ynstansje haw ik al it foorstel dien om dit brief, as dat der yndied is, op de meidielingenlist fan de
kommende ried to setten. Wy kinne it brief dan earst ris leze en yn üs omgean litte en dan in réaksje
probearje to jaen. It giet my hwat to stuf om op dit stuit in hwat sleau yn mekoar set foorstel ut nam-
me fan de ried fan Ljouwert to forstjuren. Ik soe dan ek graech ütstelle wol Ie dat wy de tasizzing
fan it kolleezje krije dat it brief de kommende ried op de meidielingenlist stean sil. Der is dan kans
dat wy mei in hwat normael forhael in réaksje jaen kinne.
Der leit in hanfol moasjes en der komme hieltiten rnear. Wy hawwe oan gjinien fan alle moasjes
bihoefte. It spyt my dat ik it sizze moat, mar it stelt allegearre neat foar. Wy wurde jimmerwei de
tail listysker, it wurdt jimmerwei slimmer. Doe't wy mei forgaderjen bigounen, hienen wy ien laed
fol mei biliedsbislissingen, straks hawwe wy twa laden fol, mar boud wurdt der net. Sa kin it net. In net
un-forneamde stêd yn it Noarden fan it Ian, dy't it predikaet groeistêd al hat, sit yn krekt deselde
omstannichheden as wy: "Vol goede moed en vol goede wil", mar der bart neat. Dizze stêd is yn-
tiids troch de bocht gien. Fjouwer wike forlyn is der sein wurden dat 500 wenten yn in blpaelde for-
halding fan hier, keap, biskutte sfear en preemjewenten boud wurde moasten. Der waerd oan ien bi-
lizzer frege oft hy dat bouwe woe, hwannear't hy bigjinne koe en hwannear't hy de wenten opleverje
koe. Gjin forhalen, gjin streekjes, gjin ofwikingen hwat skeante fan dakken oanbilanget, né, sa
dwaen en net oars. En it wurket, der wurdt boud. Wy binne mei ambysje mei in nije opset
bigoun. Op dit stuit haw ik der noch bitrouwen yn dat Ljouwert it opredde sil. As it kolleezje yn de
rin fan dit jier ta de konkluzje komme sil dat wy mei al üs forhalen wol papier mar gjin huzen krije,
dan is de LDA-fraksje ré om foorstellen foar in oare opset earnstich yn omtinken to nimmen.
De heer Schaafsma: Ook ik ben van mening dat de moties die wij de revue hebben zien passeren
allemaal detailzaken behandelen, die aan de situatie zoals wij die op dit moment in Leeuwarden ken
nen niet zoveel veranderen. De hoogste prioriteit op dit ogenblik is dat er gebouwd moet worden. In
dit verband heeft de brief van Brokx, zoals ik de brief in eerste instantie heb genoemd, twee aspec
ten, die moeten worden bekeken. In de eerste plaats is het bij dit soort zaken vaak zo dat de soep
niet zo heet wordt gegeten als ze wordt opgediend. Ik denk dat deze brief bij de meeste gemeenten
als een bom in de brievenbus is gevallen. Dit houdt in dat ik mag veronderstellen dat de VNG, als
een zeer goede "vakbond" van de Nederlandse gemeenten, wel op een zelfde wijze als de wethou
der zonet heeft gedaan op de aspecten van deze zaak zal ingaan. Ik neem aan dat het jaar 1979 dan
hoogstwaarschijnlijk wel bijgesteld zal worden. In dat verband veronderstel ik ook dat die aspecten
niet in de volgende vergadering kunnen worden meegenomen. Wij zullen de brief dan ook wel eerst
voor kennisgeving moeten aannemen om er daarna als gemeenten met elkaar nog eens over te vechten.
Dit soort brieven zijn wel vervelend, maar hebben niet van vandaag op morgen het effect dat de staats
secretaris ermee denkt te bereiken.
