(V
V8- /S?
er gezegd dat men de horecafunctie nodig heeft om de zaak exploitabel te maken. Mijn vraag is dan
ook: Als u de horecafunctie gaat inperken, bent u dan als het nodig mocht zijn ook bereid om meer
subsidie te geven?
De heer De Vries (weth.): Ik kan de heren Jansma en Meijerhof met betrekking tot hun vraag over
punt 407 wel tegelijk beantwoorden. Het is inderdaad zo dat wij destijds met betrekking tot een paar
objecten een vergelijkend onderzoek hebben laten doen. Dat is neergelegd in vertrouwelijke advies
nota's aan b. en w. De heer Jansma vraagt of het college die stukken kan overleggen. Wij zouden
ons daar eerst nog eens over moeten beraden, een en ander heeft uiteraard betrekking op zaken die
inmiddels gereedgekomen zijn. Juist bij het zwembad en de sporthal Kalverdijkje hebben wij ons met
nadruk beraden op de vraag of wij gebruik zouden maken van een nieuw ontwerp van de D.S.O. dan
wel van een bestaand project. Wij moeten niet vergeten dat de D.S.O. een dienst is waar een aan
tal deskundige mensen zitten die wij aangesteld hebben om juist dit soort plannen voor de gemeente
uit te werken en te ontwikkelen. Wij kunnen wel anderen gaan inschakelen, waardoor een bepaald
pakket van de werkvoorraad van de D.S.O. afgaat, maar een feit blijft dat wij onze mensen wel moe
ten betalen. Wij kunnen tegen onze medewerkers van de D.S.O. niet zeggen: Wij stappen wel naar
particuliere architecten toe en jullie gaan maar met de duimen zitten draaien. Dat is ook uiteraard
nooit de bedoeling geweest. (De hear Jansma: Se hawwe it oars al fierstento drok, net?) Se hawwe it
wol drok hawn, maar aan de andere kant is het zo dat een en ander altijd ingepast moet worden in
het totale pakket van werken dat op een gegeven moment ligt te wachten. Is het nu zo dat wij zeg
gen: Dit, en nooit iets anders? De heer Meijerhof heeft al aangetoond dat wij met betrekking tot de
ijshal ook al een andere weg zijn opgegaan. Wellicht komen wij binnenkort nog met een ander pro
ject in deze sfeer. Hiervoor heeft zich een sportvereniging aangemeld om zelf ook een ontwerp in te
dienen. In dat opzicht kunt u dus binnenkort van de kant van b. en w. nog wel bepaalde voorstellen
tegemoetzienWij willen dit echter wel heel nadrukkelijk tegen elkaar afwegen. Nogmaals, hetgeen
de D.S.O. maakt en doet is voortreffelijk. Met betrekking tot de kwaliteit en de onderhoudsgevoe
ligheid van de projecten hebben wij wat de eigen dienst betreft niets anders dan lof. Dat wil niet
zeggen dat wij in incidentele gevallen hierbij ook niet particulieren zouden kunnen inschakelen.
Mevrouw Waalkens informeert naar de plaats van vestiging van het Sport Medisch Advies Cen
trum. Het is op het ogenblik zo dat de stichting in oprichting is, de statuten bevinden zich op een
notariskantoor en worden voorbereid. Zodra de statuten gepasseerd zijn, kan de stichting gaan func
tioneren. Het is de bedoeling dat het Sport Medisch Advies Centrum daarbij gebruik gaat maken van
de bestaande gemeentelijke accommodaties. Voor onderzoeken, het spreekuur van de sportarts, de
behandeling van physiotherapie enz. zijn de medische voorzieningen van Triotel naar ons gevoel de
eerst aangewezen voorzieningen. Wij zullen proberen een en ander zo goed mogelijk met de stich
ting te regelen. Een arts van Triotel is bereid om het medisch toezicht op dit centrum op zich te ne
men. Wij zullen hierover ook nog contact opnemen met de huisartsen om ook bij hen een goede in
gang te vinden, zodat sportbesturen zoveel mogelijk verwezen kunnen worden naar dit nieuw op te
richten instituut. Wij zullen voor dit centrum dus geen nieuwe gebouwen en accommodaties oprichten,
wij zullen het inpassen in de bestaande accommodaties.
