1^21 Wat betreft de punten 447 tot en met 449, ik denk dat wij er met elkaar van overtuigd zijn dat er nogal wat belemmeringen zijn voor vrouwen om op gelijkwaardige wijze deel te nemen aan het maatschappelijke en politieke leven. Meisjes en vrouwen hebben nog steeds een achterstand als het gaat om deelname aan onderwijs, het uitoefenen van een beroep, het dragen van verantwoordelijk heid, bij voorbeeld in politiek bestuurlijke functies. Zij trekken aan het kortste eind als het gaat om de verdeling van macht, om de verdeling van kennis, om de verdeling van inkomen en om de verdeling van arbeid. Ruimschootse informatie hierover vinden wij in de nota van de wetenschappe lijke raad voor het regeringsbeleid, getiteld "De emancipatie van de vrouw", en in de onderzoeken gedaan door het sociaal-cultureel planbureau en onlangs ook nog door de loontechnische dienst. Een aantal belemmeringen is dermate van structurele aard dat wij daar als locale overheid niets of nau welijks wat aan kunnen doen. Er blijven echter sowieso een aantal zaken over waar wij als plaatse lijke overheid wel iets aan kunnen doen, bij voorbeeld op het gebied van het onderwijs, op het so ciaal-culturele vlak, de hulpverlening; eigenlijk heeft deze problematiek met alle beleidssectoren wel raakvlakken. Wij kunnen er dan ook mee instemmen dat er een kracht zal worden aangetrokken, om, zoals u stelt, het werkveld te inventariseren en tot voorstellen te komen. Vooral dit laatste lijkt mij bijzonder belangrijk. Ik weet dan ook niet goed wat ik met de opmerking van de landelijke overheid moet. Ik denk dat wij ons daar niet aan hoeven te spiegelen en best zelf initiatieven kun nen nemen. Er wordt voorgesteld om een tijdelijke kracht te benoemen. Ik weet niet of hiermee be doeld wordt dat dit in het kader van de T.A. P.-regeling moet gebeuren. Ik vraag mij af of dat be doeld wordt en zo ja, of de benoeming dan ook echt tijdelijk zal zijn, bij voorbeeld voor maximaal één jaar. Betekent dit dan dat er meerdere jaren achtereen een T. A. P.-kracht of een tijdelijke kracht zal worden benoemd? Of denkt het college dat binnen één of twee jaar het hele probleem van de achterstand zal zijn opgeheven en wij daarvoor dan niemand meer in dienst hoeven te heb ben? Dit is mij onduidelijk. Ik neem aan dat de voorstellen met betrekking tot de verschillende beleidssectoren ook finan ciële consequenties zullen meebrengen. Ik heb daarvoor niet een bedrag in de begroting kunnen vin den. Mijn vraag is dan ook: Wil het college hier minder voor beschikbaar stellen? Hiermee wordt naar mijn idee tevens de belangrijkheid van deze zaken uitgedrukt. Om welke bedragen gaat het? Hoevee! geld heeft het college hiervoor over? Een andere vraag is deze. Ik denk dat de betreffende functionaresse - ik noem het maar een éénvrouwspost, in tegenstelling tot een éénmanspost - graag ondersteuning zal willen ontvangen van bij voorbeeld raadsleden uit de verschillende raadsfracties en/of groepen in onze gemeente die zich eveneens bezighouden met de emancipatie van de vrouw. Ik denk dan aan de politieke vrouwenorga nisaties en de plattelandsvrouwen. Er zijn grote groepen vrouwenorganisaties die zich met dit soort zaken bezighouden. Er kan dan een soortement begeleidingscommissie ontstaan waarbinnen een uit wisseling van ideeën kan plaatsvinden, die later via een nota, een plan, in voorstellen zullen uit monden. Ik begrijp namelijk nog niet helemaal of het afzonderlijke voorstellen zullen worden of dat het inderdaad in de bedoeling ligt om met een volledige nota te komen. In