26
len moeten komen. Ik vermoed wel dot de rijksbijdrageregeling het onmogelijk maakt om zelfstandige
kinderdagverblijven in de stad te hebben. Deze regeling stelt aan een kinderdagverblijf nogal zware
eisen wat bij voorbeeld openingstijden betreft. Men kan echter denken aan een gedecentraliseerde
opzet, waarbij men werkt met één kinderdagverblijf in Leeuwarden met een aantal dependances. Al
deze zaken moeten worden nagegaan, maar eerst moet duidelijk zijn wat de raad zegt over de vraag
of wij buiten de plaats van vestiging van het huidige Kinderdagverblijf ook mogen zoeken naar moge
lijkheden voor kinderopvang.
Vervolgens de vraag of het Kinderdagverblijf een gemeentelijke dan wel een regionale voorzie
ning moet zijn. Niemand in deze raad heeft bestreden dat het geen goede zaak is dat de gemeente
Leeuwarden moet betalen voor kinderen uit andere gemeenten, ook al zegt men dat het Kinderdagver
blijf in Leeuwarden een regionale functie behoort te hebben. In dit verband is gevraagd of deze over
gangsregeling niet wat langer kan duren. Ik voel daar niet zo veel voor. Er is namelijk al sprake van
een overgangsregeling. Vanavond is dit punt aan de orde. Daarna geldt een overgangsperiode tot
1 januari 1980, ruim een half jaar dus. Ik wil mevrouw Otsen in verband met haar vraag wel toezeg
gen dat wij de betreffende buurgemeenten in kennis zullen stellen van het besluit dat vanavond zal
worden genomen. In het overleg met het Kinderdagverblijf zal ik er ook op letten dat de ouders juist
worden geïnformeerd en dat wij hen eventuele suggesties doen ten aanzien van de vraag wat hen nu
te doen staat. Naar mijn mening moeten deze ouders hun eigen gemeentebestuur benaderen met deze
problematiek. Het lijkt mij onjuist om voor een langere tijd een regeling in stand te houden waarbij
de gemeente Leeuwarden blijft betalen voor kinderen uit andere gemeenten.
Vervolgens de financiën. Ik geef direct toe dat het in het raadsvoorstel genoemde bedrag
niet gebaseerd is op een uitgewerkt programma voor het Kinderdagverblijf. Dat kan ook niet, want
dit programma moet nog worden gemaakt. Ik kan niet beoordelen of dit bedrag te laag is. Dat het te
hoog zou zijn, lijkt mij onwaarschijnlijk. Men zou zeifs kunnen zeggen dat het hier een beetje om
natte-vinger-werk gaat, maar dat is het geval met elk bedrag dat zou worden genoemd. Door dit be
drag op te voeren hebben wij als college te kennen willen geven dat wij een richting opgaan zoals
in de raadsbrief staat. Ik zou er echter grote moeite mee hebben als er aan dit bedrag zou worden ge
tornd. Onder andere vanwege het feit dat ik nog niet weet wat met name de gedecentraliseerde opzet
zal gaan kosten. Ik heb enige hoop dat de kosten per kind over het totaal gerekend weieens minder
hoog kunnen zijn dan nu het geval is, vanwege het feit dat er misschien kinderen zijn die niet de hele
dag hoeven te worden opgevangen
De maatregelen van de rijksoverheid zijn overigens ook nog onbekend. U weet dat men bij het
rijk de gedachte heeft om de ouderbijdrage drastisch te verhogen. Deze beslissing wordt in Den Haag
genomen, maar heeft natuurlijk bepaalde consequenties voor hier. Zuiver financieel gezien, heeft
deze beslissing geen nadelige gevolgen voor de gemeente, wel voor de ouders. Ook deze onzekere
factor maakt het moeilijk om nu een bedrag te bepalen.
