor Leeuwarden plus alle re giogemeenten. Periodiek hebben wij binnen regioverband overleg over deze zaak. Een van de dingen die wij voortdurend proberen goed in de gaten te houden, is dat er met de nodige voorzichtigheid en zorgvuldigheid wordt gehandeld. Ik kan u op dat stuk van zaken verzekeren dat de functionarissen die in Leeuwarden en de omliggende gemeenten werkzaam zijn bijzonder tactisch en op een verant woorde manier hun cliënten tegemoet treden. De Voorzitter: De heer Pruiksma heeft nog een vraag gesteld over het gebruik van mini-computers. Wethouder De Vries heeft zonet al gezegd dat er binnenkort een gesprek met de Commissie voor de Sociale Dienst zal worden gehouden in een gezamenlijke vergadering met de Commissie Automatise ringsaangelegenheden. Deze beide commissies praten de hele problematiek door. Daarom dacht ik dat het verstandig was om eerst dat gesprek af te wachten. (De heer Pruiksma: Is dan ook de vraag aan de orde of de programmatuur zoals de G.S.D. zich die voorstelt wel adequaat is ten opzichte van die van het CEVAN? Er wordt hier gezegd dat de programmatuur van het CEVAN niet adequaat is, maar dat is het punt ook niet. Het punt is welke uitgangspunten men voor de eigen dienst hanteert. Kan dit ook onderdeel van de besprekingen uitmaken?) Ik neem aan dat ook dit bekeken zal worden. (De heer De Boer: Inderdaad.) Kunt u er nu dan mee akkoord gaan dat wij het gesprek afwachten, mijnheer Pruiksma? (De heer Pruiksma: Akkoord.) De Voorzitter schorst, om 21 10 uur, de vergadering voor de pauze. De Voorzitter heropent, om 21.35 uur, de vergadering. De Voorzitter: Wij hebben mevrouw Van der Werf toegezegd dat wij na de pauze zouden reageren op haar vragen omtrent een crisisopvangcentrum. Ik had haar gevraagd hierop na de pauze terug te mogen komen en wel om de volgende reden. Er is vanmiddag een gesprek geweest en ik wist het resul taat daar nog niet van, terwijl het mij zinvol leek dit in te calculeren in het antwoord. Het antwoord op de opmerkingen van mevrouw Van der Werf is het volgende. Uit een aantal gesprekken die vorig jaar zijn gevoerd - voor een belangrijk deel zijn deze gesprekken door de heer Schaafsma gevoerd en wat de betrokkenheid van de politie daarbij betreft samen met mij - is heel duidelijk gebleken dat er in Leeuwarden vanuit de invalshoeken volksgezondheid en politie geen behoefte is om te komen tot een permanente mogelijkheid van crisisopvang. Wel is gebleken dat er problemen liggen op het vlak van de maatschappelijke dienstverlening; mevrouw Van der Werf wees daar zelf ook al op. De Reclasseringsraad heeft dat destijds al gemeld en heeft daar zeer recentelijk nog eens weer op gewe zen. Dat probleem is toen al eens aan de orde geweest in de Raad voor de Maatschappelijke Dienstver lening. Dat is daar wat blijven liggen, om mij niet bekende redenen. Wat echter belangrijker is, ik weet nu - dat is uit het gesprek van vanmiddag gebleken - dat de Raad voor de Maatschappelijke Dienst verlening hiermee bezig is, dit op korte termijn zal aanpakken en binnen zeer afzienbare tijd met een visie zal komen met betrekking tot deze problematiek, vooral vanuit de hoek van de maatschappelijke dienstverlening waar de Reclasseringsraad ook al op heeft aangedrongen. Ik hoop dat dit antwoord voldoende is voor mevrouw Van der Werf. (Mevrouw Van der Werf: Bedoelt u dat dit in samenwerking met de groeperingen die hier nu al over aan het praten zijn zal gebeuren?) Ik weet dat men deze pro blematiek aanpakt en wij zullen vragen of men ook overleg voert met die andere groeperingen. Ik neem echter wel aan dat men dat doet. Ik weet niet hoe men het aanpakt, ik weet alleen dat men het aanpakt en wel op korte termijn. Wij zullen die tip echter doorgeven. (Mevrouw Van der Werf: Te zijner tijd komen hierover dan voorstellen in de raad?) Wij zullen