34
wij nu deze groepering niets anders hebben te bieden dan een nog grotere concentratie woningnood.
Hier ligt een plan dat in betrekkelijk korte termijn 150 wooneenheden kan realiseren en dus direct
soelaas kan bieden in de nijpende nood. Zeker het overwegen waard.
Wat de rest van de raadsbrief betreft, ook daar kan men spreken van een haastklus. Deze haast
klus komt op mij echter wel minder evenwichtig en overwogen over. Waar het college de risico's
van het zich garant stellen voor de aankoopsom van anderhalf miljoen voor een uitgewerkt plan, in
clusief kostenberekening, bewust is en niet in korte tijd kan overzien, blijken die enkele regels la
ter ineens niet meer te gelden voor het merendeel van het college. Integendeel, zelfs na sluitings
datum wil de meerderheid van het college een bod uitbrengen. Zonder dat er zelfs een bestemming
voor de kazerne is gevonden. Over de haalbaarheid van die latere bestemming wordt zelfs niet ge
rept. Gelukkig heeft de DSO het probleem van geen bestemming enigszins ondervangen door in ijl
tempo - ook een haastklus dus - een nota te schrijven over haar benarde huisvesting en oppert daar
in ook nieuwe vestigingsplaatsen. Het schrijven is gedateerd 29 maart, zes dagen na de^luitingsda-
tum voor de inschrijving op de kazerne. Maar kijk, de kazerne wordt daarin als serieuze plaats van
vestiging genoemd. Mijn verwondering kent geen grenzen. Helemaal niet als ik op 30 maart in De
Telegraaf lees dat de meerderheid van het college de raad wil voorstellen de kazerne aan te kopen
ente verbouwen tot kantoor- en woonruimte. Daaruit concludeer ik dat ik als Leeuwarder raadslid
Veel kranten moet lezen om aan de weet te komen welke voorstellen er van de zijde van het college
te verwachten zijn. Uit de raadsbrief haal ik namelijk niet wat het college voor ogen staat na aan
koop van de kazerne. Kranteartikelen helpen mij in deze een heel eind op weg.
De hele gang van zaken komt op mij erg vreemd over. Ik vind de tijd te kort om de risico's, die
zijn verbonden aan de aankoop van de kazerne voor een niet bekend bedrag en een nog niet eens be
kende bestemming, te overzien en af te wegen. Ik stem dan ook tegen het voorstel.
De motie die door PAL is ingediend, gaat mij wel enigszins te ver, maar ik ben van mening dat
dit voorstel ons een ruimte geeft van drie weken. Ik zal dan ook voor deze motie stemmen.
De heer De Jong: Ik wil voor de goede orde even reageren op deze raadsbrief. Ik wil het voor
stel doen om onderhandelingen met Domeinen te openen over de aankoop van de kazerne, mits de
kazerne bestemd kan worden voor de DSO. Als ik een keuze moet doen tussen de vestiging van de
DSO in de Hemrik of in de kazerne, dan kies ik voor de kazerne, mede gezien de dienstverlenende
functie van de DSO. Bovendien heeft deze dienst een baliefunctie. Ik wil niet dat wij de kazerne
eerst aankopen en er daarna nog eens over gaan denken waartoe wij de kazerne zullen bestemmen.
De heer Ten Hoeve: Twee korte vragen. Ik zou graag van het college te weten komen waarom
de kazerne voor één gulden bruikbaar zou zijn in een bepaalde situatie en voor anderhalf miljoen
niet meer. Mijn tweede vraag is hoe het overleg met staatssecretaris Wallis de Vries is verlopen. Is
het waar, zoals hier en daar wordt gesuggereerd, dat er niets aan de kazerne verbouwd mag worden
Mijn informaties op dat terrein luiden ook anders.
De Voorzitter: Er zijn weinig leden van de raad die het er zonder meer mee eens zijn om de ge
vraagde garantie te geven. De meningen over de vraag of op dit moment de kazerne wel of niet vooi
een bepaald bedrag gekocht moet worden, zijn kennelijk verdeeld.
