m g M 22-llfl ter geweest dan de zomer daarvoor, zodat wij met een laagterecord wat aantallen zwemmers betreft hebben gezeten. Dat is een trieste zaak, die wij overigens niet zelf in de hand hebben, omdat het weer hier invloed op uitoefent. Wanneer het echter zo gaat als het de laatste paar jaar het geval is geweest, dan is dat op zichzelf voor de zwemsport een triest gebeuren. Het is natuurlijk wel zo dat alle kinderen van de derde tot de vijfde klas zwemonderwijs krijgen in schoolverband. Wat dat betreft zijn wij dus al stukken verder dan een jaar of wat geleden. Het schoolzwemmen was toen be perkt tot een half jaar, maar nu is het zo dat wij drie volle schooljaren mee kunnen nemen. Boven dien zijn het lessen van een half uur per week. Op zichzelf tikt dat lekker aan en het waarborgt dat de hele jeugd van Leeuwarden leert zwemmen. Wij staan pas aan het begin van de recreatieve sport ontwikkeling. Wij zullen ons vermoedelijk over een of twee jaar eens moeten beraden over de vraag in hoeverre onze sportaccommodaties adequaat zijn om aan de wellicht stijgende behoefte voor de recreatiesport te voldoen. Ik ben het met mevrouw Brandenburg eens dat de wijken in dit opzicht ook maar eens hun prioriteiten moeten stellen. De Voorzitter: Kunt u daar ook nog de suggestie bij doen dat de wijken ook eens naar het Vier huis kijken? Zij hebben dan een alternatief en het zou planologisch misschien een beetje beter uit komen. Het is zomaar een suggestie. (Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Die andere plek lijkt mij veel beter.) De hear Jansma: Haw ik it goed bigrepen as ik siz dat it dochs net unmooglik is dat binnen de fjou- wer jier fan dit biliedsplan noch in fiifde sporthal yn de plannen opnommen wurde kin? De Voorzitter: Op zijn vroegst zullen wij dit volgend jaar weer onder ogen kunnen zien, tenzij de raad een andere beslissing neemt. Dat staat vast. Dit punt staat op de wachtlijst, ook op die van het col lege, dat kan ik u verzekeren. Wij hebben dit niet opgenomen omdat wij de noodzaak niet zagen, maar omdat wij ook de begroting sluitend moesten maken. Volgend jaar zal het college stellig de mo gelijkheid ernstig onder ogen zien om een en ander in een nieuw beleidsplan op te nemen. Wij zijn er ook van overtuigd dat wij nog niet aan het eind zijn van het realiseren van sporthallen. In dit be leidsplan ligt het echter niet in ons voornemen om dit punt op te nemen, tenzij de raad een andere beslissing neemt. (De heer De Jong: Ik zit gewoon met het probleem dat wethouder De Vries zegt dat dit gedeelte van de evenementenhal als sporthal wordt bestemd en eventueel voor evenementen ge bruikt moet worden, maar dat wethouder Eijgelaar het duidelijk anders heeft gezegd.) Wethouder Eij gelaar heeft gezegd dat men op dit punt kan ingaan wanneer de afdeling van wethouder De Vries wordt behandeld. Wethouder De Vries sluit in zijn antwoord volledig bij de woorden van de heer Eijgelaar aan. Als wethouder Eijgelaar dieper op deze zaak was ingegaan, dan had hij ook gezegd dat de sport eens een keer zal moeten wijken als er grote evenementen zijn. De plannen zijn, zoals wethouder De Vries heeft gezegd. Een winstpunt is nog dat wij ver van tevoren op de hoogte zijn van grote eve nementen en wij kunnen er dus in overleg met de sportmensen op inspelen om het sportgedeelte in in cidentele gevallen af te staan. De woorden van wethouder Eijgelaar en wethouder De Vries sluiten bij elkaar aan en dat is het standpunt van het college. (De heer De Jong: Laten wij het dan een sporthal noemen en geen evenementenhal. Ik heb de heer Eijgelaar deze week toch duidelijk horen zeggen dat de hal voor evenementen is bedoeld.) Dat klopt toch ook. Wethouder