14 wachten staat. Ik ben bang dat wij er daarmee niet komen. Verder kunnen wij ervan overtuigd zijn dat, als uit deze oudere wijken beter gesalarieerden toch doorstromen en dus plaats maken voor laagst betaalden of voor mensen die qua hun jeugd een slechts tijdelijk gebruik maken van deze huizen, deze wijken het zwaar te verduren krijgen. Als wij dan op plaatsen waar het mogelijk is binnen deze ou de wijken de huurwoningen prefereren boven de kwalitatief misschien wat betere koopwoningen, dan maken wij een wijkstructuur die te denken geeft. Ik zie dus in twee opzichten een heilloze barrière. In de eerste plaats is er in de oude wijken niet de mogelijkheid om datgene op te vangen wat u als gevolg van de doorstroming verwacht. In de tweede plaats verwacht ik dat u daar waar gaten gaan vallen met de huurwoningen in een situatie komt die vergelijkbaar is met de Landbuurt. Er is natuurlijk wel een oplossing. U kunt koppel-ver koop gaan plegen met bouwmaatschappijen die tegelijkertijd in Camminghaburen en in kleine gedeel ten van de binnenstad bouwen. Ik vraag mij echter af of deze koppel-verkoop dan niet veel beter voor grotere kwanta huurwoningen in Camminghaburen kan worden gebruikt. Ik kom dan-bij hetgeen ik in het negatieve heb afgeschilderd en wat ons in het verleden zuur is opgebroken: de discontinuï teit in onze woningbouw. Van 1970 tot 1974 een grote bouwstroom in Aldlan-oost, van 1974 tot nu een soort nadruppelen, maar in ieder geval is het niet datgene wat het had moeten zijn; wij zijn te bang geweest. Ik vraag mij ook af of het "kleine kwantum-gepriegeldat wij nu in Camminghaburen presteren de zaak bevordert. Het lijkt mij zeer de moeite waard om ons op korte termijn af te vragen of wij in Camminghaburen niet grotere kwanta moeten bouwen, zodat wij meer continuïteit krijgen. Ik heb het al gehad over de bouw van kleine woningen voor een- en tweepersoonshuishoudingen. Wij moeten ons op dit ogenblik realiseren dat de categorie, die wij nu nog als een uitzonderingsca tegorie zien, over een jaar of tien niet meer een uitzonderingscategorie is. De huishoudingen wor den kleiner en dat betekent dat ouders hun kinderen sneller het huis uit zullen zien gaan, als men al kinderen heeft. Misschien zal men pas op iets oudere leeftijd dan nu het geval is kinderen nemen, maar de periode dat men continu met meer dan twee personen in een huis zal wonen wordt kleiner. De heer Miedema heeft duidelijk gesteld dat een woningbezetting van 2,4 in 1990 misschien iets te optimistisch is gedacht en dat wij eerder met een lagere woonbezetting te maken zullen krijgen. Neemt u alleen maar het aantal scheidingen dat tegenwoordig in Nederland wordt uitgesproken. In Leeuwarden is de verhouding naar ik meen 1 op 4^; als het een Amerikaanse auto was, dan zou ik hem afschaffen. (Gelach) Deze percentages geven duidelijk aan dat u te maken hebt met mensen die alleen gaan wonen en het hooguit na een paar jaar nog eens met een vriend of vriendin gaan probe ren. Dan wordt het weer een tweepersoonshuishouding maar groter dan dat zal het nooit worden. Het betekent ook dat ik wel een beetje bezwaar maak tegen de veronderstelling dat men in de Schil en in de binnenstad die hoge percentages - misschien nog hoger dan vijftig procent - van dit soort wo ningen zou kunnen bouwen. Het betekent immers dat al deze mensen, ieder voor zich, een auto heb ben. U hebt dus een onnoemelijk aantal parkeerplaatsen nodig bij deze relatief kleine woningen. U kunt ze daar niet allemaal kwijt. Als u voor Huizum-Bornia denkt aan meer dan vijftig procent van deze woningen, dan zou ik zeggen: maak er dan maar honderd procent van, dan kunt u de