24
"De gemeenteraad van Leeuwarden, in vergadering bijeen op 5 juni 1979, overwegende dat hij
van mening is dat kinderopvang een basisvoorziening dient te worden, besluit het college van b. en w
op te dragen hiertoe, via de hiervoor geëigende kanalen, voortdurende druk uit te oefenen op de rijks
overheid.
Met betrekking tot de keuze centraal-decentraal en de keuze gemeentelijk-regionaal delen wij
de argumenten die in de raadsbrief worden genoemd en die ook door de vorige spreeksters en spreker
naar voren zijn gebracht. Ook uit de praktijk werden de problemen, die een centrale voorziening
met zich meebrengt voor ouders en kind, kort geleden op overtuigende wijze nog eens onder woorden
gebracht, toen wij als Commissie voor Welzijnsaangelegenheden een gesprek voerden met de ouder-
groep uit Bilgaard. Wij steunen dan ook van harte de decentralisatie van het Kinderdagverblijf.
Mevrouw De Jong: Ik behoor tot de in de raadsbrief genoemde grote groep mensen in de samenle
ving die vindt dat ouders in eerste instantie verantwoordelijk zijn voor hun kinderen en dat opvang
en verzorging in principe thuis moeten plaatsvinden. Echter, de conclusie in de raadsbrief dat daar
door het traditionele gezinspatroon als uitgangspunt wordt genomen, wil ik fel tegenspreken. Alleen
al de koppeling traditioneel en gezinspatroon bevalt mij niet. Ik spreek liever over een gezinsver
band, hoe de samenstelling van dat gezinsverband er dan ook uitziet. Een bepaald gezinsverband is
dus niet mijn uitgangspunt. Mijn eerlijke overtuiging is echter dat de opvang thuis, vooral van het
erg jonge kind, het meest ideale is. Dat dit soms door omstandigheden niet mogelijk is, is een gege
ven waaraan het Kinderdagverblijf haar bestaansrecht dankt. Als ik het even zo mag formuleren: een
uit de nood geboren Kinderdagverblijf. Juist daardoor heb ik moeite met de huidige opzet. Ik ben daar
om gevoelig voor het argument dat een specifieke voorziening niet ideaal is, omdat dan alleen kin
deren vanuit een noodsituatie het Kinderdagverblijf kunnen bezoeken. Een pedagogisch verantwoor
de groepssamenstelling is voor alle het Kinderdagverblijf bezoekende kinderen de meest ideale en ik
dacht voor het personeel de meest werkbare sfeer scheppende situatie. Dat wil voor mij nog niet zeg
gen dat alleen een algemene voorziening daartoe de gelegenheid kan geven. Het toelatingsbeleid,
zoals door het CDA in de motie verwoord, streeft mijns inziens niet alleen naar een pedagogisch ver
antwoorde groepssamenstelling, maar bepleit ook en vooral plaatsingsmogelijkheid voor het kind dat
uit pure noodzaak op het dagverblijf geplaatst moet worden. Ik kan deze motie dan ook van harte
ondersteunen
Verder wil ik nog opmerken dat de raadsbrief ook bij het noemen van de algemene voorziening
vermeldt dat bij een te grote aanmelding van kinderen aan een toelatingsbeleid niet valt te ontkomen.
Concrete gegevens over de te hanteren criteria ontbreken echter. Ik vind de raadsbrief op dit punt
erg vaag. Om de isolementspositie van het kind te kunnen doorbreken, kies ik van harte voor een ge
decentraliseerde opzet. Ook uw conclusie dat het Kinderdagverblijf als een gemeentelijke voorziening
met een regionale functie dient te worden beschouwd, onderschrijf ik.
De heer De Pree (weth.): Er zijn heel wat inhoudelijke argumenten naar voren gekomen. Er zijn
ook een aantal moties ingediend die lijnrecht tegenover elkaar staan. Wat dat betreft zou men kun
nen zeggen dat het meerderheidsvoorstel van het college zo gek nog niet is. Toch wil ik nader adstru
eren wat de achtergronden zijn van de punten zoals die in de raadsbrief naar voren komen. Het gaat
vanavond om het doen van een aantal beleidsuitspraken. Dat is geen verzinsel geweest van het col
lege. Het waren punten waar het werkverband Kinderdagverblijf tegenaan liep en waar antwoorden
op moesten komen, wilde het werkverband verder kunnen met het vierjarenplan en het programma Kin
derdagverblijf 1980. Dat is dus de reden dat deze drie punten hier vanavond aan de orde zijn.
