16
Punt 18a (bijlage no. 27).
Mevrouw Van der Werf: Ondanks de haast van de wethouder, wil ik toch nog enkele opmerkingen
maken. Wij zijn blij dat het initiatief van een aantal vrouwen die al sinds december 1977 onafgebro
ken hard gewerkt hebben aan de totstandkoming van een "Blijf van m'n Lijf-huis", heeft geresulteerd
in het raadsvoorstel dat nu voor ons ligt. Daarmee houdt onze blijheid dan ook op, want op zich is de
situatie die aanleiding geeft tot de oprichting van dergelijke huizen erg triest. Vrouwenmishandeling
is volgens de Amerikaanse F.B.I. de meest gepleegde en minst vaak aangegeven misdaad. Volgens een
officieel rapport worden in Amerika vijf miljoen vrouwen mishandeld. In Nederland is nog nooit een
onderzoek gedaan naar de omvang van dit verschijnsel. De enige graadmeter is het aantal vrouwen dat
jaarlijks onderdak vraagt in de huizen van de Stichting Blijf van m'n Lijf. Toch is het waarschijnlijk
nog steeds zo dat maar een gering deel van de problematiek op deze wijze zichtbaar wordt. Erg veel
vrouwen praten niet over deze dingen. Zij schamen zich voor hun omgeving, zij weten geen alterna
tief en zij kennen hun rechten niet of worden onvoldoende opgevangen door huisartsen en politie, die
ook nauwelijks weten wat zij met deze problematiek aan moeten. Ik denk dat vrouwenmishandeling
geen op zichzelf staand feit is, maar dat hef erg nauw samenhangt met de onderdrukte positie die vrou
wen in onze maatschappij innemen. Vrouwen zijn afhankelijk op vele fronten, hebben vaak weinig op
leiding of een beperkt beroep en daarmee samenhangend een geringe kans op zelfstandigheid. Het is
ook niet voor niets dat deze "Blijf van m'n Lijf-huizen" opkomen in een tijd dat vrouwen in beweging
komen. Daarom vind ik ook het tweede deel van de doelstellingen van de "Blijf van m'n Lijf-huizen"
erg belangrijk. De doelstelling luidt: Onderzoek doen naar en onder de aandacht van het publiek bren
gen van het bestaan van vrouwenmishandeling en van alle feiten en structuren die vrouwenmishande
ling veroorzaken en/of in stand houden. Met publiek wordt zowel het algemeen publiek als specifieke
categorieën uit dat publiek bedoeld, zoals wetgevende macht, justitieel apparaat, medische sector
en hulpverlening. Ik hoop dat dit laatste, naast de zo dringend noodzakelijke opvang, een bijdrage
kan leveren aan de oplossing van dit probleem.
Uit de raadsbrief en ook van de vrouwen van het "Blijf van m'n Lijf-huis" zelf heb ik begrepen
dat zij tevreden zijn met de gedane toezegging. Ik heb nog wel een concrete vraag: Hoe denkt het
college tegemoet te komen aan huurbetalingsproblemen, die bij voorbeeld in een vakantiemaand zou
den kunnen ontstaan omdat de bezetting beneden de gemiddelde norm zou dreigen te komen?
Mevrouw De Haan—Laagland: Ik wil beginnen met op te merken dat onze fractie akkoord gaat met
het voorstel van b. en w. zoals dat in de raadsbrief staat. Net als P.A.L. zijn wij blij dat er een groep
vrouwen is die op eigen initiatief en op basis van vrijwilligheid deze vorm van hulpverlening op zich
wil nemen. Wij zijn dan ook blij dat er een onderkomen voor deze stichting is gevonden. Mijn vraag
hierbij is: Kan de wethouder ook vertellen wanneer er begonnen kan worden met de verbouwing? Hoe
lang gaat deze verbouwing duren?
Mevrouw De Jong: Waar in veel gemeenten moet worden gekraakt, voordat de stichting van start kan
gaan, moet ik toch een compliment geven aan het college dat het op zo'n voortreffelijke manier samen
met de stichting deze toch vrij snelle start mogelijk heeft gemaakt. Ik zou dezelfde vraag willen stel
len als mevrouw De Haan, namelijk: Wanneer kan er een begin worden gemaakt met de verbouwing?
De heer Eijgelaar (weth.): Ik kan heel kort zijn. Mevrouw Van der Werf vraagt hoe het met de huur
moet in een vakantiemaand. Dit is in de eerste plaats een kwestie die de stichting aangaat. Bij de huurbeie-
kening is uitgegaan van een gemiddelde bezetting. Ik denk dat deze bezetting soms meer en soms minder za
zijn. Een gemiddelde huurprijs moet, naar wij en ook de stichting denken, mogelijk zijn, is meegedeeld.
Verder is er gevraagd naar het tijdstip waarop met de verbouwing kan worden begonnen. Direct
na de goedkeuring van het krediet door gedeputeerde staten kan worden begonnen. Wij zullen probe
ren dit wat te bespoedigen door telefonisch een toezegging te vragen om het krediet dat vanavond
door de raad wordt goedgekeurd te kunnen besteden. Wij moeten eerst nog wel van het Ministerie van
Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening weten of het akkoord is met de subsidiëring van de verbouw.