Mede naar aanleiding van de laatste opmerking van de heer Ten Hoeve en de eerste opmerking
van de heer Buising heb ik er toch wel behoefte aan om er nog iets van te zeggen. Vooral de opmer
king van de heer Buising heeft mij verbaasd. Hij ging akkoord met de aankoop, maar had graag ge
wild dat een en ander eerder was gebleken. De belangstelling van de gemeente is eerder gebleken.
Ik neem aan dat ieder van u zich de discussies die in afdeling I hebben plaatsgevonden zal herinne
ren. Wij hebben al jarenlang aan Den Haag kenbaar gemaakt dat wij wel wilden onderhandelen over
het overnemen van de kazerne. Het standpunt is steeds geweest dat de kazerne ongeacht wie hem
koopt een geweldig financieel blok aan diens been zal zijn. Dit standpunt is ook niet nieuw voor de
raad, het is bij herhaling in het openbaar geuit. Na de drama's, die het vorige jaar rond de kazerne
hebben plaatsgevonden, hebben ook wij gezegd dat het afgelopen moet zijn omdat dit alles tot niet
leidde. Wij hebben toen voor de zoveelste keer die draad weer opgevat en contact opgenomen met
Domeinen en met de staatssecretaris van CRM. Om met dit laatste contact te beginnen, ik heb een
aantal gesprekken met de heer Wallis de Vries gevoerd en met hem was ik het er volledig over eens
dat de gemeente Leeuwarden de kazerne zou overnemen voor het symbolische bedrag van één gulden:
Daarna zou onze dienst in overleg met de Rijksdienst voor de Monumentenzorg een plan opstellen
met betrekking tot de toekomstige bestemming van de kazerne. Dat was zinvol, want dat plan moest
voor ons acceptabel zijn, opdat wij er iets zinnigs mee zouden kunnen doen, en de staatssecretaris
35
van CRM moest het aanvaarden uit een oogpunt van monumentenzorg. Dat laatste is zijn, weliswaar
ook onze, primaire verantwoordelijkheid. Wij hebben samen gepoogd om te komen tot een tripartite
overleg met staatssecretaris Nooteboom. Deze staatssecretaris heeft dat afgewezen, op grond van
het advies van zijn dienst Domeinen. Zij hadden al zoveel kosten aan de kazerne gemaakt dat zij
van mening waren dat zij coute que coute moesten proberen er een flink geldbedrag voor te krijgen.
Ongeacht wat er verder mee zou gebeuren. Staatssecretaris Wallis de Vries heeft toen tegen mij ge
zegd dat dit gesprek niet lukte. Verder zei hij: Het is thans hun verantwoordelijkheid, want ik trek
de vingers er niet af vanuit een oogpunt van monumentenzorg. Het is een monument, het blijft een mo
nument en welke bestemming het ook krijgt, men zal daar rekening mee hebben te houden. Dit was
het beeld. Wij hebben dus steeds en vooral in de laatste gesprekken duidelijk gezegd wat onze be
doeling was.
Waarom komt dit nu plotseling op ons af? Domeinen heeft in het vervolg op dit overleg, dat
eind vorig jaar/begin dit jaar intensief plaats heeft gehad met deze bewindslieden, in de krant la
ten zetten dat iemand die belangstelling had voor de kazerne zich voor een bepaalde datum bij Do
meinen kon opgeven. Domeinen kende ons standpunt. Daarover is trouwens ondertussen ook weer over
leg met Domeinen geweest. Wij kregen vorige week plotseling op ons af het verzoek om garantstel
ling voor een bedrag van anderhalf miljoen gulden van de Stichting Sociale Woningbouw Prins Frede-
rikkazerne. Waarom hebben wij dit zo snel hier in de raad gebracht? Omdat Domeinen aan de stich
ting kenbaar heeft gemaakt - ik citeer de informatie die wij van Domeinen hebben - dat de stichting
voor 20 april haring of kuit moet geven. De stichting moet zeggen of wij, de gemeente, de garantie
geven, want alleen dan is Domeinen bereid om de kazerne aan de stichting te verkopen. Domeinen
weet ook dat de stichting dat zelf niet kan en ook geen geld heeft. De facto zouden wij dus indirect
de kazerne voor anderhalf miljoen kopen. Dat is immers de feitelijke situatie. Als wij ons garant stel
len, dan kopen wij in feite de kazerne voor anderhalf miljoen. Wij krijgen dan hetzelfde beeld als
met die ene gulden, maar dan uitgaande van anderhalf miljoen gulden. Wat komt daarbij? Ik wil ook
in het openbaar verklaren dat wij eraan twijfelen of er überhaupt een andere koper is voor een be
hoorlijk bedrag. Dit gegeven is niet op tafel gelegd en het is bij ons onbekend.
