PvdA. Onverlet blijft dat wij de stuurgroep advies willen vragen over de hoeveelheid te bouwen Van Dam-eenheden. (De heer Knol: Ik wil even een vraag aan de heer Van der Wal stellen. Als mo tivatie voor zijn motie noemt hij onder meer de verkoop van huurwoningen. Wat bedoelt hij daarmee precies in zijn motie?) Ik kan u bij voorbeeld een grafiek laten zien, waaruit blijkt dat huurwonin gen - ook in de ongesubsidieerde sector - in steeds grotere mate worden verkocht. Wat vroeger huur woning was, is nu koopwoning. Ook al zou je helemaal niets aan de verhoudingen veranderen, dan gaat toch het aandeel huurwoningen naar beneden. Dat heb ik bedoeld met het noemen van de ver mindering in het aantal huurwoningen door afbraak, verkoop en ontsplitsing. (De heer Knol: Het is mij nu duidelijk.) Graag gedaan, ik vraag mij overigens wel af of het een gewoonte wordt dat ik steeds word onderbroken. Een andere mogelijkheid die zich kortelings heeft voorgedaan, is het geschikt maken van de kazerne voor huisvesting van ongeveer 200 een-, twee- of meerpersoonshuishoudingen'Punt 19a van de agenda heeft hierop betrekking. Wij hebben met betrekking tot dit punt ook een motie voor bereid, die wij letterlijk hebben overgenomen uit de brief van de Stichting Sociale Woningbouw Prins FrederikkazerneIk wil deze motie nu vast aankondigen, hij zal ingediend worden bij punt 19a. Het lijkt ons een unieke mogelijkheid om op zeer korte termijn werkelijk wat aan deze proble matiek te doen. In onze moties wordt nogal vaak een advies gevraagd aan de stuurgroep een- en tweepersoons huishoudens. Hoe lang kan deze stuurgroep naar de mening van het college nog doordraaien? Welke bedoeling heeft het college met deze stuurgroep? Ik wil nog wel opmerken dat deze stuurgroep en ook de ambtenaren die de nota hebben voorbereid een goed stuk werk hebben geleverd. Mevrouw De Jong: Ik heb weinig vertrouwen in het doorstromingsmechanisme. Ik ben blij dat het college voorstelt de doorstroming door een gerichte nieuwbouw van twee- en driekamerwoningen te ondersteunen. Vooral in de sector een- en tweepersoonshuishoudens is de woningbouw nijpend en ik ben dan ook zeer verheugd dat wordt voorgesteld het percentage kleine woningen in stadsvernieu wingsgebieden op te voeren tot maximaal 50. Het percentage van 25 in Camminghaburen vind ik aan de lage kant, zeker gezien de ontwikkeling in de toekomst dat huishoudens steeds kleiner wor den. Bovendien wordt de mogelijkheid geboden om in Camstraburen een of twee gebouwen met goedkope wooneenheden te bouwen - u noemt die parkeerhuisvestingen - voor vooral aankomende stu denten. Is hierbij ook al eens aan de mogelijkheid gedacht om bestaande grotere panden - ik denk nu niet alleen aan de kazerne - zodanig te verbouwen? In de Commissie RO heeft de heer Van der Wal al eens de suggestie gedaan om de bouwkosten en dus ook de daaruit voortvloeiende huurprijzen te drukken door bij voorbeeld één keukenblok per etage voor gemeenschappelijk gebruik te situeren. Ik wil mij graag bij deze suggestie aansluiten. Uit de nota blijkt dat er een duidelijke vraag is naar eengezinswoningen, ook in de categorie kleine huishoudens. Ik zou in deze een woningbehoefteonderzoek willen bepleiten. In een dergelijk onderzoek zou ook de vraag naar de motivatie voor een bepaalde woonvorm aan de orde moeten wor den gesteld. Misschien kunnen wij met de beperkte beschikbare ruimte en financiële middelen op de ze wijze een mogelijkheid vinden om daar toch zo veel mogelijk op in te spelen. |k bedoel daar dit mee. Stel dat flatbewoners van huis willen veranderen, omdat