Uit de raadsbrief blijkt ook dat dit niet helemaal zeker is. Wij denken dat het ministerie wel akkoord
gaat, na informatie die ons is verstrekt, maar wij hebben een en ander nog niet zwart op wit. Wij kun
nen zeker niet beginnen indien de akkoordverklaring van het ministerie nog niet op schrift is gesteld.
Ik kan de raad verzekeren dat wij deze zaak met de nodige klem zullen bepleiten en ook zullen trach
ten te bespoedigen. Een definitieve datum kan ik dus niet noemen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de toezeg
ging van de wethouder.
17
De Voorzitter schorst, om 21 .10 uur, de vergadering voor de pauze.
De Voorzitter heropent, om 21.35 uur, de vergadering.
De heren Eijgelaar (weth.), Ten Hoeve en Visser hebben inmiddels de vergadering verlaten.
Punten 19 en 20 (bijlagen nos. 2 en 12).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 21 (bijlage no. 19).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van de Commissie voor de Financiën. De wet
houders worden geacht niet aan dit besluit te hebben meegewerkt.
Punt 22 (bijlage no. 15).
Mevrouw Van der Werf: Het zal inmiddels wel bekend zijn dat onze fractie bezwaren heeft tegen
een B.B.-bunker. Ook nu willen wij deze zeer ernstige bezwaren hier laten horen. Dit weekend heeft
ons allen een brief bereikt van de Leeuwarder kern van het Verbond tegen de Kernwapens, waarin zij
hun diepe bezorgdheid uitspreken over het voornemen van het college van b. en w. om een krediet
beschikbaar te stellen voor de realisering van een schuilgelegenheid in de parkeergarage. Wij delen
deze bezorgdheid van het verbond en onderschrijven hun argumenten. Ook wij zijn van mening dat
het aanleggen van schuilkelders weer een stap in de richting is van het accepteren van dreiging van
massamoord. Het bestaan van kernwapens wordt daarmee aanvaard. Alsof het niets is, wordt er even
tjes een voorstel gelanceerd. Bovendien zijn intussen de voorbereidende werkzaamheden alvast gestart,
alsof ér geen bezwaren bij de bevolking en dus hier in deze raad zouden kunnen zijn. De vraag of wij
eigenlijk wel schuilkelders in moeten richten, komt niet aan de orde. De vraag hoe wij die buitenge
wone omstandigheden waar schuilkelders voor nodig zijn kunnen vermijden, wordt niet gesteld. Even
min wordt de vraag gesteld of het niet zo is dat wij door het aanleggen van dergelijke schuilkelders
deze buitengewone omstandigheden juist dichterbij halen. Wij zijn van mening dat de B.B. een on
loochenbare rol speelt in het geheel van de bestaande.militaire verhoudingen. De civiele verdedigings
voorbereidingen, zoals schuilkelders, vormen een onderdeel van oorlogsvoorbereiding. Dit zijn niet
kreten die wij nergens op baseren. Ook zogenaamde militaire deskundigen als Johnson en Ford zeggen
dit. Johnson noemde de civiele verdediging een belangrijk element voor de totale defensie-inspanning.
Ford noemde het een essentieel onderdeel van de afschrikkingspolitiek. Civiele verdediging is niet
alleen bedoeld voor bescherming, voor als er ooit iets zou gebeuren. Door civiele bescherming geef
je te kennen dat je ernstig rekening houdt met een kernoorlog. Dit betekent ook dat het bestaan van
kernwapens als een gegeven wordt geaccepteerd. Aan de bevolking wordt gesuggereerd dat althans
een deel van hen in schuilkelders een atoomaanval kan overleven. De bevolking wordt op een derge
lijke oorlog voorbereid en dat brengt een oorlog eerder dichterbij dan verder weg. In plaats dat wij
onze energie en middelen aanwenden om deze kernwapens de wereld en om te beginnen uit Neder
land weg te krijgen, geven wij handenvol geld uit aan de bescherming tegen kernwapens. Handenvol
geld, en dat in een tijd van Bestek '81waarin over niets anders wordt gepraat dan over extreme be
zuinigingen. Dan ook nog de vraag: Bescherming voor wie? Op dit moment is er sprake van een in
ternationale campagne, onder andere opgezet door de Association of Civil Defense en Emergency
Offices, om de nationale inspanning voor de civiele verdediging in de lidstaten van de N.A.V.O.
op te schroeven. Nederland is er al mee bezig. De Commissie Schuilgelegenheid becijferde in een
nota, uitgaande van een beperkte kernaanval, dat bij de huidige schuilkeldercapaciteit ongeveer
1,9 miljoen doden en 2,3 miljoen gewonden het gevolg van een aanval zouden zijn. Door een dras
tische uitbreiding van het aantal schuilgelegenheden - deze kelder is daar een voorbeeld van - wil
men het aantal doden omlaag brengen tot 0,9 miljoen. Totale kosten: 324 miljoen gulden. Een werk
groep van de T.H. te Delft ging in een rapport uit van een zwaardere kernoorlog. Als wij de mogelijk
heid van een kernoorlog niet uitsluiten, wie garandeert dan dat deze beperkt zal blijven tot maar
een beperkte kernaanval? Zij kwamen tot cijfers van zes miljoen doden en één a twee miljoen ge
wonden. Macaber rekenwerk, overigens aan militaire strategen niet vreemd. Een totaal ontwricht
Nederland zou achterblijven. Waarom zouden wij dan in vredesnaam schuilkelders gaan bouwen? En