Mevrouw Zondag heeft de vraag gesteld wanneer wij nu eens iets gaan doen met de bestaande
accommodatie en hoe wij dit denken te doen. Behalve ad hoc-oplossingen konden wij daar niets aan
doen, omdat ik nog niet weet wat de gevolgen voor de huidige accommodatie zijn als de raad zich
vanavond uitspreekt voor een gedecentraliseerde opzet. Dit nog los van het feit dat een huisvesting
van MPA en Kinderdagverblijf in één gebouw geen gelukkige zaak is. Als een gedecentraliseerde op
zet betekent dat in de centrale accommodatie beduidend minder kinderen behoeven te worden opge
vangen, dan kijkt men anders tegen hetgeen er bouwtechnisch gezien moet gebeuren aan dan wanneer
het om een centrale voorziening gaat. Ook dit is een onzekere factor.
Een laatste punt is nog dat de raad bij het vaststellen van een bedrag wel moet beseffen dat daar
mee al vooruitgelopen wordt op de begroting voor het jaar 1980. Het is toch al een moeilijk punt dat
de planning ten aanzien van de opzet van het Kinderdagverblijf niet parallel loopt met de begrotings
planning wat de tijd betreft. Met het vaststellen van een bedrag op dit moment legt u al een gedeelte
van de ruimte in de begroting vast. Wanneer uit het plan en programma zou blijken dat het bedrag he
lemaal nergens op slaat, dan zullen wij een en ander weer moeten bekijken. Wel zal dit dan afgewo
gen moeten worden tegen andere beleidssectoren.
Mevrouw Otsen heeft gevraagd wanneer de decentrale opzet gerealiseerd wordt en of er dan een
vestiging in de wijk Biigaard komt. Gezien het feit dat men in deze wijk al een aantal mogelijkheden
- ook financiële - heeft geschapen, komt deze wijk snel "in the picture". Dit zal ongetwijfeld in het
werkverband aan bod komen. Het is de bedoeling dat geprobeerd wordt om in het komende jaar een
begin met de decentralisatie te maken.
Ik heb reeds de vragen beantwoord over de samenhang met andere beleidssectoren - dit zal inder
daad worden bekeken - en over de huidige accommodatie. Mevrouw Zondag heeft het gehad over de
leeftijdscategorieën. Ook dit punt zal worden meegenomen in de besprekingen.
27
Vervolgens iets over de ingediende moties. Allereerst de motie van het CDA. Ik interpreteer deze
motie zo, dat daarmee gezegd wordt dat het Kinderdagverblijf een specifieke voorziening moet zijn.
Het woord specifieke voorziening staat niet in de drie punten, genoemd onder 1.1, van de motie, maar
wel worden criteria voor het toelatingsbeleid genoemd. Als mevrouw Zondag inderdaad van mening is
dat het Kinderdagverblijf een specifieke voorziening moet zijn, dan heb ik bezwaar tegen dit deel van
de motie. In het tweede deel van de motie wordt gesproken over de accommodaties. Er moet volgens
de motie gestreefd worden naar accommodaties die qua ruimte, outillage, ligging en spreiding voldoen
aan eisen die een verantwoorde opvang en begeleiding van het kind met zich meebrengen. Ik heb geen
moeite met dit deel van de motie. Dat in het plan zal worden aangegeven welke accommodaties in de
p ianperiode, rekening houdend met het gegeven financiële kader en de geanalyseerde behoefte, tot
stand zullen worden gebracht, zal ongetwijfeld in het plan en programma naar voren komen. Ik heb ook
hiermee dus geen moeite. Tegen het eerste deel van de motie heb ik principiële bezwaren. Ik vat dit
deel van de motie namelijk op als het vasthouden aan de gedachte van het Kinderdagverblijf als spe
cifieke voorziening.
Dan nu de twee moties van PAL. In de eerste motie wordt uitgesproken dat het Kinderdagverblijf
een algemene voorziening is. Daar ben ik het uiteraard mee eens. Vervolgens stelt de motie dat de
raad moet besluiten dat de gemeente zich garant stelt ten aanzien van de exploitatie van het Kinder
dagverblijf voor 1980. Dit betekent in feite een volledige carte blanche. Men stelt namelijk geen en
kele financiële randvoorwaarde. Ik zou dit niet graag voor mijn verantwoording willen nemen, om de
simpele reden dat ik niet kan beoordelen wat dit financieel betekent. Ik heb daar geen flauw idee van.