De heren Meijerhof en Pronk hebben beiden opmerkingen gemaakt over de exploitatie van de kan
tines. De heer Meijerhof vraagt hoe het college aan de informatie komt met betrekking tot excessen
wat drankgebruik van jeugdigen betreft. Ik moet hierop antwoorden dat wij dit niet zelf geconstateerd
hebben. Wij krijgen zo nu en dan wel signalen door, waarbij wij het gevoel hebben dat sportkantines
een caféfunctie zijn gaan vervullen. Dat is nooit de bedoeling geweest. De kantine zou niet anders
zijn dan een ontmoetingscentrum voor en na dewedstrijd, ook voorde supporters. Daarnaast zou de
kantine bestemd zijn voor activiteiten voor jeugdwerk in de sportsfeer. Het is echter nooit de bedoeling
geweest dat het een oord zou worden waar jongeren en ook anderen urenlang zondags hun vertier zouden
gaan zoeken, en dan niet met tafeltennissen of schaken of dcmmen, maar zittende aan de bar. Wij vin
den dat wij hieraan om twee redenen iets zullen moeten gaan doen. Ten eerste vanwege het feit dat
het op die manier para-commerciële bedrijven dreigen te worden. Ten tweede vinden wij dat het voor
de jongeren, de leden van de sportvereniging, minder gewenst is. Het zijn naar mijn gevoel primair
de bestuursleden die hier op hun verantwoordelijkheid aangesproken moeten worden. Wij hebben in
enkele losse contacten ook wel gehoord dat men wel degelijk van de problematiek op de hoogte is. Wij
moeten gewoon nagaan - wij zullen dat doen in overleg met de Sportraad - in hoeverre wij spelregels
moeten maken ten aanzien van het gebruik van de kantines in de sfeer die ik hier zoéven schetste. Er
zijn gemeenten waar men spelregels heeft gemaakt die erop neerkomen dat een uur na de wedstrijd ook
de kantine ontruimd en gesloten moet zijn, zodat men daar niet de hele verdere dag blijft hangen. De
heer Pronk zegt dat de kantine in wezen qua exploitatie de kurk is waarop Zo'n vereniging drijft. Hij
heeft in dat opzicht waarschijnlijk wel gelijk. Hij vraagt dan: Houdt het dan niet in dat de gemeente
deze beperking moet gaan subsidiëren? Dat is niet zo, het is nooit de bedoeling geweest dat de kan
tine de kurk moet worden waarop de vereniging drijft. Dan zal men naar andere inkomsten moeten
zoeken om tot een sluitende exploitatie te komen. Dan zal men misschien hier en daar wat zuiniger
met de middelen die men heeft moeten omspringen. Ik begrijp heel goed dat er zelfs verenigingen
zijn die vanuit het overschot van de kantines trainers enz. betalen, maar dan schieten wij naar mijn
gevoel toch wel ons doel voorbij.
Dan nog iets over het denksportcentrum. Het is zo dat er in het verleden enkele keren vanuit de
secretarie-afdeling S.Z.W. suggesties zijn gegaan naar de initiatiefgroep die bezig was om een denk
sportcentrum tot stand te brengen. Die suggesties werden bijzonder kritisch begeleid, waar men ove
rigens ook het recht toe heeft. Het gevolg is toen geweest dat er tegen de initiatiefnemers gezegd is:
Hoor eens, op dit moment stoppen wij ermee, jullie zoeken nu zelf maar en wanneer jullie een goede
suggestie hebben, kom dan maar met ons praten en dan zijn wij bereid om de draad weer op te nemen.
Dat is de sfeer waarin het overleg over het denksportcentrum op een gegeven moment is afgesloten.