an dere vijftig procent gebruiken als parkeerruimte; daar komt het wel op neer. Dit zal ook gaan gel den als u denkt aan de speciale categorieën van studentenflats. Acht jaar geleden hebben wij ons druk gemaakt om van Leeuwarden een universiteitsstad te maken. Dit betekent dat wij een verplich ting hebben, wij moeten daarvoor bouwen. Houdt u er echter wel rekening mee dat u daarmee in ieder geval een stieep haalt door de gedachte van de jongeren dat zij allemaal een plaats in de bin nenstad kunnen krijgen. Ik zou voor dit laatste kunnen zijn als met betrekking tot de verhuur van woonruimte in de binnenstad een soortgelijke voorwaarde werd gesteld als in Haven-Noord ten aan zien van de verkoop gebeurt. De auto moet buiten de stadsgracht blijven. Door zo'n voorwaarde is er niet zoveel affiniteit meer tot de binnenstad, dat valt dan wel wat mee. Houdt u er wel rekening mee dat een- en tweepersoonshuishoudens weliswaar kleine huizen vragen, maar wat parkeerruimte betreft hetzelfde vragen als ieder ander. Ik kan mij wel verenigen met die 25% als richtlijn voor Camminghaburen. Ik vraag mij af of die 25% in de komende jaren binnen de kortste keren niet zal moeten worden bijgesteld. Om met zo'n richtlijn te starten, lijkt ons echter wel juist. Ik ben trouwens helemaal niet zo verliefd op al die exacte cijfers. Dat komt misschien omdat mijn vak dat meebrengt - ik moet de hele dag al exact den ken -, maar bij woningbouwprognoses is het al net zo als bij de statistiek: hoe exacter het lijkt, hoe meer je staat te liegen in het algemeen. Hoe verder je in de toekomst met de cijfers gaat, hoe gro ter de divergentie en hoe moeilijker te verklaren waarom het - net als in de economie - morgen nie' is gegaan zoals je vandaag had afgesproken. Ik kan mij dus wel vinden in de opstelling van "tot vijf tig procent", omdat ik mij in realiteit afvraag of u vooral in de gebieden die de heer Van den Eist heeft genoemd hoger kunt gaan dan vijftig procent. U geeft in ieder geval een intentie aan. Die in- 15 tentie is voldoende. Als u niet zou willen, dan had u wel een kleiner percentage genomen. Het feit dat u een percentage van vijftig noemt, moet voldoende zijn. Die relatie zal tussen raad en college toch zeker moeten blijven bestaan. U zegt vijftig procent, dat is een streefgetal, als u dat kunt ha len, dan zult u dat doen; zo lees ik het tenminste. Het vertragend uitvoeren van de samenvoeging van de duplexwoningen vinden wij persoonlijk een noodrem-procedure. Deze duplexwoningen, gebouwd voor of in de jaren vijftig, zijn van een dermate erbarmelijke kwaliteit dat zij zeker niet geschikt zijn om nog langer gebruikt te worden, ledereen weet wel hoe er in die periode na de Tweede Wereldoorlog werd gebouwd. Een t.v. heeft bij voorbeeld een vrij grote geluidsdoordringbaarheid, om over de stereo-apparatuur maar niet te pra ten. Als wij de duplexwoningen nog lang in deze gesplitste staat moeten gebruiken, dan is er zicht baar al iets mis met de woningbouwpolitiek in Leeuwarden. Resumerend zou ik willen zeggen dat deze nota qua opzet een degelijk en goed doordacht werk stuk is geworden, waarvoor de samenstellers alle hulde verdienen. Ik denk dat ook de samenstellers, net als ik, het afgelopen weekend weieens gedacht zullen hebben aan de realiteit en aan de cijfers die zij op papier hebben gezet. Ik zou het college de raad willen geven om zich wat de cijfers be treft flexibeler op te stellen en in ieder geval af te stappen van percentages. Men moet proberen om de komende jaren een kwantum huurwoningen op stapel te krijgen, vooral huurwoningen, met een extra contingent voor de kleinere huishoudens. Het lijkt ons een