Ik heb echter al gezegd dat, als bij de uitwerking zou blijken dat het bedrag dat nu op de begroting
wordt uitgetrokken helemaal nergens op slaat, wij ons als college ten aanzien van het plan en program
ma zeker opnieuw zullen beraden. Om nu al te zeggen dat betaald zal worden wat voor het Kinderdag
verblijf nodig blijkt te zijn, gaat mij wat te ver. Wij moeten immers niet vergeten dat hetgeen wij
meer gaan betalen veel en veel duurder is per kind dan nu. Het is nu nog zo dat de rijksoverheid de
personeelslasten voor honderd procent subsidieert. De overheid stelt ook eisen als zoveel personeels
leden per zoveel kinderen. Dit bedrag is echter gefixeerd op het afgelopen jaar. Al krijgen wij er
veel meer kinderen bij en kunnen wij volgens de rijksbijdrageregeling aantonen dat wij twintig nieuwe
personeelsleden nodig hebben, dan zal de rijksoverheid het er wel mee eens zijn maar het niet betalen.
De personeelslasten zullen dan dus voor de volle honderd procent door de gemeente moeten worden be
taald. Die consequentie heeft het en dat is de reden dat ik deze motie veel te riskant vind. Ik wil de
motie dan ook dringend ontraden.
In de tweede motie zegt PAL dat de raad het college op moet dragen van het Kinderdagverblijf
een basisvoorziening te maken en dat wij er bij de rijksoverheid op moeten aandringen dat dit gebeurt.
Ik heb op dit moment geen behoefte aan de motie. Ik heb een brief gekregen van het Kinderdagverblijf,
waarin wordt gevraagd om een gesprek over een aantal aangelegenheden ten aanzien van de plannen
van de rijksoverheid. Ook de vraag al of niet een basisvoorziening speelt hierbij een rol. Dit gesprek
zal binnenkort plaatsvinden. In de brief wordt ook de vraag gesteld of de gemeente Leeuwarden er via
haar kanalen bij de rijksoverheid op kan aandringen dat het Kinderdagverblijf een basisvoorziening
wordt. Ik zou allereerst het gesprek met het Kinderdagverblijf willen afwachten. Ik heb op dit moment
geen behoefte aan een uitspraak van de raad over dat punt.
Mevrouw Otsen: Ik wil op enkele opmerkingen van CDA-zijde reageren. Een opmerking van de
VVD, die waarschijnlijk onderschreven wordt door het CDA, is dat het gezin de kern vormt van de sa
menleving. Wij zetten vraagtekens bij een dergelijke uitspraak. Wij vinden dat er naast het gezin ze
ker nog andere vormen van samenleving voorkomen, die gelijkgesteld moeten worden aan het gezin.
Wij zeggen dit niet voor het eerst, het is bekend dat wij deze mening hebben. Het feit dat ouders in
eerste instantie verantwoordelijk zijn voor hun kinderen, onderschrijven wij. Wij hebben nooit anders
bedoeld te zeggen. Dit betekent echter niet dat een moeder 24 uur lang de aangewezen persoon is om
haar kinderen te verzorgen. Er moeten naar onze mening ook andere mogelijkheden zijn. Het is in het
belang van het kind en van de ouders om het kind een aantal uren of dagen in een andere omgeving te
laten zijn. Ongeveer dezelfde discussie heeft zich voorgedaan toen enkele jaren geleden de kleuter
scholen in zwang raakten. In een later stadium volgden de peuterspeelzalen. Uit behoudende kringen
werd daar ook nogal tegenaan geschopt en gezegd dat de vrouwen, die hun kinderen naar dergelijke
peuterspeelzalen lieten gaan, hun kinderen kwijt wilden. Naar mijn mening speelden bij deze vrouwen
heel andere motieven een rol. Bovendien zijn de peuterspeelzalen in dit stadium zo algemeen gewor
den - ook ouders worden er bij ingeschakeld - dat niemand hier eigenlijk iets tegen kan hebben. Me
vrouw Zondag stelt dat vrouwen, als zij zich willen ontwikkelen, dit maar in hun vrije tijd moeten
doen. Zij mogen best naar de avond-mavo en naar VOS-cursussen, maar ook mevrouw Zondag zal het