zij graag over een tuintje willen beschikken. Het bouwen van kleine eengezinswoningen is aanmerkelijk duurder dan het bouwen in meerdere lagen. Onze beschikbare oppervlakte is bovendien beperkt. Misschien kan een oplossing worden gevonden in het bouwen in twee lagen. De bovenwoning zou dan zodanig gesitueerd kun nen worden dat bij voorbeeld in plaats van een trappenhuis een trap aan de buitenkant van de wo ning wordt aangebracht die op een eigen tuintje uitkomt. De benedenwoning, met de ingang en de tuin aan de andere kant, zou ik zodanig geconstrueerd willen zien dat deze latente voorzieningen heeft voor bewoners met een lichamelijke functiestoornis. Helaas zwijgt de nota over de woning behoefte in deze categorie, zoals de nota ook zwijgt over de categorie die andere woonvormen eist. Er blijft immers een groep mensen die in groepsverband wil wonen. Hoe groot die groep is, weten wij niet. Vandaar ook dat ik met klem een woningbehoefteonderzoek zou willen bepleiten, zowel naar de gevraagde ruimte als naar de gevraagde woonvormen. Ik denk hierbij niet aan een eenmalig maar aan een regelmatig onderzoek, zodat wij met ons te voeren woningbouwbeleid er veel tijdiger op kunnen inspelen. De heer Rijpma (weth.): Een woningbouwnota heeft maar een beperkte strekking, een beperkte mogelijkheid. Het is immers een jaarlijks terugkerende nota die aansluit op de nota die ruim een jaar eerder aan de raad is gepresenteerd en op basis waarvan het college gemachtigd is om bepaalde be leidsvoornemens te realiseren. Ik ben zo vrij geweest om alle woningbouwnota's, die in Leeuwarden 19 in de jaren zeventig zijn geproduceerd, er nog eens op na te slaan en ik kom dan tot de conclusie dat na een vrij royaal woningaanbod in het begin van de jaren zeventig de raad duidelijk de beleids lijn heeft uitgestippeld dat men wat de woningproductie betreft op een lager niveau moest gaan zit ten. Niet Iedere fractie heeft daaraan even spontaan deelgenomen, maar het is uiteindelijk wel de raadsbeslissing geweest. Wij daalden naar een productieniveau van 450 woningen per jaar. Een jaar later wordt dit opgetrokken tot 500 woningen per jaar. Een paar jaar later zitten wij op 600 wonin gen per jaar en nu is duidelijk geworden dat daarmee te laag werd ingeschat en dat wij iri die jaren op een hogere productie hadden moeten mikken. Met betrekking tot het bestemmingsplan Camminghaburen is er een discussie geweest of wij op die plaats zouden moeten bouwen of zelfs bomen planten. Er is een discussie geweest of wij daar in 1980 wel aan toe zouden komen. Er is, toen een en ander wat knel lender werd, een discussie ge weest of wij het niet konden versnellen, zodat er in 1978 al woningen zouden worden opgeleverd. Welnu, al die beslissingen leiden tot zekere beleidsvoornemens die slechts van jaar tot jaar kunnen worden bijgesteld. Op basis van de beleidsvoornemens van het verleden is het bestemmingsplan Cam minghaburen opgezet. Dit bestemmingsplan heeft een bepaalde intentie en ook een bepaalde finan ciële achtergrond. Ik wil er met name op wijzen dat deze financiële achtergrond is gebaseerd op het feit dat wij locatiesubsidie hebben gekregen. Het locatiesubsidie is gebaseerd op een bepaald woning bouwprogramma, waarin niet meer dan 40% woningwetkavels voorkomen. Woningwetkavels zijn de kavels die een maximum prijs hebben wat de verkoop betreft. In de goedkeuring van het beleid voor Camminghaburen is heel duidelijk een beleid door ons geaccepteerd en door het ministerie aan ons voorgelegd, op een zodanige wijze dat de woningwetkavels belast zijn met de factor 1dat