Het probleem, zoals wij ons dat voorstellen, is als volgt. Het college heeft zich op de kwestie
beraden. Het meningsverschil in het college is echt niet zo groot, al lijkt dat zo wanneer er van
meerderheids- en minderheidsstandpunten wordt gesproken. Het verschil is alleen dat de minderheid
meent dat wij vast kunnen houden aan het bod van één gulden en dat de rijksdienst Domeinen van
zijn kant daar maar op moet reageren, gelet op de gesprekken die zijn gevoerd. De meerderheid is
van mening dat wij toch een bod zouden moeten uitbrengen om de volgende redenen. Het zou kun
nen zijn - het is moeilijk te taxeren hoe hard dit is - dat er iemand is die toch de kazerne koopt
en dat Domeinen er een behoorlijk bedrag voor krijgt - wij weten totaal niet welk bedrag dat is -
en dat die iemand de kazerne totaal laat verpauperen. Hij haalt bij voorbeeld de bewakers en de
honden weg, laat er weer anderen binnen - misschien worden er brandjes gestookt of wat ook maar -
en zegt misschien over een x-aantal jaren: helaas, daar ligt-ie. Hij heeft dan wel dat stuk grond voor
dat bedrag. Er is dan waarschijnlijk niemand die hem kan verplichten om de kazerne weer op te bou
wen. Dat is het probleem. Wij willen een dergelijke gang van zaken toch ook niet en daarom heeft
een meerderheid van het college gezegd: Laten wij opnieuw gaan onderhandelen. Het lijkt mij goed,
om er later geen misverstand over te laten ontstaan, om te zeggen dat, als de raad het meerderheids
standpunt van het college volgt, het in de bedoeling ligt dat wij aan de staatssecretaris kenbaar zul
len maken dat wij bereid zijn een klein bedrag meer te betalen dan de hoogste bieder. Het zal ech
ter een reële bieder moeten zijn. Dat zal ons wel aangetoond moeten worden. Anders draaien wij er
heerlijk in voor een groot bedrag. Hier hebt u het hele "geheim" van de kazerne. Als de raad het
standpunt van de meerderheid van het college volgt, dan zullen wij morgen aan de staatssecretaris
kenbaar maken dat de raad heeft besloten de kazerne niet voor één gulden maar voor een x-be-
drag aan te kopen. Hoe groot dat bedrag zal zijn, weet ik niet, maar wij menen dan wel te kunnen
eisen dat de staatssecretaris ons aantoont wie reëel de hoogste bieder is. Dat is niet de stichting met
hi' r bod van anderhalf miljoen, want dat is geen reëel bod. Dit is de problematiek waar wij voor
staan
De heer Buising: De opmerking die ik in het begin van mijn eerste instantie maakte, kunt u verder
wel laten voor wat die is. Waar het mij in wezen om gaat, is dat er op het ogenblik een unieke kans
is, zoals de heer Van der Wal ook zei, om voor de een- en tweepersoonshuishoudens huisvesting te cre-
eren. De nota, waar wij het vanavond over hebben, heeft ons er niet van kunnen overtuigen hoe uniek
de kans wel is. De kazerne heeft bij voorbeeld een enigszins geïsoleerde ligging ten opzichte van zijn
omgeving. Dan is er de structuur van het gebouw. Wat je er ook aan doet, uitgaande van een bestem-