Het meest fundamentele punt is inderdaad de vraag: algemeen of specifiek? Pro's en contra's zijn
in eerste instantie naar voren gebracht. Het antwoord dat op die vraag kan worden gegeven, heeft
niet alleen te maken met het inschatten van de ontwikkelingen in de samenleving, maar ook met een
waardering daarvan. Uit het raadsvoorstel hebt u kunnen opmaken dat de meerderheid van het college
positief ten opzichte van die maatschappelijke ontwikkelingen staat.
Het Kinderdagverblijf is vanuit een bepaalde optiek ontstaan, namelijk het bieden van hulp aan ge
zinnen in specifieke noodsituaties. Sinds die tijd is er echter nogal het een en ander in de maatschap
pij veranderd. Ook nu nog zijn er veranderingen aan de gang. Ook wanneer men zegt dat het Kinder
dagverblijf een algemene voorziening moet zijn, kan men wel degelijk van mening blijven dat het om
noodsituaties gaat. Het hangt er dan echter van af welke definitie men van het begrip "nood" geeft.
Heeft men het over een specifieke voorziening, dan geeft men van het begrip "nood" een definiëring
zoals die tot dusver heeft gegolden. Men mag echter ook zeggen dat zich situaties voordoen die in
tegenstelling tot vroeger nu wel als noodsituaties kunnen worden gekenschetst. Het gezinspatroon, zo
als wij dat kennen, bestaat overigens nog niet zo'n lange tijd. Laten wij het alstublieft wat relative
25
ren. ledereen die iets over gezinssociologie heeft gelezen, weet dat ons traditionele gezinspatroon
met de rol van de vrouw daarin nog maar heel jong is. Het bestaat namelijk pas sinds de Industriële
Revolutie. In de agrarische samenleving, die aan de Industriële Revolutie vooraf ging, was er van
een heel ander gezinspatroon sprake. Het gezinspatroon van deze tijd is aan veranderingen onderhe
vig. Vanwege hun rol in dit patroon, worden vrouwen geacht bepaalde taken te vervullen, waardoor
zij niet in staat zijn om andere activiteiten te ontplooien. Het hoeft daarbij helemaal niet uitsluitend
om het volgen van een opleiding te gaan. Mag men in dit licht bezien dan niet spreken van een nood
situatie, wanneer vrouwen toch andere activiteiten willen ontplooien? Mijn standpunt is dat men dit
soort situaties noodsituaties mag noemen. De definiëring van het begrip "noodsituatie" is ook historisch
en maatschappelijk bepaald en varieert ook met de tijd.
Aangezien in de raadsbrief wordt gesteld dat, ook wanneer het Kinderdagverblijf een algemene
voorziening wordt, criteria moeten worden gehanteerd, is de vraag naar voren gebracht wat men daar
mee in feite zegt. Welnu, door te zeggen dat het Kinderdagverblijf een algemene voorziening moet
zijn, kan men niet garanderen dat iedereen die een beroep op het Kinderdagverblijf doet ook werke
lijk toegelaten wordt, zonder dat er enig criterium wordt aangelegd. In dat geval zal men er immers
financieel garant voor moeten staan en daarmee komt men in de sfeer van een basisvoorziening, zoals
het onderwijs een basisvoorziening is. Dit is het onderscheid dat mevrouw Van der Werf heeft gemaakt
tussen een algemene voorziening en een basisvoorziening. Bij het onderwijs is het zo dat er, wanneer
er zoveel kinderen in een bepaald gebied zijn, een school moet worden gesticht die door de gemeen
schap wordt betaald. Ik ben het met mevrojw Van der Werf eens, als zij zegt dat het creëren van een
basisvoorziening op locaal vlak volkomen onmogelijk is. Dit moet op nationaal vlak plaatsvinden, het
is een zaak van de rijksoverheid. Door zich uit te spreken voor een algemene voorziening, geeft men
aan dat men vindt dat in principe alle motieven van ouders om hun kinderen op een kinderdagverblijf
te plaatsen op zichzelf relevant en acceptabel zijn. Men legt niet bij voorbaat een aantal criteria
aan, op basis waarvan men het ene geval wel en het andere geval niet uitsluit.
