W lbo een eindeloos uitstel van het geven van een antwoord te voorkomen. Ik heb echter niet de indruk dat dit op het ogenblik aan de orde is. De heer Jansma heeft nog een opmerking gemaakt naar aanleiding van hetgeen ik indertijd ook in de raad heb gezegd, namelijk dat de regeling voor gehandicapten van toepassing zou zijn. Hij zei dat de handicap niet bij de bewoners maar bij de woningen optreedt. Dat is niet helemaal waar, want het is namelijk van de constitutie van de persoon afhankelijk of men er last van heeft of niet. Het is duidelijk dat mensen die toch al aanleg hebben voor bronchitis en asthma veel meer last heb ben van dit formaldehydegasDe oorzaak daarvan ligt dan misschien wel in de concentratie aan for- maldehydegas, maar het zelfs zo ernstig last hebben dat het functioneren als mens praktisch onmoge lijk wordt gemaakt, wordt veroorzaakt door de handicap die zij al hadden. Ik ben bekend met het feit dat dit voor enkele mensen inderdapd het geval is. Dit is de lijn volgens welke de G.G.D. moet bemiddelen voor het van toepassing verklaren van de betreffende regeling. Mevrouw Brandenburg heeft gesteld dat het formaldehydegas niet alleen uit het spaanplaat in de woning maar ook uit de lijm van vloerbedekking en dergelijke komt. Ook landelijk is geconstateerd dat dit waar is. In hoeverre vloerbedekking en kasten en dergelijke van invloed zijn, weet ik niet. Wat opvalt uit de beide onderzoeken die zijn gehouden, is dat over het algemeen de woonkamer er het beste afkomt. In de huiskamer heeft men vaak vaste, gelijmde, vloerbedekking. De hoogste concentraties aan formaldehydegas vindt men daarentegen op de zolderverdiepingen. De dingen die mevrouw Bran denburg heeft genoemd spelen ook een rol, maar ik weet niet of het een overheersende rol is. Ik kan dat verder niet beoordelen, maar dit is wel een opvallend resultaat van de beide metingen. H. Milieuhygiëne. De heer Pronk: Ik heb het woord "triest" onder deze twee vragen gezet, omdat wel duidelijk blijkt dat wij niet ingespeeld zijn of willen worden op de totale milieu-problematiek. Een meer serieuze be nadering van de zorg voor de natuur en het milieu zou best op zijn plaats zijn. Het zou tot ons allen door moeten dringen dat in ons eigen belang en in het belang van hen die na ons komen een goed milieu op zijn plaats is. Het college schrijft echter dat het nog niet aan deze problematiek is toe gekomen. Wij kunnen ook nog niet verwachten dat dit binnen afzienbare tijd wel het geval zal zijn. Ook in deze gemeente gebeuren natuurlijk wel dingen die het milieu aangaan. Ik denk dan aan bij voorbeeld de Hinderwet, de reiniging, de ruimtelijke ordening, het bouw- en woningtoezicht, de G.G.D.openbare werken en misschien zijn er nog wel veel meer voorbeelden te noemen. Ik vraag mij dan ook af of het niet mogelijk is om ambtenaren met een specifieke "milieubril" uit de genoem de disciplines gecoördineerd aan te zetten tot het maken van een milieu-nota. In zo'n nota zou men bij voorbeeld een inventarisatie kunnen maken van de voor onze gemeente relevante milieu-aspecten. Deze aspecten zou men in kaart kunnen brengen, bestaande wensen en eisen ten opzichte van het milieu zou men kunnen inventariseren en men zou een actieprogramma kunnen opstellen. Ik ben mij er heel goed van bewust dat ik niet uitputtend ben, maar misschien is het u bekend dat de V.N.G. in haar blauwe reeks een boekje "de gemeente en het milieu" heeft opgenomen. Misschien heeft de gemeente daar iets aan. Een vraag die ik hieraan wil vastkoppelen, gaat over de Hinderwet, ook een zaak van het milieu. Uit recente publicaties is gebleken dat 57% van het totaal aantal inrichtingen in Nederland hinder- wetplichtig is. Nu blijkt dat 62% van deze hinderwetplichtige inrichtingen geen Hinderwetvergun ning heeft, terwijl 14% een niet toereikende vergunning heeft. Kunt u mij ook zeggen hoe de situa tie in onze gemeente is? Hoe denkt u te bereiken dat alle hinderwetplichtigen een vergunning krijgen? Vraag 348 gaat over het stationair draaien van motoren. In het antwoord op deze vraag stelt u voor om de bepaling wegens de geringe effectiviteit ervan maar te schrappen uit de Algemene Politie verordening. Men krijgt dan wel een beetje het gevoel dat ook hier de overheid het hoofd in de schoot legt. Dit is natuurlijk geen oplossing. U legt natuurlijk ook geen relatie tussen het aantal onopgeloste misdaden en het politiekorps, want anders zou ik binnenkort een voorstel verwachten waarin u zegt dat het aantal misdaden dat wordt opgelost zo gering is dat het politiekorps maar be ter kan worden opgeheven. Ik dacht dat maar één antwoord mogelijk was, namelijk: er moet een scher pere controle komen. De heer De Pree (weth.): De heer Pronk is begonnen met te zeggen dat hij de antwoorden triest vond. Ik zou er een ander kopje boven hebben gezet, namelijk "eerlijk Eerlijk kan ook triest zijn, natuurlijk. Zo triest als de heer Pronk het nu voorstelt, is het naar mijn mening niet. Het probleem is het totstandkomen van een beleid. Daar zijn de antwoorden ook op gebaseerd. Wat geldt voor de extramurale gezondheidszorg, geldt ook ten aanzien van het milieu. Er moet niet alleen iets gebeuren, /I b) er moet zelfs een beleid tot stand komen ten aanzien