18
Punt 20 (bijlage no. 228).
De heer Ten Hoeve: Wij gaan graag akkoord met dit voorstel tot restauratie en renovatie. Het kost
wel veel geld, maar hei is belangrijk dat dit deel van de binnenstad - zo langzamerhand het belang
rijkste deel van de binnenstad - een goede face-lift krijgt. Met deze restauratie kan dat gebeuren. Ik
vind dat er nog wel een discrepantie in de raadsbrief zit. Monumentenzorg zegt aan de ene kant dat
de plannen te duur zijn en dat de zaak naar beneden geschroefd moet worden en aan de andere kant
dat er een optimaal plan moet komen, omdat het zo'n belangrijk gebouw is. Het is meestal zo dat plan
nen duurder worden naarmate ze meer optimaal worden gemaakt. Ik kan mij dan ook niet voorstellen
hoe de werkgroep uit deze combinatie moet komen. Overigens vraag ik mij wel af of wij bij dergelijke
grote objecten in de toekomst niet over moeten gaan tot het aantrekken van een architect die in restau
ratie gespecialiseerd is. Dat zelfde zou ook moeten gelden voor de aannemer. Mijn fractie heeft er een
duidelijke voorkeur voor dat er iemand die met restauratiewerkzaamheden bekend is ingeschakeld wordt.
Om een beetje continuïteit in de stad te krijgen geven wij er tevens de voorkeur aan dat het bedrijf
uit Leeuwarden komt, zodat er in het vervolg ook hier in de stad bedrijven zijn die meer gespeciali
seerd zijn in het restauratiewerk, i
Ik zou graag duidelijk van u willen weten of na deze renovatie de huursubsidienorm blijft gelden.
Of wordt een en ander zo duur, zoals ik elders heb gehoord, dat de huursubsidieregeling hier niet meer
op van toepassing is?
Tenslotte wil ik nog even aansluiten op iets wat in de bijgevoegde stukken staat. Oorspronkelijk
had men het plan om vlak bij deze gebouwen, op de plaats van de ingang van de huishoudschool, de
Friesch Dagbladgevel weer op te richten. Dat plan blijkt, in ieder geval voor de gemeente, te duur te
zijn. Ik ben het daarmee eens. Toch moet duidelijk worden geconstateerd dat in het verleden de pro
vincie toestemming heeft gekregen om dit uiterst belangrijke pand af te breken, maar daarbij de ver
plichting heeft gekregen om de gevel in samenwerking met de gemeente Leeuwarden op een andere
plaats in de stad weer op te bouwen. Ik zou het college dan ook willen vragen om een ernstig beroep
op het college van GS te doen om de verplichtingen, die zij door sloop op zich genomen hebben, no
te komen.
De heer Rijpma (weth.): Ook ik ben bijzonder verheugd dat wij eindelijk met dit bouwwerk kun
nen beginnen, samen met de Handelsdrukkerij en alle andere panden waarvoor wij kort geleden een
krediet beschikbaar hebben gesteld. Ik ben er dan ook van overtuigd dat over een twee jaar dit ge
deelte van de Grote Kerkstraat een aanzienlijk beter aanzicht zal hebben dan op dit moment.
Hoe de kosten zullen uitvallen, weet ik niet. Er is een werkgroep die, wanneer er problemen - ook
financiële - zijn, de vinger aan de pols houdt en die, wanneer het noodzakelijk is, de raad zal rap
porteren over de ontwikkeling van het bebouwingsplan. Er zal nog een voorstel in de raad moeten ko
men omtrent de te kiezen aannemer. Er is vanavond nog in de Commissie voor Openbare Werken gedis
cussieerd over de vraag wie dat zou moeten zijn. Ik neem aan dat de 25e juni de dag der dagen zal
zijn waarop ook het voorstel voor een aanbesteding over dit project aan de orde zal komen.
De vraag van de heer Ten Hoeve over de Friesch Dagbladgevel is, dacht ik, buiten de orde. In
ieder geval is het zo dat er een brief naar de provincie onderweg is. Het antwoord daarop is er echter
nog niet. Ik acht het weinig reëel om te veronderstellen dat het pand gebouwd zal worden op de plaats
waar het gedacht is. Ik denk dat wij ook dit pand zullen moeten betrekken bij de bouwplannen die wij
hopelijk op niet te lange termijn zullen krijgen. Dit geldt ook voor het terrein dat door de huishoud
school wordt vrij gemaakt, zodra er voor deze school vervangende ruimte is.
De heer Ten Hoeve: Kunt u nog iets over de huursubsidieregeling zeggen? (De Voorzitter: Misschien
kan wethouder Eijgelaar daar iets over zeggen.) (De heer Eijgelaar (weth.): Helaas, op dit moment
niet.) (De Voorzitter: Het hangt er natuurlijk van af hoe duur het wordt. In de betreffende regeling
worden grenzen gesteld.) Ik kom er nog weieens op terug.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 21 (bijlage no. 230).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
19
Punt 22 (bijlage no. 255).
De Voorzitter: Bij dit punt is tevens aan de orde de brief van het Kinderdagverblijf van 3 april
1979.
Mevrouw Otsen: Wij hebben een uitgebreide raadsbrief voor ons met veel enerzijdsen en ander-
zijdsen. Dat doet mij wel goed. Ook in de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden hebben wij uit
voerig over het Kinderdagverblijf gediscussieerd. Toch wil ik een aantal opmerkingen maken en een
aantal vragen stellen.