het laatste geval hoeft bij verschillende detailzaken niet steeds gezegd te worden: Hier moet nog wat aan gebeuren. Als er eenmaal een nota ligt, kun je die als geheel aannemen. Daar kunnen dan ook verschillende concrete voorstellen uit voortvloeien. Vindt u dat er zo'n klankbord of ad hoc-commissie of hoe je het maar noemen wilt moet komen of vindt u dat bij voorbeeld de Welzijnscommissie hier een belang rijke rol in zou moeten spelen? Hoe ziet het college dit? Mevrouw Van der Werf: Mevrouw Otsen heeft door middel van een aantal voorbeelden al aan gegeven dat er op het gebied van de vrouwenemancipatie nog wel het een en ander te doen is. Ik zal hier dan nu ook niet verder op ingaan. Wel wil ik ingaan op het plaatselijke emancipatiebe leid, dat ik een belangrijke zaak vind. Ik vind niet dat de overheid van bovenaf de zaakjes maar even moet regelen, ik denk ook niet dat dat kan. Emancipatie is een maatschappelijk proces, dat mijns inziens van onderop moet plaatsvinden. Wel kan de overheid een belangrijke rol spelen door voorwaarden te scheppen, belemmeringen weg te nemen, het goede voorbeeld te geven en bepaalde ontwikkelingen te stimuleren door middel van financiële ondersteuning. Een plaatselijk emancipatie beleid kan mijns inziens voor een deel aansluiten bij het landelijke beleid, dat ten aanzien van de emancipatie plaatsvindt. Daarnaast zullen er ook duidelijke visies en beleidsvoorstellen met betrek king tot de Leeuwarder situatie moeten komen. Dit zou bij voorbeeld kunnen betekenen dat er initia tieven ondersteund gaan worden die landelijk nog niet erkend zijn of onbelangrijk worden gevonden. Ik zou op drie punten willen ingaan die voor een deel ook al door mevrouw Otsen zijn aangestipt. 2 Z/fz Ten eerste het punt van de middelen. In het antwoord wordt gewezen op de rijksbijdrageregeling die er misschien komt. Het lijkt mij belangrijk om ook op korte termijn al gestalte te geven aan be leidsvoorstellen die wij mogen verwachten en om te komen tot een begrotingspost emancipatiezaken. Dit zou bij voorbeeld kunnen in de vorm van een fonds, zoals dat momenteel bestaat voor experimen ten met betrekking tot de jeugdwerkloosheid. Over de juiste vorm valt echter nog wel te praten. Ik zou graag willen weten hoe de wethouder hierover denkt. Vervolgens het punt van de werkkracht. Er is al op gewezen dat er nu een tijdelijke kracht is. Als inderdaad een kracht zal worden aangesteld via een bepaalde regeling, dan ben ik er bang voor dat zo'n kracht na verloop van tijd weer opstapt, zoals men zo vaak ten aanzien van dergelijke krachten ziet gebeuren. Daardoor gaat de continui'teit verloren, nieuwe krachten moeten steeds weer worden ingewerkt, er komen steeds weer mensen die een andere visie op de zaak hebben, deskundig heid gaat verloren. Al met al lijkt mij dat geen bevorderlijke zaak. Evenals mevrouw Otsen ben ook ik van mening dat er genoeg werk is voor een dergelijke kracht. Voorlopig zijn de problemen nog lang niet opgelost. Er is zeker genoeg werk met betrekking tot de uitvoering van het beleid. Ik zou dan ook willen pleiten voor een vaste kracht. Dan is er nog het punt van de nota. Ik zou ervoor willen pleiten dat in een dergelijke nota voorstellen komen die zich uitstrekken over de verschillende beleidssectoren. Vanuit de invalshoek van de emancipatie zal moeten worden ingespeeld op de beleidsvorming in andere sectoren binnen de gemeente. Ik denk dan bij voorbeeld aan het personeelsbeleid, dat hier al eerder ter sprake is' geweest. Het gaat dan met name om aanneming en