P 7' 2CT/70 in tegenstelling tot wat er op andere plaatsen in de stad gebeurt, hetgeen een aanhoudende zorg is. De heer Van der Wal heeft gevraagd naar de opvatting van het college met betrekking tot het houden van kleinschalige concerten in de Prinsentuin. Misschien bedoelt de heer Van der Wal met kleinschalig het aantal bezoekers. Dit heeft natuurlijk heel weinig te maken met het geluidsvolume dat geproduceerd wordt. (De heer Van der Wal: Ook de mate van spectaculariteit van de groep had ermee te maken.) De muziek moet in ieder geval voor het publiek wel hoorbaar zijn. Bovendien worden de concerten buiten gehouden, dus bijna geluidloos zal dit nooit zijn. (De heer Van der Wal: Hoempa-hoempa muziek en taptoe's en zo gaan ook niet zonder lawaai gepaard.) Dat ben ik met u eens. Toch is het zo - dat is ook mijn overtuiging - dat deze plaats niet de meest aangewezen plaats is. in het antwoord staat dat voor grootschalige concerten, die binnen plaats dienen te vinden, ge bruik kan worden gemaakt van de Frieslandhal. Er wordt gezegd dat het college dit niet serieus kan menen. (De heer Van der Wal: Tenzij de concerten in de evenementenhal zouden kunnen plaatsvin den, maar die is er nog niet.) U bent mij net een slag voor, want ik had u de vraag willen stellen of u een betere hal of plaats op het oog had waar deze concerten wel gegeven zouden kunnen wor den. Die suggestie had ik dan graag in overweging willen nemen. De heer Van der Wal weet hoogst waarschijnlijk ook geen oplossing en ik ook niet, dus voorlopig moeten wij maar genoegen nemen met wat wij hebben. De bovenzaal van de Beurs is er nu en voor heel grootschalige concerten zie ik ook geen andere oplossing dan de Frieslandhal. Maar wie weet wat voor andere mogelijkheden er in de toe komst zullen zijn. Voor buitenconcerten is de Prinsentuin, gezien de ligging, toch niet de meest ideale plaats. (De heer Van der Wal: Is dat niet wat te veel koudwatervrees van de burgerij?) Het zijn ook de ziekenhuizen waar je mee te maken hebt. PAR. 14. BELEIDSSECTOR SAMENLEVINGSOPBOUW EN JEUGDWERK. A. Algemeen. Punten 439 t.e.m. 442. De heer Schagen: In punt 441 wordt aangegeven wat de procedure is geweest met betrekking tot de zogenaamde Oldehove-nota. Tot 31 januari 1979 kunnen er reacties komen. Wij weten dat er vrij veel reacties zijn gekomen en er is zelfs een alternatieve nota gekomen. Mijn vraag is: Welke sta tus kent het college toe aan deze alternatieve nota? Wordt die beschouwd als een reactie of wordt die op een andere manier bekeken? Ik zal nu niet op punt 445 ingaan. Ik heb het idee dat dit punt bij het verkeerde hoofdstuk te recht is gekomen. Naar mijn idee had dit bij jeugdwerkloosheid moeten staan. Het lijkt mij dan ook beter dat ik er straks maar op inga. De heer Heere: Ik had over punt 441 een vraag willen stellen in de orde van grootte als de heer Schagen heeft gedaan. Ik hoop dat de wethouder de door mij niet gestelde vraag bevredigend zal beantwoorden en daarom stel ik hem maar niet. De heer De Pree (weth.): Het is duidelijk hoe ver wij op het ogenblik zijn. Er zijn reacties op de Oldehove-nota binnengekomen en er is zelfs een alternatieve Bonifatius-nota binnengekomen. (De heer Ten Brug (weth.): Die is dus niet af.) U weet dat wij gisteravond een openbare bijeenkomst heb ben gehad waar ook opmerkingen zijn gemaakt over de symbolische waarde van zowel de Oldehove- nota als de Bonifatius-nota. De heer Schagen vraagt welke status het college toekent aan de alterna tieve nota. Er zijn veel reacties binnengekomen, korte reacties, lange reacties, detail-kritische opmer kingen enz. De alternatieve nota is ook een reactie. Flet is echter wel een veel meer uitgewerkte reac tie dan die welke tot dusver zijn binnengekomen. Gisteravond hebben wij de afspraak gemaakt om mor gen met de opstellers van de alternatieve nota een werkbespreking te houden. Wij kunnen dan eens bekijken in hoeverre de alternatieve nota duidelijk anders is dan de Oldehove-nota, zodat wij weten waar eventueel de belangrijke verschilpunten liggen. Tevens kan dan worden bekeken of die ver schilpunten ten tijde van de werkbespreking oplosbaar zijn of niet. Als er verschillen blijven bestaan, dan zal het college zijn standpunt kenbaar moeten maken, waarna dit standpunt, vergezeld van alle andere reacties die binnengekomen zijn, via de raadsadviescommissie aan de gemeenteraad kan wor den voorgelegd. Wij beschouwen de alternatieve nota dus ook als een reactie, maar dan wel als een uitzonderlijke in de zin van een zeer uitgewerkte reactie die niet door één instelling is gefabriceerd maar door een cluster van instellingen. Punten 443 t.e.m. 446. De heer Heere: Het is bekend dat er gewerkt wordt aan plannen om een educatief centrum gestalte te geven, waarbij het Samenwerkingsverband en Het Baken eventueel een rol zouden spelen. Op dit mo ment is het zo dat een aantal cursussen, die onder auspiciën