Over een drietal fundamentele beleidsvragen wordt ons standpunt gevraagd. Deze vragen zijn:
Moet het Kinderdagverblijf een algemene dan wel een specifieke voorziening zijn? Moet het een cen
trale dan wel een decentrale voorziening zijn? Moet het een gemeentelijke dan wel een regionale
voorziening zijn? Vooral de eerste vraag of het Kinderdagverblijf een algemene dan wel een speci
fieke voorziening moet zijn, staat onzes inziens in nauwe relatie met de visie die men heeft op de
huidige maatschappij: enerzijds - om in termen van de raadsbrief te spreken - de bestaande situa
tie handhaven, anderzijds inspelen op veranderingen die zich in onze maatschappij voordoen.
Niet te ontkennen valt dat de positie van mannen en vrouwen in het algemeen en de positie van
de vrouw in het bijzonder sterk aan verandering onderhevig is. De traditionele samenlevingsvorm, het
huwelijk, en de bestaande rollenpatronen tussen man en vrouw worden niet meer als vanzelfsprekend
beschouwd, althans niet door onze fractie. De positie van de vrouw, die grotendeels was voorbestemd
om kinderen te baren en op te voeden, wordt ijverig bediscussieerd en gerelativeerd en daarbij komen
andere meningen naar voren. En dat niet alleen bij enige linkse meer of minder radicale vrouwengroe
pen, maar ook bij groeperingen als bij voorbeeld de plattelandsvrouwen, protestantse en katholieke
vrouwenbonden en binnen brede lagen van de bevolking. Dit blijkt onder meer uit een enquête in de
Margriet van januari 1977, welk blad toch door erg veel vrouwen in het land wordt gelezen. Alom
wordt ervoor gepleit dat achterstanden, die meisjes en vrouwen hebben, worden ingelopen. Achter
stand, als het gaat om recht op werk, als het gaat om recht op ontwikkeling, als het gaat om het recht
om meer richting te geven aan een eigen leven. Ik dacht dat wij vorige week nog een goed voorbeeld
hadden gezien. Onze minister Pais - ik kijk nu even in de richting van de VVD - heeft namelijk nog
al veel maatregelen aangekondigd - die zullen ook worden onderzocht -, die moeten bewerkstelligen
dat de positie van meisjes en vrouwen in het onderwijs en op zijn eigen ministerie worden verbeterd.
Ais wij ervoor kiezen dat meer richting moet worden gegeven aan het eigen leven van vrouwen en man
nen, dan vloeit daaruit voort dat wij ook de consequenties daarvan onder ogen moeten zien en dat
wij voorwaarden moeten scheppen ter realisering ervan. Met betrekking tot het Kinderdagverblijf be
tekent dit onzes inziens dat ouders zelf uit moeten maken met welke motieven zij hun kinderen bij het
Kinderdagverblijf aanmelden. Het betekent ook dat wij niet met opgeheven vinger vermanend moeten
gaan staan wijzen, zo van: jij bent een alleenstaande ouder, jij mag wel en jij, die wilt studeren en
een man hebt die verdient, jij mag niet. Dat wijzen wij principieel af, wij vinden dat het een alge
mene voorziening moet zijn.
Met het voorgaande wil ik niet zeggen dat het belang van het kind maar ondergeschikt moet wor
den gemaakt aan het belang van de ouders. Integendeel. Kindercentra, en daarmee bedoel ik zowel
peuterspeelzalen als kinderdagverblijven, vormen inmiddels een geaccepteerd maatschappelijk ver
schijnsel. Dit is zowel voor kinderen als voor ouders als voor de maatschappij van groot belang. Ik
citeer uit de Nota Kinderdagverblijven Amsterdam van 1971: "In een wereld waarin rationele en soci
ale waarden steeds aan belangrijkheid winnen, is het goed dat de beslotenheid van de gezinssituatie
in een vroeg stadium afgewisseld wordt met gelegenheden om in een veilige omgeving buiten het huis
met andere kinderen en volwassenen te leren omgaan. Maar ook andere onderdelen van de ontwikke
ling, zoals de motoriek, de taal en de denkontwikkeling, kunnen in kinderdagverblijven meer of an
ders gestimuleerd worden dan wanneer het kind alleen binnen het gezin opgroeit. Wat dat betreft wij
zen wij de nadelige kanten die soms worden genoemd af. Het vorenstaande heb ik genoemd om nog
eens te onderstrepen dat wij het eens zijn met de meerderheid van het college, ook wij zijn namelijk
voor een algemene voorziening en sluiten ons in deze aan bij de instemmende brieven van het Kinder
team Friesland, de Stichting Fiom, het Centrum van persoon en gezin, de Stichting Kindercentra
Friesland, het Auck Peters Huis en de SSKWJL.
Vervolgens de vraag: centraal of decentraal? Wij onderschrijven ook nu het standpunt van de meer
derheid van het college om deze voorziening decentraal te laten zijn. Met de argumenten onder punt
2 van de raadsbrief zijn wij het geheel eens. Wij vinden dat onderwijsvoorzieningen in nauwe relatie
met de buurt moeten worden gerealiseerd en dit geldt wat ons betreft ook voor vormen van kinderopvang,
het meenemen van vriendjes en vriendinnetjes naar school, de afstand die minder wordt en de betere