ontslag, arbeidsvoorwaarden, advertentiebeleid en deeltijdbanen. Het doen van voorstellen zou ik zeker ook binnen dit beleid willen rekenen. Het uitwerken van de mogelijkheden tot deeltijdbanen zou ik ook aan een dergelijke kracht willen op dragen. Verder zijn er nog het voorlichtingsbeleid, de crèches, het politiebeleid en zo zijn er nog heel wat zaken te noemen. Ik vind dat de politieke doeleinden van een emancipatiebeleid door de raad moeten worden vast gesteld. Ik zou dan ook graag willen dat de opdracht voor het schrijven van een dergelijke nota plaatsvindt in de Raadsadviescommissie voor Welzi jnsaangelegenheden De heer De Pree (weth.): De veelheid van vragen en problemen met betrekking tot de emanci patie geeft al aan hoeveel werk er ligt te wachten. Het antwoord op de vragen moet u mijns inziens zo opvatten, dat het aangeeft dat het college zichzelf en het eigen collegeprogramma serieus neemt. In dit programma staat ook iets over emancipatie. Natuurlijk speelden dit soort zaken ook al eerder, bij voorbeeld ten aanzien van het advertentiebeleid. Hoe begin je nu? Het antwoord lijkt weer op hetgeen ik eerder heb gezegd ten aanzien van de extramurale gezondheidszorg. Ook dat is een nieu we taak, waarmee je als college serieus aan de gang wilt. Ergens moet een begin worden gemaakt. Op korte termijn kunnen wij in ieder geval trachten om een tijdelijke werkkracht te vinden. Zo'n kracht zal dan via de TA. P. -regeling of een andere regeling moeten worden aangesteld. Daardoor kan men althans een halfjaar of een jaar aan de gang met het inventariseren van de beleidssectoren met betrekking tot de vraag waar welke zaken spelen vanuit de optiek van de emancipatie. Dat zal in kaart moeten worden gebracht. Ook is het belangrijk dat een inventarisatie plaatsvindt van wat men landelijk aan nota's en Deleid en initiatieven heeft, opdat wij in Leeuwarden niet alles zelf hoeven uit te vinden. Al dit soort zaken zullen moeten worden geïnventariseerd. Het zou het snelst kunnen gebeuren door, zoals in het antwoord staat, op deze manier een begin maken. Niet om daarmee te zeggen dat alles dan mooi klaar is, maar om snel te kunnen beginnen. Als een dergelijke inventarisatie heeft plaatsgevonden, dan vermoed ik dat de vraag opkomt welke voorstellen er gedaan moeten worden. Bij inventarisatie zal naar voren komen waar het pro bleem urgent is, waar iets zou kunnen gebeuren en waar als locale overheid iets zou kunnen worden gedaan. Daar zullen ongetwijfeld voorstellen uit rollen. Hoe zit het dan met de financiële kant van de zaak? Bij elk voorstel wordt een raming gegeven van de kosten en als het goed is wordt ook aan gegeven waar dekking voor de kosten kan worden gevonden. Dat is het minst eenvoudige. Voorstel len, die geld kosten, zijn altijd voorstellen waarbij een financiële vertaling hoort. Er zijn nogal wat zaken genoemd waarvan ik ook de indruk heb dat die er allemaal bij horen. In het antwoord valt de term facetbeleid. Het beleid zoals dat tot nu toe overal werd gevoerd, was inderdaad een facetbeleid. Is het dan verstandig om te zeggen dat al die facetten onder één punt ko men te vallen, namelijk de emancipatie? Of moet je zeggen dat daardoor de kwestie wordt geïso leerd en dat binnen de diverse sectoren bekeken moet worden hoe daar de mentaliteit en de struc tuur veranderen? Dat is nog een fundamenteel discussiepunt, waar wij de komende tijd geheid tegen aan zulIen lopen Zowel mevrouw Van der Werf als mevrouw Otsen heeft opgemerkt dat er ten aanzien van de inven-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 90