die tip doorgeven. PAR. 13. BELEIDSSECTOR SPORT, RECREATIE EN TOERISME. A. Algemeen. De hear Jansma: Fraech 407. Yn de Sportried dukt regelmjittich de fraech op: Moat it nou net ris hwat oars en moatte der hwat de sportakkommodaesjes oanbilanget net oare projektbuio's ynskeakele wurde? It antwurd fan it kolleezje is dat der yn it forline al inkele kearen in forgelikend undersyk ynsteld is. Myn fraech is: Kinne de resultaten fan dat undersyk ris ta ynsjoch lein wurde foar de le den fan de Sportried? Mevrouw Waalkens: In het antwoord op vraag 410 wordt gesteld dat op korte termijn kan worden overgegaan tot oprichting van een Stichting Sport Medisch Advies Centrum. Mijn vraag is waar dit medisch adviescentrum zich zal gaan vestigen. De heer Meijerhof: Vraag 404. Het college schrijft in het beleidsplan dat binnen afzienbare tijd een voorstel gedaan zal worden voor de vaststelling van de accommodatie- en subsidieregeling voor het totale welzijnsterrein. Mijn eerste vraag is: Is er op dit moment wat concreter aan te geven op welke termijn dat zal zijn? Een tweede opmerking is: Bij geruchte wordt weieens vernomen dat er met betrekking tot bepaalde accommodaties duidelijk sprake is van excessen wat drankgebruik van jeugdigen betreft. Als men dit waarneemt en het blijkt op waarheid te berusten, is het college dan be reid om in dat geval met het verantwoordelijk bestuur in overleg te treden en na te gaan wat hieraan gedaan kan worden? Vraag 407. Tot voor kort was het zo dat aan D.S. O.-projecten, als ik het zo mag noemen, de voorkeur werd gegeven. Het antwoord op de vraag geeft in feite ook al de reden hiervoor aan: ver gelijkend onderzoek naar de kosten, de kwaliteit en de onderhoudsgevoeligheid. Dat beleid zal in feite zo wel blijven voortgaan. Ik zeg: tot voor kort, omdat wij kort geleden een project in de ge meenteraad hebben gehad - de ijshal -, waarbij wij op een bepaald moment duidelijk hebben geko zen voor een turn-key-project, zoals men het hier noemt. Uit de beantwoording bleek toen al dat wij als gemeente nog optimistischer zijn over de levensduur van de bouwwerken dan de particulier die dit plan in feite aan de gemeente verkocht. Een opmerking is dat ik niet vind dat je een beleid moet hebben dat ervan uitgaat dat projecten van de D.S. O. de voorkeur verdienen naar aanleiding van een bepaald algemeen onderzoek, maar dat het beleid dusdanig moet zijn dat je dit van geval tot geval gaat bekijken. Het is niet zo dat er elke week projecten voor de deur staan, het gaat meestal om grote projecten. Als ik naar de sector Sport kijk, dan denk ik bij voorbeeld aan de verbouw van het Cambuurstadion, een zwembad, een sporthal, een evenementenhal. Dat zijn natuurlijk geen din gen die elke keer weer terugkomen. Het lijkt mij een goede zaak om niet een beleid te hebben dat zonder meer uitgaat van voorkeur geven aan D.SO.-projectenNaar mijn idee moeten de D.S.O.- projecten en de turn-key-projecten met elkaar worden vergeleken. Ik kan wat dit betreft aansluiten bij de opmerking van de heer Jansma om deze zaken ter kennis te brengen van de Sportraad en tevens van de leden van de gemeenteraad die geen lid zijn van de Sportraad. Vraag 408. In het antwoord schrijft u dat u niet voornemens bent om initiatieven te ontplooien wat betreft het denksportcentrum. Ik ben nieuwsgierig naar de motivering die aan deze opvatting ten grondslag ligt. Ik bedoel dus de opvatting dat het particulier initiatief zelf maar iets moet doen en dat er van overheidswege, dus van gemeentewege, geen initiatieven worden genomen. Wat is hier van de motivering? De heer Pronk: In het antwoord op vraag 405 wordt gesteld dat bedoelde subsidievoorwaarden met name betrekking moeten hebben op het inperken van de horecafunctie. Over het algemeen wordt

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 71