De heer Meijerhof: Ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn vraag op welke termijn de subsi
dieregeling voor de accommodaties er zal komen. Met betrekking tot het denksportcentrum heb ik nog
geen motivering gehoord waarom het college niet voornemens is initiatieven te ontplooien. Is dat om
praktische redenen? Er zijn toch ook initiatieven ontplooid om veldaccommodaties, sportzalen en der
gelijke te maken? Wat is de motivering om nu geen initiatieven te ontplooien? Dat antwoord heb ik
niet gehoord, ik heb alleen gehoord hoe de gang van zaken is geweest.
De heer De Vries (weth.): Wat de subsidievoorwaarden betreft, wij hopen die in overleg met de
Sportraad verder vorm te kunnen geven. Daar ligt, dacht ik, ook het verzoek met betrekking tot de
ze zaak. Ik hoop dat wij van de Sportraad een goed en bruikbaar advies zullen krijgen; ik twijfel
daar overigens niet aan, dat komt er wel. (De heer Meijerhof: Het is wel bedoeld voor het totale wel
zijnsterrein?) Om welke vraag gaat dit? (De heer Meijerhof: De vraag is verwerkt in de punten 404
en 405.) Bij vraag 404 staat: "met name in de sportsector". (De heer Meijerhof: Omdat daar de pro
blemen het grootst zijn.) Wij willen eerst vanuit de Sportraad advies hebben over deze affaire en dan
zullen wij daarin ook de andere sectoren moeten betrekken, dat is een ding dat zeker is. (De Voorzitter:
Als er één oplossing is, zijn wij al een heel eind op weg.)
Wat het denksportcentrum betreft, dat wij geen initiatieven zullen ontplooien is niet omdat wij
negatief ten opzichte van deze zaak zouden staan, het is gewoon een pragmatische benadering ge
weest. Niet meer dan dat. Nog niet zo lang geleden werd door een collega-wethouder uit een andere
gemeente tegen mij gezegd: "Jullie zouden toch eigenlijk moeten zoeken naar een plaats voor de
denksporten, dat hebben wij ook gedaan. Wij hebben geen denksportcentrum gezocht", zo zei hij,
"maar wij hebben gewoon een vaste relatie gelegd met een bepaald zalenverhuurbedrijfwaar men
terecht kan." Dan heb je natuurlijk ook een denksportcentrum, maar dan hoef je in ieder geval niet
nieuw te bouwen of te kopen, dan kun je gebruik maken van een aanwezige accommodatie. Wij zijn
bereid om, als de initiatiefgroep komt met suggesties, die meteen op te nemen en kritisch te bekijken.
Het feit dat wij hiervoor jaarlijks een bedrag uittrekken, bewijst in iedei" geval dat de intentie bij de
raad aanwezig is om de denksporten toch ook een volwaardige plaats te geven.
B. Accommodaties.
De heer Meijerhof: Punt 414. In het antwoord wordt gezegd dat u op de hoogte bent van de pro
blemen en dat u zich nader zult beraden op de vraag of in nog te realiseren sportaccommodaties ke
gelbanen kunnen worden ondergebracht. Wij hebben gezien dat in dit beleidsplan geen sporthallen
zijn opgenomen, omdat b. en w. van mening zijn dat er, naast de vier sporthallen die wij nu hebben
en de eventueel nog te realiseren evenementenhal, wat deze periode betreft geen nieuwe accommo
daties bij hoeven. Mijn vraag is dan: Aan wat voor nog te realiseren sportó'ccommodaties waarin ke
gelbanen kunnen worden ondergebracht denkt u? Of denkt u dat u de kegelbanen kunt onderbrengen
in sportaccommodaties te realiseren na dit beleidsplan, dus na 1983? Of zijn er nog andere mogelijk
heden? Wordt er misschien nog iets anders gebouwd, niet door de gemeente maar bij voorbeeld door
particulieren?
De hear Jansma: Ik woe graech noch hwat neijer yngean op hwat der antwurde is op fraech 412.
Earjuster, doe't ofdieling III oan'e oarder wie, haw ik de fraech steld hwat der barre soe yn de eve-
nemintehal hwat sportakkommodaesjes oanbilanget. Doe is it antwurd jown dat in tredde part fan it