24 ten aanzien van de huisvesting van studenten en jeugdige een- en tweepersoonshuishoudingen. Door beide wethouders is ten aanzien hiervan erop gewezen dat de relevante informatie geleidelijk komt. Wij zouden u met klem willen vragen om deze motie niet zonder meer aan te nemen. Wethouder Rijp- ma heeft ook duidelijk gesteld dat wij daar echt wel op inspelen. Dan de moties van de heer Van der Wal en mevrouw Van der Werf. Mede gelet op de uiteenzet ting die wethouder Eijgelaar heeft gegeven, zijn wij van mening dat wij u moeten ontraden deze mo ties aan re nemen Ik meende u het standpunt van het college ten aanzien van de moties te moeten meedelen, opdat de raad daarop kan inhaken. De heer Van den Eist: Ik word altijd wat boos, als de heer Van der Wal zegt dat wij niet hebben gesproken over de kwalitatieve aspecten en het woord Van Dam-eenheden niet hebben genoemd. Mijn boosheid is ook al weer over, als ik hem kan verwijzen naar de derde door ons ingediende mo tie, waarin wij in de laatste zin zeggen: "Een en ander gespecificeerd naar plaats, tijd, aantal een heden en grootte en onder aanduiding van de gewenste premie/subsidieregeling. Eerst even lezen en luisteren en daarna concluderen, zou mijn aanbeveling zijn, mijnheer Van der Wal. In welke zin het college gestalte wenst te geven aan het tegemoetkomen aan de woningbehoefte van een- en twee persoonshuishoudingen, daarvoor hoeft niet elke keer de naam van een oud-staatssecretaris te worden genoemd, dat kan ook wel anders. (De heer Van der Wal: Het staat anders wel zo in de beleidsaanbe velingen van de stuurgroep aangeduid.) Overigens heb ik uit de beantwoording van het college en uit de samenvatting van u, mijnheer de voorzitter, beluisterd dat u deel a van onze eerste motie tot aan de cijfers 35-65 wilt overnemen. Als ik tegelijk inga op de eerste motie van PAL, dan dacht ik dat wij op een percentage van onge veer 50-50 voor ook het vervolg van Camminghaburen fase 2 uitkomen, als wij zouden besluiten om het tweede gedeelte van onze eerste motie te handhaven. In dit deel zeggen wij immers dat een ge deelte van de woningen in de beschutte sfeer, indien nodig en mogelijk, naar de woningwetsector zou moeten worden overgebracht. Ik zal ook een motivatie geven voor het handhaven van het percentage van 35-65. Het ging in onze motie oorspronkelijk om heel Camminghaburen, omdat wij ervan uitgingen dat een aantal raads besluiten in feite de verhoudingen voor een aantal planonderdelen reeds hadden vastgelegd. Vervolgens iets over de kwalitatieve aspecten. Het spreekt vanzelf dat gekomen moet worden tot goedkope woningen, gezien de koopkracht van een grote groep jongeren, zoals blijkt uit de no ta een- en tweepersoonshuishoudens. Wij zijn van mening dat je niet zo over desintegratie van wij ken bij doorstroming kunt praten als de heer Van der Wal doet. De heer Van der Wal zal woning marktonderzoeken toch eens echt moeten lezen. Hij zal dan ongeacht de plaats waar die onderzoe ken plaatsvinden tot de conclusie komen dat wijken van een gelijke omvang als hier een beeld te zien geven van een hele wijk in een periode die varieert van zes tot acht jaar, al naar gelang de specifieke omstandigheden. Dat wil niet zeggen dat een hele wijk in één keer leeg loopt. Het wil gewoon zeggen dat de gemiddelde doorstromingstijd voor een wijk in een plaats in Nederland en ook in Leeuwarden ongeveer op zes tot acht jaar kan worden geschat. Daarbij moet in aanmerking wor den genomen dat een aantal mensen, na een eerste blik op de buurman, meteen weer aanstalten maakt om te verhuizen, maar dat een aantal anderen daar nog dertig jaar blijven wonen, ondanks die buur man Uit de beantwoording van het college heb ik verder begrepen dat het college, zij het in bedek te termen, in feite ook van mening zegt te zijn dat in de Leeuwarder situatie doorgegaan moet wor den met continu deel marktonderzoek voor specifieke groepen en niet zozeer gekeken moet worden naar de vraag hoe het geheel eruit moet zien. Aan het geheel voegt men immers slechts kleine per centages wat het bestand betreft toe. Over de eerste motie van PAL kan ik verder kort zijn. Er is een totale verwarring over wat nieuw gebouwd moet worden en over de eindsituatie. Wij komen in onze eerste motie in ieder geval wat de overheveling bij het niet doorgaan van een deel van de koopsector betreft op dezelfde verhouding in de nieuwbouwsfeer terecht. De heer Rijpma is vrij uitgebreid ingegaan op het bouwen op open plekken of in deelplannen die al in de raad aan de orde zijn geweest dan wel deelplannen waarvoor de uitgangspunten al zijn ge formuleerd dan wel deelplannen die binnenkort aan de orde komen. Ik heb eigenlijk in eerste instan tie niet iets anders bedoeld dan wat de wethouder al heel concreet per wijk heeft ingevuld. Ik neem dan ook aan dat punt b van onze eerste motie wel door het college kan worden overgenomen. Ik zie hierin geen verschil van mening met het college. Onze derde motie heeft betrekking op het op korte termijn uitbrengen van voorstellen aan de 25 raad voor de huisvesting van studenten en jeugdige een- en tweepersoonshuishoudens. Wij delen de opvatting van de