daarvan. Tot dusver gebeurde er wel het een en ander. Op bepaalde terreinen was de G.G.D. bij voorbeeld bezig. Het milieu in ai zijn facetten is een taak die op de locale overheden, de gemeente en het gemeentelijk apparaat, afkomt. Deze taak is immens groot en de gemeenten moeten die ook qua bemanning aan kunnen. Wat dat betreft hebt u wellicht gelezen dat het in de bedoeling ligt om bij de afdeling K.A.Z. iemand aan te trekken die belast is met de volksgezondheid en het milieu. Ik meen dat die advertentie al onderweg is. Dit lost natuurlijk niet het milieuprobleem op, maar het biedt wel perspectieven op grond waarvan gezegd kan worden dat als een eerste begin bekeken kan worden welke facetten er voor Leeuwarden aan vast zitten. Wat gebeurt er al? Wat moet er gaan gebeuren? Via dergelijke vragen kan men langzamer hand komen tot concrete voorstellen over te nemen maatregelen. Ik kan nog een volgend punt noemen om te adstrueren dat de antwoorden op de vragen op zich niet zo onvoorstelbaar zijn. Er is in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid en Milieuhy giëne een enquête in gang gezet door het organisatiebureau Bosboom en Hegener. Deze enquête heeft alleen maar betrekking op het voornemen om de Wet Geluidhinder - het gaat dus om een deel aspect van het milieu-vraagstuk - van start te laten gaan. Men had bij het ministerie namelijk het gevoel van: je kan zo n wet wel van start laten gaan, maar dan moet die ook uitgevoerd worden en moet er ook controle zijn. Het ministerie heeft geld beschikbaar gesteld om bij de gemeenten - men is ook in Leeuwarden geweest - een inventarisatie te doen plaatsvinden van zaken als: wat betekent invoering van deze wet voor Leeuwarden, hoeveel tijd zit er nu al in wat mankracht betreft en wat zou er gezien de taken die dan bij de gemeente liggen gedaan moeten worden? Het is een groots op gezette enquête, omdat men het gevoel heeft dat invoering van deze wet weieens de nodige conse quenties kan hebben. Er zal wellicht een uitbreiding van het personeel moeten plaatsvinden, wat geld kost, en er zullen meetinstrumenten enz. moeten komen. Als ik de resultaten van deze enquête wat Leeuwarden betreft bekijk, dan is dat al heel wat. Dit geeft toch wel een enkele indicatie voor de oetekenis die een en ander voor de gemeenten heeft, wanneer je op het terrein van het milieu in oiede zin iets wilt gaan doen. Vanuit die achtergrond is het antwoord op de vragen 346 en 347 ont staan. Voor de toekomst daagt er toch wel enig licht. Vervolgens heeft de heer Pronk gereageerd op het antwoord van vraag 348. Men kan twee din gen doen: of de bepaling in de verordening handhaven, maar die wordt nergens nageleefd, of deze bepaling uit de verordening halen. Als men de bepaling wil handhaven, dan moet men aangeven ie moet toezien op naleving daarvan. Als men de bepaling schrapt, dan hoeft er niets meer nage- eefd te worden. Het effect is ook dan dat iedereen zijn motor rustig stationair laat draaien. Als het dan zo is dat men vooralsnog geen mogelijkheid ziet om een effectieve controle uit te voeren, dan zouden wij een hele filosofie kunnen ophangen over de vraag of het überhaupt zinnig is om verorde ningen en zelfs wetten te laten voortbestaan, als ze in de praktijk door niemand worden nageleefd en er ook geen controle mogelijk is. Als het voor het ene geldt, dan kan het ook voor alle andere wetten en verordeningen gelden en dat zou geen goede ontwikkeling zijn. (De heer Janssen: Zullen wij dan ook de parkeerverordening maar niet afschaffen? Daarop is op het ogenblik ook geen controle.) De Voorzitter: Wij zijn druk bezig om te zorgen dat er wel controle komt. De heer Janssen weet als een der oudste raadsleden hoe deze bepaling bij amendement op een beetje ongelukkige wijze in de verordening terecht is gekomen. Toen werd ook al de zorg uitgesproken dat er niets van terecht \wamNa stemming kwam het amendement met een heel kleine meerderheid in de verordening. (De heer Ten Hoeve: Dat was dus democratisch.) Ik praat niet over de vraag of het democratisch of onde mocratisch was, maar over hoe het in de praktijk werkt. De heer Janssen maakte een vergelijking met de parkeerverordening. Er wordt heel serieus aan gewerkt om de controle op de parkeerverordening weer in goede banen te leiden. Dat moet ook en het gebeurt ook. Mevrouw Brandenburg-Sjoerdsma: Ik moet zeggen dat ik er wel op tegen ben dat wij die verorde ning veranderen. Zo'n bepaling om de motor niet stationair te mogen laten draaien heeft ook een pre ventieve werking, net als de bordjes Verboden toegang". Als men bij voorbeeld naast een bedrijf woont, waar veel laden en lossen plaatsvindt, dan heeft de politie in ieder geval een handvat om iets aan die hinder voor de omwonenden te doen. Als wij de bepaling uit de A.P.V. halen, dan is een gesprek niet eens meer mogelijk. De heer De Pree (weth.): Dat zou dan gelden voor incidentele gevallen waar men per ongeluk tegenaan loopt. Als je er werkelijk iets aan .wilt doen, dan moeten er nog veel meer dingen gebeuren als bij voorbeeld het plaatsen van borden en het geven van voorlichting. Ook dan kan men echter zeg gen dat dat niet helpt. Het is een vicieuze cirkel.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 84