De Vries zegt toch dat de evenementen hal een zodanige opzet heeft dat er normaliter evenementen in plaats kunnen hebben terwijl tegelijker tijd het sporthalgedeelte gebruikt kan worden. Behalve in die enkele gevallen dat er een heel groot eve nement plaatsvindt. Wethouder Eijgelaar heeft dus gelijk als hij zegt dat de hal primair bedoeld is voor evenementen. Datgene wat de heer De Vries heeft gezegd sluit hierop aan. Wij praten vanachter deze tafel niet met twee monden, dat is heel duidelijk. (De hear Jansma: Dit bitsjut dus dat it punt fan in nije sporthal wer op'e nij bisjoen wurde kin by it nije biliedsplan en dat dat net perfoarst fjou- wer jier hoecht to duorjen. Folgjend jier of it jier dêrnei kinne wy dus al sizze dat wy bouwe sille.) (De heer Ten Brug (weth.): Vermoedelijk wel na 1981, want tot zolang geldt het Bestek.) Der hoege jo net op to réagearjen, mynhear Jansma, der moatte jo efkes oer neitinke. (Laitsjen) (De hear Jansma: Ik woe dit noch wol eefkes sizze, doe't ik mei in moasje kaem foar in heal miljoen foar de sport, doe hat de hiele P.v.d.A.-fraksje, ek mefrou Brandenburg, sein dat men dat net die. It jild moast nei hwat oars ta. Nou pleitsje hja foar in swimbad, dat liket dan ek hwat nuver.) Nou binne jo op in syd- spoar, mar takomme jier wurdt dit op'e nij bisjoen, dat wienen jo fan doel. (De hear Jansma: Just, klear.) De heer De Vries (weth.): Ik vind wel dat wij moeten wachten welke gevolgen het gebruik van deze evenementenhal voor de sport heeft. Ik dacht namelijk dat het wel eens mee kon vallen. (De hear Jansma: Dêrom is myn opstelling sa dat ik dat it earste jier noch wol eefkes oansjen wol.) C. Subsidies. De hear Jansma: It sil eltsenien miskien offalle, mar ik bin dochs fan doel om hjir in frij lang for- hael oer to hölden. Ik haw hjirby de fragen 415 en foar in part ek 416 op it each. Ik haw foar my lizzen it riedsfoarstel, bylage nu. 28, fan 17 jannewaris 1974, der't it hiele sub- sydzje fan Cambuer yn oan de oarder west hat. Ut dit riedsbrief woe ik in oantal dingen sitearje en nei't ik inkele dingen üt it riedsforslach dat der bitrekking op hat oanhelle haw, kom ik ta myn op- merkings. (De Foarsitter: Dat selde hawwe wy forline jier ek hawn.) Dat is my net bikend. (De Foar— sitter: Ik wit net mear hwa't it dien hat, mar forline jier is ek üt dat riedsforslach sitearre. Wy haw we doe noch in hiele diskusje deroer hawn dat itjinge de wethalder fan destiids sei net alhiel klopte. Der komme jo dochs net wer mei, hin?) Miskien foar in part wol. (De Foarsitter: Dan sizze wy wol wer dat it net klopte.) Mar ris even ofwachtsje. Sportklub Cambuer hat yn 1972 syn fisy jown op it yn de kommende jierren to fieren bilied; bidoeld waerd in tiidfak fan fiif jier. De Sportklub hat doe sein dat it oantal bisikers trochstrings 3.980 wie. De klub foun dat düdlik to leech. Foar dit brekme oan bi- iangstelling waerden in oantal oarsaken neamd. De wichtichste oarsaken wienen: de geringe suksessen yn de kompetysje, it geringe spylnivo en de foralderde akkommodaesje. Cambuer soe stribje nei for- heging fan it bisikerstal en yn dat forban waerd tocht oan trochstrings in 7.000 persoanen per wedstriid. Dermei soe dan birikt wurde dat it spylnivo forbettere waerd en dat men promovearje koe nei de eare- divyzje. Der moast dan ek noch in forbettering fan de taskogersakkommodaesje komme. De Stichting woe ek noch ta har doel komme troch it oantal bite I le spylders to forleegjen. Fierders sei men dat de gemeentlike subsydzjeregeling in mearjierrich karakter drage moast, nammentlik fiif jier. It kolleezje hat doe sein: "Wij als college zijn van mening dat in dit verband kan worden gedacht aan het stellen van een minimum aantal