de pre miekavels een hogere factor hebben en dat de vrije sector een zeer hoge vermenigvuldigingsfactor heeft. Dit is op zo'n wijze gebeurd dat wat op de woningwetwoningen als tekort wordt ervaren toch in de totale exploitatie kan worden teruggevonden. Als er een beslissing valt zoals de heer Van der Wal wil, namelijk dat in Camminghaburen meer woningwetwoningen worden gebouwd - 50% -, dan betekent dit dat de productie stil komt te staan omdat onze financiële achtergrond voor dit plan ver dwijnt. Wij zullen naar GS en naar het ministerie moeten gaan om eerst dit plan weer een gezonde financiële basis te geven en daarvoor hebben wij rijksmiddelen nodig. Dit plan is gebaseerd op 40% woningwetwoningen en dat is het maximum wat de financiële achtergrond van dit plan kan dragen. (De heer Van der Wal: Ik moet even een misverstand uit de weg ruimen. Ik heb niet gesproken over 50% woningwetwoningen, ik heb gesproken over 50% huurwoningen. Zoals u weet bestaat de premie sector ook voor een groot deel uit huurwoningen. Woningwetwoningen en huurwoningen in de premie sector leveren samen 50% huurwoningen op.) Dat betekent niet dat de financiële basis er veel beter op wordt. (De heer Van der Wal: Nee, maar het is wel onder te brengen bij de verdeling 40-40-20, woningwet, premie en vrije sector. U haalt twee sectoren door elkaar. Dat is een andere verdeling dan die ik heb bedoeld.) Dat betekent dat u de premiehuursector op een zelfde basis moet financie ren als de premiekoopsector. Wij kunnen van jaar tot jaar wat bijsturen. Deze bijsturing wordt nu dus ook gepleegd. In Cam minghaburen is er een mogelijkheid tot bijsturing zonder dat de bouwstroom stagneert. In dit geval betekent dat dat je het aantal kleine woningen kunt opvoeren. De bebouwingsdichtheid neemt enigs zins toe en daardoor kom je op een hoger percentage kleine woningen. Het vergroten van het aantal woningen heeft geen negatief effect op de financiële achtergrond maar heeft waarschijnlijk een po sitief effect. De problematiek van dit plan wordt daardoor dus niet verergerd. Het beleidsvoornemen om iets meer kleine woningen te bouwen in Camminghaburen en om iets meer vrije sector woningen te bouwen berust niet op een woningmarktonderzoek maar wel op een feitelijk geconstateerde behoefte. Niemand twijfelt eraan dat wij op het ogenblik te weinig kleine woningen bouwen. Het is ook duidelijk dat in de vrije sector meer vraag zit dan wij op het ogenblik waar kunnen maken. Dat zijn twee harde gegevens die in deze nota ook duidelijk zijn verwoord: iets meer in de vrije sector bouwen en in Camminghaburen tot een verdichting komen wat het aantal klei ne woningen betreft. Dat is beperkt want in ons globaal bestemmingsplan, dat in procedure is en waarvan ik hoop dat de laatste beletselen om tot een rechtsgeldig plan te komen in de loop van juli of augustus worden weggenomen, zijn de woningdichtheden heel duidelijk aangegeven. Ik zeg niet dat je in de deelplannen die aan de zuidkant van het fietspad moeten v/orden gerealiseerd niet tot een zekere bijstelling kunt komen, maar dan zal dat wel heel vroegtijdig in de bestemmingsplanpro cedure moeten worden aangekaart, want anders wordt aan de uitwerking van het bestemmingsplan binnen dat globale bestemmingsplan de goedkeuring onthouden. Wel de mogelijkheid tot beperkte bijstellingen, niet de mogelijkheid tot ombuigingen. Derhalve vindt u in deze nota ook geen opzien barende veranderingen voorgesteld maar aanpassingen aan de situatie zoals die zich op dit moment aan ons voordoet.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 10