wethouder dat dit voor een groot deel al gebeurt. Toch komt uit het preadvies van het college bij de nota naar voren dat er her en der, ook voor met name genoemde gebieden, invul ling zal moeten plaatsvinden. Wij zijn het daarmee eens, alleen, wij vragen het college om dit nu eens naar plaats en tijd gespecificeerd aan te duiden en aan te geven op welk moment een en ander gerealiseerd kan worden en met gebruikmaking van welke mogelijkheden. Ik leid uit het antwoord van wethouder Rijpma af dat dit bij wijze van spreken morgen al in de brievenbus kan liggen. Wij handhaven dus ook deze motie. Ik zou toch nog even willen ingaan op een aspect dat in eerste instantie van geen enkele fractie en ook van ons niet of nauwelijks aandacht heeft gehad. Ik heb het in eerste instantie niet genoemd, omdat ik ervan uitging dat de toezeggingen van het college, gedaan bij de behandeling in de afde ling van het onderdeel volkshuisvestingsbeleid over de centrale toewijzing, onverkort zouden wor den gehandhaafd. Mijn fractie is van oordeel dat het college zo snel mogelijk - ik denk hierbij aan de behandeling van de begroting voor 1980 - met voorstellen moet komen ten aanzien van de manier waarop een en ander gerealiseerd zal worden. Ik heb begrepen dat inmiddels een aantal gesprekken heeft plaatsgevonden. Het zou nuttig zijn om tussentijds te vernemen wat dit heeft opgeleverd en of het aanleiding geeft om te veronderstellen dat het op vrijwillige basis niet zal gaan. Naar mijn me ning zouden wij dan een motie moeten indienen - de motie is al klaar, maar ik wacht nog maar even met het indienen ervan -, waarin staat dat mijn fractie wenst dat tot een centrale registratie en een centrale toewijzing wordt overgegaan, wil de woningmarkt in Leeuwarden zeker voor de groepen waar wij het nu over hebben verbeterd worden. Sommige van deze groepen staan al jaren op urgentielijs- ten, zonder dat dit leidt tot enig effect wat het toewijzingsbeleid betreft. In het besluit, behorende bij de tweede motie van PAL, staat: "dat er bij de voorbereiding van de tweede fase van het bestemmingsplan Camminghaburen gestreefd dient te worden naar een groot aandeel kleine woningen ten behoeve van een- en tweepersoonshuishoudens, in de orde van grootte van 30% tot 40%, voornamelijk in de lagere huurklassen te realiseren." In eerste instantie hebben wij gezegd dat wij de aanduiding van het college dat het 25% zou moeten zijn niet of nauwelijks onderbouwd vinden. Dat betekent dat wij de 30% en de 40%, die in de motie van PAL worden ge noemd, ook niet onderbouwd kunnen vinden. De punten 2 en 3 van deze motie kunnen wij wel steu nen. Een ander punt is dat wij nogal overrompeld zijn door de informatie van het college over het ge wijzigd beleid van de staatssecretaris, die met de klompen in het toch al kwetsbare volkshuisvestings beleid in Leeuwarden begint "rond te drammen". Ik heb geprobeerd hier inderhaast een motie over samen te stellen, maar het gaat in de eerste plaats om het uitspreken van een gedachte. Het lijkt mij nuttig om, ongeacht de politieke kleur van de man maar gelet op de schade die hij aanricht, te zeggen dat wij dit gewijzigd beleid onaanvaardbaar vinden. De motie, die ik inderhaast heb ge formuleerd, luidt: "De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 2 april 1979, spreekt het onaan vaardbaar uit, gelet op de eigen specifieke omstandigheden in Leeuwarden, over de plotselinge wij zigingen in het lopend beleid qua verhouding tussen huur- en koopsector voor Leeuwarden en heel Friesland van de heer Brokx." Een andere formulering is mij ook goed, het gaat mij om de intentie, waarvan ik dacht dat wij die als raad nu al wel zouden kunnen uitspreken. Ik zal proberen nog een tweede handtekening onder de motie te krijgen en misschien kunt u, mijnheer de voorzitter, tijdens het antwoord van de wethou ders in tweede instantie een betere tekst voor de motie bedenken. Ik wil nog even ingaan op een suggestie van de voorzitter van het CDA, die hij in een vorige vergadering heeft gedaan, over de wijze van behandeling van de Nota Woningbouwbeleid. De heer Miedema vroeg zich af of deze nota soms in een aparte vergadering van deze raad behandeld zou moeten worden dan wel dat de behandeling ervan gekoppeld zou moeten worden aan de begrotings behandeling. Ik ben van mening dat er alle reden bestaat om, mede gelet op de samenhang die er be staat tussen deze nota en het onderwijsbeleid, het sociaal-cultureel beleid en het bejaardenbeleid enz., de toekomstige behandeling van huisvestingsnota's bij de behandeling van de begroting en het beleidsplan te doen plaatsvinden. De hear Miedema: De hear Van den Eist nimt myn suggestje oer om de Nota Wenningboubilied sa mooglik by de bihanneling fan de bigreating oan de oarder to stellen. Ik bin tankber foar dizze stipe, mar de boargemaster hie it üs lykwols al tasein. Hwat dat oanbilanget is de stipe fan de hear Van den Eist net sa wichtich, mar it is goed dat wy witte hoe't de oare kant der oer tinkt. Fierders hat de hear Van den Eist in réaksje jown op it brief fan de steatssiktaris. Yn myn earste

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 13