2 ibS zich bezighoudt met de aansluitingsproblematiek. Wordt hier gedoeld op de Commissie Weijer, die naar men mij verteld heeft ingeslapen is? Wordt deze commissie dan eventueel weer tot leven qe- bracht? Verder wilde ik graag in het algemeen enkele opmerkingen maken over de doorstromingsproble- matiek. Ik heb mij laten vertellen dat er van de kant van de gemeente eigenlijk erg weinig belang stelling is, weinig steun wordt gegeven en zeker geen initiatieven worden genomen ten aanzien van integratieprojecten. Ik wil een voorbeeld noemen. Op de Stedelijke Scholengemeenschap is een ver lengde brugperiode mogelijk. De mensen die daarmee bezig geweest zijn hebben heel weinig van de belangstelling van de gemeente gemerkt. Ik vraag mij af of het niet mogelijk is dat de gemeente zich wat meer stimulerend gaat opstellen in dit soort zaken. Is het mogelijk om in de volgende begroting een bedrag te reserveren voor dit soort projecten, zodat bij voorbeeld leerkrachten een beroep op de gemeente kunnen doen voor her- en bijscholing? De heer Visser: Een vraag naar aanleiding van het antwoord op vraag 186, het punt van de door stroming. Zal de Schooladviesdienst in de nabije toekomst initiatieven ontwikkelen in deze richting met betrekking tot de doorstroming? Mevrouw Van der Werf: Vraag 187 handelt over de doorstroming van meisjes naar voortgezet mid delbaar en hoger onderwijs. In het antwoord staat dat op allerlei manieren deze doorstroming reeds wordt bevorderd. Ik wil dan graag weten wat er zoal rond deze problematiek gebeurt. In het laatste gedeelte van het antwoord staat: Voor zover deze activiteiten op plaatselijk niveau ondersteund kunnen worden, zu I len wij daarop inspelenIk vind dit eigenlijk wat te passief. Ik zou al lereerst graag willen weten of men binnen de gemeente al bezig is te onderzoeken hoe op de landelijke acti viteiten kan worden ingespeeld. Indien men nog niet bezig is, wanneer wordt daarmee dan een begin gemaakt Ik zou in de Commissie Onderwijs op de hoogte willen worden gesteld van de resultaten en de eventuele activiteiten die daaruit voort zullen vloeien. Mevrouw Otsen: Ik heb eveneens een vraag over punt 187. Ik heb een voorbeeld gevonden, waar door ik ben gaan twijfelen of de manier waarop plaatselijk wordt ingespeeld wel de goede is. Ik ben in ieder geval blij met de onderkenning van de problematiek van de doorstroming van meisjes naar voortgezet middelbaar en hoger onderwijs. Ik heb gelezen dat in de afdelingsvergadering van vorig jaar hierover ook al een discussie heeft plaatsgevonden. In het antwoord staat dat u erop in zult spe len voor zover de activiteiten op plaatselijk niveau worden ondersteund. Het boekje De School, dat naar ik meen deze week is binnengekomen, is meegegeven aan de kinderen van de zesde klas van de lagere scholen. Dit boekje zou mijns inziens wel wat minder traditioneel kunnen zijn. Naar ik heb begrepen draagt de gemeente er ook verantwoordelijkheid voor. (De heer Ten Brug (weth.): Nee.) Achterin het boekje staat dat dit een speciale uitgave is in samenwerking met de gemeente Leeuwar den, de Schoolraad en de Vereniging voor Openbaar Onderwijs. Om die reden wilde ik hier naar voren brengen dat deze uitgave naar mijn mening wel wat minder traditioneel zou kunnen zijn. Als er gepraat wordt over Marietje die filmster wil worden en Keesje die piloot wil worden, dan denk ik dat dit weinig reëel is. De uitgave doet mij erg traditioneel aan. Een voorwoord van de wethou der van Onderwijs zou misschien toch wel wat gunstiger kunnen werken. In een landelijke krant heeft minister Pais van Onderwijs - nog wel een lid van de V.V.D. - iets heel anders gezegd, na melijk dat blijkt dat jongens in het algemeen een moeilijker vorm van onderwijs kiezen dan meisjes. Hij vraagt de ouders dan ook om zich af te vragen of zij ook voor hun dochter voldoende kansen zul len aangrijpen. In dat kader wilde ik vragen of de uitgave van De School in samenwerking met de gemeente wat beter uit de verf zou kunnen komen wat betreft de doorstroming van meisjes naar het voortgezet onderwijs. De heer Ten Brug (weth.): Allereerst een antwoord op de vraag van mevrouw De Haan. Er is in derdaad een Commissie Weijer en die slaapt helemaal niet. Onlangs is deze commissie weer volop gaan draaien. Uw inlichtingen dateren misschien van het vorige kwartaal, maar de commissie is volop aan het werk. De volgende vraag van mevrouw De Haan ging over het integratieproject. Ik vind die vraag een beetje vreemd. Met medewerking van en in overleg met de gemeente is het project van een verlengde brugklas gestart. Het project is nu in zijn tweede jaar, de periode is dus nog helemaal niet afgesloten. De periode zal moeten worden afgesloten met een rapport. Het is een proef en de bevindingen hier omtrent zullen nader worden bekeken. Wij wachten uiteraard op dat rapport. Dit rapport kan echter nog niet uitgebracht worden, want men is nog maar net op weg. Een en ander zal langer moeten du ren dan een periode van drie jaar, want men weet voor die tijd niet hoe de effecten met betrekking tot de verdere keuze van de leerlingen zijn geweest. De keuze van de vakkenpakketten en de keuze tussen het havo en het atheneum liggen hier namelijk aan ten grondslag. De reden waarom