Naar mijn mening was de beantwoording van wethouder Eijgelaar een beetje te summier, ook wat
betreft de doorstroming. Ik heb gewaarschuwd voor het feit dat de doorstroming weieens anders zou
kunnen verlopen door de gewijzigde economische omstandigheden. Ik heb niet gezegd dat je er dan
maar geen rekening mee moet houden, maar het enthousiasme van het college, dat blijkt uit het in
de nota noemen van de doorstroming als een oplossing in de eerste plaats, ging mij wat te ver. Ik zou
de woorden "in de eerste plaats" terug willen nemen. Doorstroming is natuurlijk wel een oplossing en
het is ook de oplossing die het meest voor de hand ligt, maar ik verwacht er niet zulke huizenhoge
dingen van. Dat is het enige wat ik heb gezegd. Er wordt gezegd dat de doorstroming niet zal luk
ken. Dat weet ik niet, ik heb helemaal geen antwoord in die richting gegeven.
Verder heb ik ervoor gewaarschuwd dat men auto's niet gezamenlijk gebruikt, omdat iedereen
zijn eigen auto gebruikt. Als er in de oude binnenstad of in de Schil gebouwd zal worden voor een-
en tweepersoonshuishoudens, dan betekent dit dat er rekening gehouden moet worden met het feit
dat er parkeerplaatsen moeten zijn. Het is van de gekke om te menen dat de auto in de laatste plaats
zal komen. De auto staat bij een heleboel mensen, ondanks de kreten van "weg met de auto" - men
bedoelt daar altijd de auto van de buurman mee -, op de eerste plaats. Een goed voorbeeld hiervan
is het aantal parkeerplaatsen dat bij universiteitsgebouwen in Groningen door studenten wordt inge
nomen. Gaat u maar eens kijken hoeveel (oude) auto's er bij de gebouwen van de hogere beroepsop
leidingen in Leeuwarden staan, dan weet u wel beter.
Ik heb al gezegd dat wij ons globaal wel kunnen vinden in de inhoud van de raadsbrief. Voor
ons is een verhouding van 65-35 wel aanvaardbaar. Ook aanvaardbaar is dat in verband met een stag
nering in de bouw van woningwetwoningen een gedeelte naar de beschutte sfeer wordt overgeheveld.
Wij vinden dat een vorm van zakelijkheid die wij wel kunnen waarderen. Wij hechten op dit ogen
blik meer aan de continui'teit van de bouw dan aan het in deze raad kissebissen over een paar procen
ten meer of minder. Ik heb al gezegd dat ik niet zo'n "procentengek" ben. Wat ik nu het meest van
27
belang vind, is dat het college komt met een kwantum woningen, zodat de continuVteit weer op gang
komt. Wij moeten die "deuk" kwijt en dat is het enige wat ik wil. Nogmaals, ik heb in dat verband
nauwelijks boodschap aan al de moties die hier op tafel liggen. Het is allemaal een kwestie van plan
ning op lange termijn, op korte termijn moei er iets anders gebeuren: wij moeten bouwen en niet blij
ven praten.
De Voorzitter: Ik stel voor om de koffie in de zaal te laten rondbrengen, want wij komen in tijd
nood. Ik constateer dat de raad het hiermee eens is.
De heer Van der Wal: Ik vind de antwoorden die door de wethouders namens het college zijn ge
geven lichtelijk verrassend. Toen de heer Rijpma over Camminghaburen begon en daarbij de door mij
genoemde verhouding van 50-50 aanhaalde, dacht ik al dat hij ergens goed mis zat. Ik heb per inter
ruptie proberen duidelijk te maken dat de wethouder appels met peren vergeleek, want ik had het in
mijn eerste instantie over de verhouding huur-koop van 50-50, zoals het in mijn motie is verwoord.