Het is een beleidsuitspraak. Doorgaans gaat het met beleidsuitspraken zo dat men die niet binnen
een of twee jaar ten volle waar kan maken. Men geeft veeleer de richting aan waarin een en ander
zich zou moeten ontwikkelen, ledereen weet dat er allerlei remmende factoren zijn. Het kan daarbij
onder meer gaan om problemen met de accommodatie en om financiële problemen. Als gemeenteraad
doet men echter een uitspraak over de richting waarin men vindt dat een en ander in de toekomst moet
gaan. Heel concreet betekent dit dat men door zich uit te spreken voor een algemene voorziening de
uitspraak doet dat alle motieven even legitiem zijn. Wel zijn er dan nog enkele onzekerheden, zoals
de hoeveelheid aanmeldingen en de financiële mogelijkheden die men meent te hebben. Het kan dan
zijn dat men toch criteria moet aanleggen. In de raadsbrief staat dan ook dat daaraan in overleg met
het werkverband zal moeten worden gewerkt. Het spectrum, de breedte, van het aantal criteria is bij
een algemene voorziening per definitie ruimer dan bij een specifieke voorziening. Dit lijkt mij een
principieel punt.
Over een gedecentraliseerde opzet van het Kinderdagverblijf bestond meer overeenstemming. Me
vrouw Zondag vroeg hoe het college deze gedecentraliseerde opzet ziet. Er is een uitspraak van de
raad nodig over de volgende vraag: Moet het Kinderdagverblijf, zoals nu het geval is, op één punt
gevestigd biijven of mogen er ook op andere plaatsen mogelijkheden worden geschapen? Ik denk bij
dit laatste niet aan een situatie, waarin ernaar wordt gestreefd om op korte termijn in een groot aan
tal wijken eigen en aparte kinderdagverblijven te creëren. Ik ben wel van mening dat, als de raad uit
spreekt dat een gedecentraliseerde opzet mag, gekeken moet worden naar het aanbod en naar de moge
lijkheden. Daarbij moet ook betrokken worden de vraag of er, voor minder geld dan nu wordt gedacht,
mogelijkheden zijn om voorzieningen te realiseren door bij voorbeeld contact te zoeken met het club-
en buurthuiswerk, de wijken zelf en het onderwijs. Soms hoeven kinderen immers niet de hele dag te
wórden opgevangen, maar slechts bepaalde tijden van de dag. Dit moet worden nagegaan en dan kan
bekeken worden wat men voor een x-bedrag allemaal kan doen. Misschien kan men veel meer kinde
ren toelaten dan mogelijk is bij een kinderdagverblijf voor kinderen die alleen maar een hele dag aan
wezig zijn. Het kan zijn dat het in een bepaalde wijk voldoende is dat er voor een bepaald aantal
uren per dag opvang aanwezig is voor kinderen van een bepaalde leeftijdscategorie. Ik denk maar even
hardop, want om dit soort zaken gaat het bij de ontwikkeling van plan en programma. In het zojuist
genoemde geval zou men lagere eisen kunnen stellen aan de accommodatie dan wanneer het ook om
baby-opvang gaat. Men kan wellicht denken aan personeel dat ambulant werkzaam is. Ik bedoel daar
mee personeel dat niet de hele dag in zo'n accommodatie aanwezig hoeft te zijn. Ik weet niet welke
mogelijkheden er allemaal op dit moment zijn. Wij konden dat ook niet onderzoeken, omdat wij nog
met één centraal kinderdagverblijf zaten. Als de raad zich voor een gedecentraliseerde opzet uit
spreekt, dan komen dit soort mogelijkheden aan de orde. Het werkverband zal hierover met voorstel-