bezoekers aan de competitiewedstrijden voor het A-elftal. Gezien de huidige stand van de publieke belangstelling - in het seizoen 1972-1973 woonden plm. 75.000 betalende be zoekers de competitiewedstrijden van het A-team bij - zou dit minimum om de gedachte te bepalen kunnen liggen bij de 60.000 6 70.000 bezoekers. Indien bij het hanteren van redelijke toegangsprij zen de publieke belangstelling blijvend daalt beneden het niveau van 60.000 6 70.000 bezoekers per jaar, dient naar onze mening te worden overwogen het verstrekken van gemeentelijke subsidie te stoppen, uiteraard met gebruikmaking van een verantwoorde afbouwperiode. In dat geval kan naar onze mening namelijk niet meer gesteld worden dat het betaald voetbal in belangrijke mate voorziet' in de behoefte aan passieve recreatie. Het besteden van gemeenschapsgeld voor deze vorm van recre atie moet dan niet langer verantwoord worden geacht. Naar onze mening is in dit opzicht het enig bruikbaar criterium de mate van publieke belangstelling bij hantering van redelijke toegangsprijzen en een aanvaardbaar kostenpakket. It Stichtingsbistjur hat sein dat hja stribbet nei in oantal fan .000 en dat dat ek koe. B. en w. hawwe hwat foarsichtiger it oantal leger steld, nammentlik fan .000 nei 4.000 en dan üteinliks wol nei 5.000 ta yn 1978. Oan de han dêrfan binne de sifers doe opsteld wurden. It kolleezje hat der ek by sein dat de ried him elts jier dwaende halde kin mei dizze regeling, om't dy foar unbipaelde tiid oangien wie. As ik dan sitearje üt de notulen fan dy selde gear- komste, dan hat de wurdfierder fan de P.v.d.A., de hear Bouma, doe sein: "Ook uit dit oogpunt zou ik willen zeggen dat wij al het mogelijke moeten doen om de Vereniging Cambuur te behouden. Het bestuur heeft daartoe een voorstel gedaan en is, dacht ik, van heel reële cijfers uitgegaan. Als ik zo tussen de regels door lees, dan is men er echter van uitgegaan dat, als men het in deze vijf jaar niet haalt - met dit "niet halen" moeten wij dacht ik zien naar het eredivisievoetbal -, er heel ern stig zou moeten worden overwogen om er inderdaad finaal mee te stoppen en om dan een afvloeiings regeling toe te passen, als waaraan wethouder De Jong denkt. De hear Weide hat doe sein dat dit jild "voor langer dan alleen voor het volgend seizoen, het geldt voor vijf jaar. De hear Weide hat ek sein: "Ik dacht dat het optimisme dat in dit raadsvoorstel en in het nieuwe subsidiesysteem duide lijk is ingebouwd toch wel enige garantie biedt. Biedt het geen garantie voor dit vijfjarenplan - zo staat het ook in de stukken weergegeven -, dan zeggen wij na vijf jaar duidelijk: Sportclub Cambuur heeft niet aan zijn doel beantwoord, wij kunnen het subsidie dan alsnog beëindigen." Ik herinnerje my dat jo, mynhear de foarsitter, doe sein hawwe dat üt it riedsbislüt hielendal net blykt dat der oer fiif jierren praet wurden is, mar yn de diskusjes hat dat dochs wol hiel düdlik meispile. (De Foarsitter: It probleem is dat de ried it net bisletten hat. Forline jier gie de diskusje der ek oer. Hwat de ried bisletten hat, der sitte wy nou meiinoar oan fêst. It giet der net om hwat der doe allegearre sein is.) (De heer Ten Brug (weth.): Het verhaal komt mij toch bekend voor.) Dat is dan ek mar goed. Ik haw nou noch in oantal fragen. Is der bard hwat Cambuer forwachte, mei namme dat der troch strings 7.000 bisikers per wedstriid oanwêzich west hawwe? Sa net, hoe folie binne der yn trochsneed dan wol? Is it spylnivo wol opfierd? Dat Cambuer net yn de earedivyzje sit, witte de kenders en ek de oaren wol. (De Foarsitter: Geane jo der wolris hinne?) Praktysk nea. (De Foarsitter: Dan soenen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 74