men er mee is begonnen is de volgende. Men had het idee dat men na één jaar soms verkeerd adviseerde naar beide kanten. Soms zag men een situatie van terugvallen van atheneum naar havo. Een vreemd maar algemeen verschijnsel hierbij is dat, wanneer het op een atheneum niet gaat en men derhalve zou veronderstellen dat het op een havo wel gaat - de leerling werd immers wel tot het atheneum toegelaten -, het merendeel van de terugvallende leerlingen alleen maar goed uit de voeten kan op de mavo. Of de klap terug hier mede een oorzaak van is, weten wij niet. Vandaar de proef met de verlengde brugklas. De omgekeerde situatie doet zich ook voor, namelijk dat havo werd geadviseerd terwijl atheneum mogelijk bleek. Dit is natuurlijk minder ernstig, omdat de herstelmogelijkheid ge makkelijker is. Voor de betrokken leerling is een en ander lang niet zo vervelend als in het andere geval Het project vraagt geen bijzondere gelden. Het kan binnen het kader van de schoolbegroting worden betaald. De gelden die wij op de begroting hebben uitgetrokken gelden met name voor het lager onderwijs en het kleuteronderwijs, omdat daar op het moment in feite veel meer aan de hand is. Hier blijkt ook wel enigszins uit welke prioriteiten wij betreffende het totaal van de aanpak van het onderwijs hebben gesteld, namelijk eerst het kleuteronderwijs en het lager onderwijs en daarna het vervolg-onderwijsWij menen nog steeds dat het een dikke fout is geweest dat men de l.o.-wet liet bestaan en met de Mammoetwet kwam. Men had eerst een nieuwe basiswet moeten makefi om dan te gaan bekijken hoe de wettelijke regelingen inhoudelijk zouden moeten liggen ten aanzien van het vervolg-onderwi js De kosten voor bijscholing zijn voor een deel voor het rijk en voor een deel voor rekening van de mensen zelf. Dat is een algemeen aanvaarde situatie bij het onderwijs. Het is niet meer de be doeling - dit gold trouwens ook niet voor het voortgezet onderwijs maar voor het lager onderwijs en het kleuteronderwijs - dat wij dit zelf zouden doen. Wij hebben dat een tijd gedaan in het kader van de Schooladviesdienst voor het kleuteronderwijs en het lager onderwijs, maar dit wordt geacht een taak te zijn van de opleidingsscholen. De heer Visser heeft gevraagd of ook de Schooladvies dienst hier een taak in kan hebben. Ik dacht eigenlijk van niet, want waar ging het hier om? Het qing hier om de aansluiting van kleuteronderwijs en lager onderwijs en om het feit dat over en weer duidelijk moest zijn waar het voortgezet onderwijs in feite kon beginnen. Hebben de kinderen bij voorbeeld Frans gehad, hebben de kinderen bij voorbeeld ontleden gehad? Dit was een vrij moei lijke kwestie. Wanneer men van een situatie uitging, waarbij sommige scholen achterbleven, dan werd dat voor de betrokken kinderen erg lastig. Dat heeft geleid tot een naar mijn mening duide lijke afspraak. Om tot een afspraak te komen heeft minder moeilijkheden opgeleverd dan wij aan vankelijk dachten. Het voortgezet onderwijs heeft eigenlijk gezegd: Als wij maar precies weten tot hoe ver jullie gaan, dan zien wij onze taak wel en bouwen daar op verder. Wij hebben de kinderen toch vijf of zes jaar bij ons op school, een en ander hoeft dus geen problemen op te leveien. De vragen, naar aanleiding van punt 187 gesteld, zijn een beetje tegenstrijdig. Vraag 187 heeft betrekking op de doorstroming van meisjes naar het voortgezet onderwijs. Het boekje De School is een uitgave van de Algemene Bond van Onderwijzend Personeel. Het orgaan van deze bond heet ook De School. Het boekje heeft geen andere bedoeling dan de mensen te oriënteren op het gebied van het onderwijs. Vroeger hebben wij daar veel meer aandacht aan besteed. Wij hebben met name avonden in Zalen Schaaf georganiseerd, toen de problematiek helemaal nieuw was. Toen de Mam moetwet kwam, wist men bij voorbeeld niet hoe de verhouding tussen het beroepsonderwijs en het algemeen voortgezet onderwijs was en hoe de aansluitmogelijkheden tussen die twee verschillende vormen van onderwijs waren. Na een aantal jaren bleken dergelijke avonden, gezien het bezoekers aantal, niet meer nodig te zijn. Er was blijkbaar toch voldoende aandacht aan besteed. Het boekje De School komt voor een deel op de eerdere problematiek terug. Er is ook weieens een boekje uit gegeven, waarvoor ik wel een voorwoord heb geschreven. Het is mij dit keer echter niet gevraagd en ik neem dat de samenstellers ook niet kwalijk. Als ze het mij wel hadden gevraagd, dan had ik wel een voorwoord geschreven. Mevrouw Otsen heeft gezegd dat zij het boekje vrij traditioneel vond. Ik heb het boekje slechts vluchtig in kunnen zien, omdat ik het gister pas heb gekregen. Ik kan daarom niet beoordelen of het boekje inderdaad traditioneel is. Ik ben best bereid om met de redacteuren van het boekje te praten om te zien of men het ook op een andere manier zou kunnen doen. In andere gemeenten zijn heel uitvoerige uitgaven verkrijgbaar. Deze uitgaven zijn dan wel wat meer met foto's verlucht dan dit boekje. Een tamelijk dik boekje is echter nogal duur en wordt, omdat het zo dik is, niet goed gele zen. Men moet een boekje als dit als een kleine ondersteuning zien en ook niet meer dan dat. Het

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 97