21
20
Misschien mag ik hier ook het woningmarktonderzoek aan koppelen. Aan de ene kant is het
heel duidelijk dat er vraag is naar woningen in de vrije sector, aan de andere kant is er duidelijk
vraag naar kleine woningen; er blijft een middengebied over. In de loop van de jaren hebben wij
geprobeerd om de woningmarkt wat af te tasten. In 1971 hebben wij een heel uitvoerig onderzoek-
Priemus gehad. In 1975/1976, toen wij met Camminghaburen begonnen, hebben wij een deelonder
zoek op de woningmarkt uitgevoerd. Daarop is het deelonderzoek een- en tweepersoonshuishoudens
gevolgd. Al deze onderzoeken geven bepaalde indicaties. Uiteindelijk zal iedereen meer willen we
ten. Ik hoop dat er ook een mogelijkheid komt om meer te weten te komen. In de stukken wordt hier
en daar gezegd dat er ten aanzien van de huurmarkt door de woningbouwcorporaties gedacht wordt
aan een systeem dat geautomatiseerd kan worden, zodanig dat de mutaties binnen het bestand van
de woningbouwcorporaties meer gegevens opleveren dan op dit moment mogelijk is en dat een en an
der een continue stroom gegevens in de woningwetsector levert. Dat betekent echter nog niet dat wij
ook in de koopsector voldoende aanwijzingen zullen krijgen. Misschien moet dan met name in de
koopsector tot een deelmarktonderzoek worden gekomen. Ik neem alleen aan dat de discussie over
de vragen of er een onderzoek moet komen en welk onderzoek er moet komen een onderwerp is dat
zich bij uitstek leent om bij de komende begrotingsbehandeling nog eens weer op tafel te worden ge
legd.
Nogmaals, de Nota Woningbouwbeleid geeft een bijstelling. Dat betekent ook dat er wat de ge
bieden in de binnenstad betreft sprake is van een zekere bijstelling. In deze gebieden zijn de bouw
locaties niet zo talrijk. Wij hebben voor een aantal bouwlocaties raadsuitsprakenIk denk aan de
Landbuurt. Over dit gebied is in de raad een discussie geweest en op basis van die discussie ontwik
kelt de Vereniging voor Volkshuisvesting op het ogenblik een reëel bouwplan. Wij hebben een dis
cussie gehad over Huizum-Dorp. Op basis van het ontwerp-bestemmingsplan is voor dat gebied een
duidelijke beleidslijn aangegeven ten opzichte van de daar te bouwen woningen. Wij hebben voor
het gebied Hol landerwi jk een beleidsuitspraak gedaan. Zo zullen wij voor Huizum-Bornia op zeer kor
te termijn - over drie weken misschien - tot een beleidsuitspraak moeten komen. Deze gebieden wor
den in de nota overigens expliciet genoemd.
De heer Van den Eist vraagt om een overzicht met een aantal gegevens. In de raadsbrief zijn de
locaties die op het ogenblik beschikbaar zijn met name genoemd. Voor een aantal gebieden zal op
korte termijn aangegeven moeten worden wat wij op die locatie zullen moeten doen. U weet dat de
locatie Oldegalileën al in discussie is. Zo wordt de beleidsruimte die wij hebben steeds minder dy
namisch: wij leggen vast. Het aantal plannen dat daarna nog aan de orde kan komen, is wezenlijk
niet groot, want dan gaat het om de gebieden die in de Schil-oost aanwezig zijn. Wat deze gebie
den betreft krijgt u op 25 juni 1979 een uitgebreide nota over de motieven die leiden tot aanwijzing
van dit gebied als stadsvernieuwingsgebied, met alle relevante informatie die in dat stuk moet staan
en die nog nader gedetailleerd moet worden in de uitwerkingsbevoegdheden.