De wethouder had het daarentegen over de verhouding tussen woningwetsector, premiesector en vrije
sector, met andere woorden over de financiering. Het is evenwel heel goed mogelijk dat ook in de
premiesector huurwoningen worden gebouwd. Het gaat dan weliswaar om duurdere huurwoningen, maar
het zijn huurwoningen. Pas na de reactie van de voorzitter, die hij namens het college gaf, begreep
ik pas waar de grote fout zat. De fout werd niet alleen door mij maar ook door de PvdA gemaakt. On
der punt a van het raadsbesluit staat na "besluit": "dat de verdeling van het percentage huur-koopwo-
ningen voorshands wordt vastgesteld op resp. 35-65." Al de jaren dat ik raadslid ben, ben ik ervan
uitgegaan dat je naar het raadsbesluit moet kijken als je exact wilt weten wat het college bedoelt,
in punt b van het besluit wordt inderdaad Camminghaburen genoemd. Het lijkt te gaan om een redac
tionele wijziging, wanneer het desbetreffende gedeelte van de motie van de PvdA door het college
wordt overgenomen, maar zowel de PvdA als ik hebben punt a van het besluit zo geïnterpreteerd dat
het over de verhouding in de gehele stad ging. Daar gaat mijn motie ook over. Als de heer Van den
Eist mij verwarring toedicht, dan moet hij bij het college zijn en niet bij mij. (De heer Van den Eist:
8ij u was die verwarring duidelijk zichtbaar.) (Gelach) Dit zijn opmerkingen van de heer Van den Eist
waar eigenlijk alleen maar zijn eigen fractie om lacht. Succes in eigen kring is natuurlijk nooit weg.
De verwarring was bij de PvdA het grootst, want deze fractie heeft een kennelijk overbodige motie
ingediend. De PvdA stelt in haar motie voor Camminghaburen een verhouding voor van 65-35. Als
zij in hun fractievergadering even navraag hadden gedaan bij hun wethouders, dan was die motie he
lemaal niet nodig geweest. Onze fractie heeft geen vertegenwoordiger in het college, dus zo gemak
kelijk goat het bij ons niet. Wij interpreteren het formele besluit heel letterlijk. Tot nu toe is het al
tijd zo geweest dat er niet bij ons maar wel bij het college en de PvdA verwarring heerste.. Onze mo
tie gaat over de gehele stad, dat is bij ons heel duidelijk. Het is wel gebleken dat er tussen de wet
houders van het CDA en de fractie van het CDA een erg goed overleg is wat de interpretatie van be
paalde zaken betreft. Bij andere fracties ontbreekt daar weieens iets aan, maar dat is natuurlijk ook
een gevolg van het feit dat de PvdA zo'n belangrijke portefeuille aan het CDA overlaat. Uit wat ik
eerder heb gezegd blijkt dat een groot deel van het probleem is opgelost. Wij bedoelen met de eerste
motie de totale verhouding. Op bladzijde 16 van de Nota Woningbouwbeleid ziet u aan de hand van
de tabel dat er echt niet alleen in Camminghaburen wordt gebouwd. Ik kan het niet anders interprete
ren dan dat de verhouding, die in het raadsbesluit wordt genoemd, aanvankelijk voor het hele woning
bouwbeleid gold en niet alleen voor Camminghaburen. (De heer Ten Brug (weth.): Wij nemen het jou
ook niet kwalijk.) Bij het fractie-overleg dringen dit soort zaken kennelijk niet zo snel door. Het
misverstand is nu opgelost en ik handhaaf mijn motie. De motie moet zodanig worden geïnterpreteerd
dat die gaat over de totale verhouding huur-koop voor de gehele stad.
Nog even een opmerking over het marktonderzoek, mede naar aanleiding van wat mevrouw De
Jong heeft gezegd. Wij zijn wel voor een regelmatig onderzoek, maar wij zijn van mening dat de na
druk bij dit onderzoek veel te veel op de kwantiteit ligt. Er is een enorme cijferberg, terwij! de din
gen, die veel meer met de mensen die in de woningen komen te wonen hebben te maken, nooit wor
den onderzocht. Mevrouw De Jong heeft onder andere het probleem van de invalide mensen nog eens
benadrukt. Er zijn nog veel meer groepen die vanuit hun individuele eigenaardigheden graag anders
willen wonen dan de norm is. Bij dit onderzoek ontbreekt dit aspect, (k hoop dat bij eventuele regel
matige onderzoeken ook deze aspecten eindelijk eens zullen worden meegenomen.
Ik heb mij zeer verbaasd over de beantwoording van wethouder Eijgelaar. Hij herhaalde alle goe
de dingen waar hij het ook mee eens was. Op het moment dat hij aan de beantwoording van een con
crete vraag toe kwam, namelijk mijn vraag hoe het met de Van Dam-eenheden komt, herhaalt hij
eerst uitgebreid mijn vraag en zegt dan dat de heer Rijpma de vraag al heeft beantwoord. Ik heb dat