goede zaak dat u een aantal kunt noemen en dat u dat in een lengte van jaren vol weet te houden. Dat is op het ogenblik de grootste urgentie, gezien de achterstand die wij in 1977 en 1978 hebben opgelopen. De heer Miedema heeft de "brief van Brokx" naar voren gehaald. Het is vrij moeilijk om hierop te reageren. In de brief worden ook weer percentages genoemd. Naar mijn mening is de suggestie van de Partij van de Arbeid, om te zorgen dat je datgene wat je in de woningwetsector gaat verlie zen in de beschutte sfeer terughaalt, op zichzelf een heel goede gedachte. Wij zullen - brief of geen brief - in ieder geval de achterstand van de jaren 1977 en 1978, die wij juist in deze catego rie woningen hebben opgelopen, moeten terugverdienen. De brief van Brokx kan daar misschien wel iets aan veranderen, maar dan zullen wij tussen de mazen van de brief door moeten zwemmen om te zien of wij dat in ieder geval geregeld krijgen. Tot slot wil ik reageren op de moties. Ik heb al iets gezegd over die vijftig procent. Ik heb er nog één opmerking over. De heer Van den Eist wenst een woningmarktonderzoek. Ik wil echter wel stellen dat ik liever heb dat men eerst gaat bouwen, gezien de achterstand die wij al hebben. Waar ik ernstig bezwaar tegen heb, is het feit dat wij weer globaal de eind-situatie moeten gaan schetsen. Ik ben bang dat wij, als wij op een dergelijke wijze gaan handelen, over tien jaar de hele schepping moeten overdoen, want daar zijn wij dan mee bezig. Het is precies als de heer De Pree heeft gezegd: je hebt wel een nota over het totaal, maar als je op een gegeven moment incidenteel iets moet doen, dan zul je het moeten pakken. Dat lijkt mij een zakelijke benadering. Ik heb er totaal geen behoef te aan dat in de situatie van lage woningproductie, waarin wij nu verkeren, het college zijn tijd gaat verdoen met het schetsen van eind-situaties en allerlei invuloefeningen en gymnastiek met de vingers. Dit slokt de tijd, die men nodig heeft, maar op. Ik denk hierbij ook aan de DSOlaat men dat gaan doen, waarvoor men is ingehuurd en dat is het bouwrijp maken van grond en zorgen dat de bouwlocatie na Camminghaburen nog dit jaar op de hispel komt. Dat lijkt mij op dit moment veel ur genter dan allerlei vage nota's, waarin staat hoe het zou moeten worden zonder dat het ooit zo wordt. De Voorzitter schorst, om 21.05 uur, de vergadering voor de pauze. De Voorzitter heropent, om 21.45 uur, de vergadering. De heer Van der Wal: Bij de verkiezingsprogramma's van vorig jaar was de huisvesting van de laagst betaalden en van de een- en tweepersoonshuishoudens een punt waarop door vrijwel alle par tijen de grootste nadruk werd gelegd. Vooral het feit dat mensen soms niet genoeg inkomen hebben om de huisvesting die de overheid voor hen beschikbaar stelt te betalen, heb ik in de betogen van alle voorgaande sprekers gemist. Toch is juist dit punt een van de grootste problemen bij het huis vestingsbeleid. Naast het kwantitatief tekort is er ook een tekort aan goede en goedkope woningen. Voorgaande sprekers hebben al aangeduid dat de groep van de een- en tweepersoonshuishoudens in feite geen minderheidsgroep meer is. Niettemin wordt deze groep in dit beleid nog steeds als minder heidsgroep behandeld. Het zal niet zo lang meer duren of de grotere gezinnen worden de minderheids groep in onze samenleving. Dit zal nog wel even wennen worden voor het CDA, maar het is een feit. Wij hebben wat moeite met hetgeen in de raadsbrief onder het kopje "Hoofdzaken uit de Nota Woningbouwbeleid 1979" staat. Daar wordt gezegd dat de kwantitatieve taakstelling is afgeleid van

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 8