Misschien is er één punt waar wij tot dusver nog niet bij stil gestaan hebben, namelijk Camstra-
buren. Met het gebied Camstraburen is de raad nog niet in aanraking geweest, noch in zijn commis
sies noch in zijn totale samenstelling. Er zal een voorstel moeten worden gedaan welke mogelijkhe
den er in dat gebied zijn. Alleen, ik zeg u dat die mogelijkheden weer beperkt zijn. Voor Camstra
buren geldt ook een bestemmingsplan, dat aangeeft welke gronden bestemd zijn voor de werkelijke
bouw ten behoeve van onderwijsvoorzieningen en welke gebieden er overblijven ten behoeve van
voorzieningen ten dienste van het onderwijs. De ruimten die daarvoor overgelaten zijn, zijn betrek
kelijk beperkt. Zo vindt u in deze raadsbrief dat er een invuloefening gepleegd kan worden langs
de rand van Camstraburen - tegen de Dokkumer Ee aan, tegenover het bejaardentehuis St. Jozef - en
op een of twee plekken die zich daar wat het bestemmingsplan betreft toe lenen en waar op basis van
het bestemmingsplan met een artikel 19-procedure een bouwplan ontwikkeld zal kunnen worden.
Nog enkele opmerkingen over de verhouding in de premiekoopsector. Deze verhouding blijft in
ons voorstel op hetzelfde percentage als in het verleden het geval was. Naar mijn mening gaan wij
echter iets meer in de richting van de premiekoopwoning A, omdat deze woning een zodanige prijs
heeft dat die ook, met subsidie, beschikbaar is voor mensen met niet al te hoge inkomens. Het is een
woning die aan een maximum bouwsom is gebonden. Op deze wijze wordt geprobeerd om weer aan
sluiting te vinden bij de huurmarkt. De mensen die twijfelen tussen huren of kopen, hebben in ieder
geval voldoende mogelijkheden in de goedkope premiesector om de koop te kunnen overwegen. Ten
opzichte van de duurdere koopwoningen wordt in het raadsvoorstel duidelijk gesproken over een flexi
biliteit die onderling moet plaatsvinden. Ik moet er wel bij zeggen dat een aanbeveling van de raad
dat de premiekoopwoningen A maar overgebracht moeten worden naar de huursector wel betekent dat
de grondkosten voor 8.000,ten nadele van de gemeente komen. Het gat zal dan op de een of
andere manier gedicht moeten worden. Het voorstel dat de heer Miedema doet, is budgettair neutraal,
want het blijft in de koopsector en de grondprijzen blijven dus ook gelijk. Het heeft alleen een wat
andere juridische status, namelijk een status tussen koop en huur in. Ten opzichte van het geheel
van de totale uitgangspunten van het plan Camminghaburen is dit een gemakkelijker te hanteren uit
gangspunt dan wanneer er een verschuiving plaatsvindt van de koopsector naar de huursector.
Al deze zaken afwegende, alle getallen afwegende - ik ben mij er heel goed van bewust dat
getallen, als zij ieder jaar worden bijgesteld, maar een beperkte waarde hebben; ze moeten echter
wel richtinggevend zijn -, alle betrekkelijkheid afwegende en alle andere elementen afwegende,
lijkt mij het voorstel in de raadsbrief van 35-40-25 een evenwichtig voorstel. Daarbij moet via de
verdichting tegemoet gekomen worden aan de behoeften die ook bij de een- en tweepersoonshuishou
dingen leven. Overigens is de verhouding 65-35 met name bedoeld voor de volgende fase van Cam
minghaburen. Dit staat wél duidelijk in de raadsbrief maar niet duidelijk in het besluit. Dit hoort
uiteraard met elkaar in verband te worden gebracht. Het gaat hier dus om een beslissing die uitslui
tend geldt voor fase 2, de deelplannen V, VI en VII, van het bestemmingsplan Camminghaburen.