van het Samenwerkingsverband worden gegeven, weieens in de mist zouden kunnen raken vanwege subsidieproblemen ten aanzien van de daaraan verbonden vaste kracht. Daarover hebben wij laatst in de raadsadviescommissie een aantal vragen gesteld. Er zou een nader onderzoek naar worden ingesteld. De termijn waarop een en ander bevredigend zou kunnen worden opgelost lijkt mij vrijwel verstreken. Ik ben dan ook erg benieuwd hoe dit heeft uitgepakt. De heer De Pree (weth.): De kwestie met betrekking tot de taak van het Samenwerkingsverband ligt naast de vraag over de toekomstige positie van Het Baken nieuwe stijl, een van de uitvoerende instellingen op het gebied van de volwassenen-educatie. Er zijn twee problemen. Het ene probleem betreft de cursussen - V. O. S-cursussen, Bijspijker-cursussen - die op het ogenblik nog door het Samenwerkingsverband worden verzorgd en die zijn opgenomen in het educatief plan en programma. Dit educatief plan en programma is indertijd door de raad vastgesteld en is toen verstuurd naar het ministerie, in afwachting van de rijksbijdrageregeling, die er, om deze cursussen te kunnen betalen, moet komen. Wij hebben wat dit betreft nog geen reactie van het Ministerie van C.R.M. ontvangen, noch positief, noch negatief. Dat geeft de nodige problemen, want 1 januari is al voorbij en de cur sussen moeten wel doorlopen. U weet dat er een vorm gevonden is - dat is ook in de raad besproken - om de cursussen voorlopig op de oude voet door te laten gaan, namelijk door het deel dat sowieso voor rekening van de gemeente komt alvast ter beschikking te stellen. De situatie is wel nijpend, in die zin dat dit maar een paar maanden kon overbruggen. Die termijn is binnenkort afgelopen en wij zullen ons er als college op zeer korte termijn op moeten beraden wat er nu moet gebeuren. In het verleden heb ik ook wel gezegd dat juist dit soort uitvoerend werk door het college als uiterst be langrijk wordt gezien; daar hoeft geen misverstand over te bestaan. Een ander probleem is dat het Samenwerkingsverband heeft gezegd dat, wil het kunnen functio neren, er man- of vrouwkracht nodig is. Dit hoeft misschien niet direct een fulltimer te zijn, maar dan toch wel een parttimer. Het is een ingewikkelde materie, want het is ook nog mogelijk dat, als er bange vermoedens bestaan wat betreft de rijksbijdrage van C.R.M., Het Baken in de toekomst het uitvoerende werk moet doen dat nu door het Samenwerkingsverband wordt gedaan. Het Baken valt echter onder een ander ministerie. Wij hadden een afspraak voor een gesprek met de directeur-gene raal V.O.-O.V. Dat gesprek zou afgelopen maandag plaatsvinden. Het ministerie heeft deze af spraak echter afgezegd, omdat de betreffende ambtenaren bij de minister moesten komen. Waarvoor weten wij niet, maar waarschijnlijk heeft het hier niets mee te maken. Er is inmiddels een nieuwe afspraak gemaakt op 14 februari. Als wij zouden weten dat Het Baken via die subsidielijn bekostigd zou worden, dan betekent dat dat de problematiek er wat de financiën betreft voor Leeuwarden een stuk beter uit zou komen te zien. Wij zouden dan wat betreft de cursussen vanaf zeg maar 1 septem ber goed zitten. Er zou dan nog maar een klein gat zijn waar wij dekking voor moeten zoeken. In direct zou dit ook weer invloed hebben op de financiering van de kracht bij het Samenwerkingsver band. Het probleem waar wij op het ogenblik mee zitten is dat wij, èn door de afspraak op het minis terie die niet door is gegaan - wij weten dus niet of het ministerie gunstig of ongunstig reageert - èn doordat C.R.M. nog geen uitsluitsel heeft gegeven, volkomen in de mist zitten. Wij kunnen nu geen planning maken omtrent de vraag hoeveel een en ander ons gaat kosten. In ieder geval moet vast staan dat wij een oplossing moeten vinden om de cursussen door te laten gaan. Daar zullen wij ons best voor doen. Binnenkort zult u daar wel meer van horen. Of het aantrekken van een functionaris voor het Samenwerkingsverband moeilijkheden zal geven, hangt af van C.R.M. en zeker van Onder wijs waar ik toch wel iets meer van verwacht. B. Emancipatie. Mevrouw De Jong: Er wordt overwogen een tijdelijke kracht aan te stellen, staat in het antwoord op de vragen 447 tot en met 449. Ik vraag mij af in welke tijdsduur ik dan moet denken. Wordt er bij voorbeeld aan een halfjaar gedacht? Als dat het geval is, dan lijkt het mij toe dat, als iemand net is ingewerkt en dan weer het veld moet ruimen, een stuk enthousiasme en kennis verloren gaat. Ik zou het college willen vragen te overwegen of hiervoor een andere mogelijkheid is. Mevrouw Otsen: Ik wilde nog even teruggaan naar de vraag die de heer Heere zonet gesteld heeft. Ik ben verheugd te horen dat er binnenkort een voorstel zal komen om de eerste 24.000,uit te breiden. Ik heb dit tenminste zo uit het antwoord van de wethouder begrepen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 89