In de stadsvernieuwingsgebieden hanteren wij een ander getal. Wij hanteren daar ook een an
dere verhouding in de huursector, want de meeste invuloefeningen moeten door ons gepleegd wor
den in buurten, waarin het eigen woningbezit overheerst. Bovendien moet er gebouwd worden ten
behoeve van degenen die door renovatie enz. van hun plek worden verdreven. In de woningwetsec
tor worden woningen aan het bedrijf onttrokken en dat betekent dat in deze sector naar ons gevoel
een hoog percentage huurwoningen op zijn plaats is. Ik zeg niet dat het allemaal huurwoningen zul
len moeten zijn, maar wij zullen dat per wijk moeten afwegen en per wijk zullen u dan ook voorstel
len bereiken. Dat het percentage driekamerwoningen voor eenpersoonshuishoudens hier wat hoger ligt,
ligt ook aan de specifieke behoefte die er aan deze woningen is. Wij streven ernaar om een verant
woord hoog niveau te bereiken. Of dat in alle bestemmingsplannetjes 50% moet zijn, zal per bestem
mingsplannetje bekeken moeten worden. Het uitgangspunt is echter wel dat wij, als het verantwoord
is in die bepaalde wijk, proberen die 50% te bereiken.
Vervolgens iets over de continue stroom. Er zou een continue stroom moeten zijn, alleen, het
is bijzonder moeilijk. Op basis van de gegevens van een woningbouwprogramma van 600 woningen
betekent dit dat de locatie na Camminghaburen in de buurt van 1987 gepland zou moeten worden.
Wanneer je een verschuiving toepast naar een hogere woningbouwproductie, met alle moeite die het
kost om die hogere productie te bereiken, dan blijkt dat in 1985 met die nieuwe locatie begonnen
zou moeten zijn. De tijdsruimte die er is tussen de volbouw van Camminghaburen en het aan snee
komen van de nieuwe locatie, brengt ons weer op de marginale snede van: halen wij het of halen
wij het niet? Wij halen het, wanneer niet te veel tegen zit en wanneer ook de bestemmingsplanpro
cedure mee zit. De bestemmingsplanprocedure voor Camminghaburen heeft in 1975 geleid tot een ad
vies van Gedeputeerde Staten dat in feite een afkeuring inhield. Op dat moment moet je dus opnieuw
beginnen. Dit betekent dat wij ons als gemeenteraad eigenlijk nog te weinig realiseren dat procedu
res veel langer duren dan wij met ons gezonde verstand denken dat mogelijk is. Wij zullen daar dus
ons best voor moeten doen
Dan een opmerking over de brief waar de heer Miedema over heeft gesproken. Deze brief is in
derdaad bij ons binnengekomen. Ik heb vanmiddag gelegenheid gehad om de brief in te zien. Samen
met enkele medewerkers heb ik nog geprobeerd om wat berekeningen te maken en eens te kijken tot
welke resultaten de staatssecretaris voor Friesland komt. Aan Friesland is een programma van ruim
5.000 woningen toegedeeld. Verder stelt de staatssecretaris voor om nu in de woningwetsector 15%
te realiseren, in de premiekoopsector 35% en in de vrije sector 50%. Vóór de brief was de verdeling
30% d 35% in de woningwetsector, 40% 6 45% in de premiekoopsector en 25% in de vrije sector.
Dit betekent dat het programma aan het begin van het jaar redelijk in de pas liep met de beleids
voornemens van de gemeente Leeuwarden, maar dat er op dit moment een duidelijke discrepantie is.
Ik geloof niet dat wij deze cijfers in relatie moeten brengen met onze beleidsvoornemens ten opzich
te van de nog te bouwen woningen. Er is nog enige tijd om met het ministerie van gedachten te wis
selen, op gepaste wijze, want een en ander brengt ons natuurlijk goed in de klem. Deze aanwijzing
brengt ons het meest in de klem voor de woningbouwprogramma's die allemaal al gepland zijn, want
de brief geldt voor dit jaar. Alle afspraken met woningbouwcorporaties, projectontwikkelaars en
bouwondernemingen zijn allemaal al gemaakt op basis van de 40-40-20-verdeling, waarvoor de raad
zich heeft uitgesproken. Ik hoop niet dat hier een nieuw element wordt ingebracht dat tot een verdere
vertraging leidt van het bouwprogramma in Camminghaburen. Het is een heel nare zaak, dit veran
deren van het percentage op zo korte termijn. Beleid is langere termijn, afspraken in de bouwsector
moeten worden gemaakt op langere termijn en beslissingen van het ministerie komen van de ene op
de andere dag. Dit leidt heel duidelijk tot vreemde situaties.
Ik heb mij niet al te zeer beziggehouden met de specifieke problemen van de een- en tweeper-