28 niet onbekend zijn dat juist de mavo met een peuteropvang werkt en dat alle VOS-cursussen in Fries land uitgebreide mogelijkheden hebben om baby-opvang te verzorgen. Daardoor kunnen erg veel vrou wen overdag van de mogelijkheden om zich te ontwikkelen gebruik maken. (Mevrouw Zondag-Demes: Zo heb ik het niet gezegd.) U hebt toch gezegd dat vrouwen zich maar in hun eigen vrije tijd moeten ontwikkelen? (Mevrouw Zondag—Demes: Nee, dat woord heeft u mij niet horen gebruiken. Ik zeg al leen dat een en ander niet ten koste van kinderen mag gaan. Het Kinderdagverblijf is iets anders dan een peuterspeelzaal.) Ik denk dat dit in het verlengde van elkaar ligt. Het feit dat een moeder twee ochtenden per week naar de moeder-mavo gaat, hoeft niet te betekenen dat dit ten koste van de kin deren zal gaan. (Mevrouw Zondag—Demes: Dat zeg ik niet.) Ik wil nog wel even zeggen dat wij ongeveer tien jaar geleden deze hele discussie niet hadden hoeven voeren, want in die tijd werden vrouwen van alle kanten gevraagd om te komen werken. Het bedrijf Santega zette advertenties in de krant, waarin met grote letters aan vrouwen de oproep werd gedaan om bij dit bedrijf te komen werken, omdat zij crèches hadden. Ziekenhuizen kwamen met crèches en dus was het helemaal geen probleem dat vrouwen gingen werken. Nu is dit alles plotseling een beetje moeilijk geworden. In dit verband wil ik ook reageren op een opmerking van VVD-zijde. Er werd namelijk gezegd dat minister Pais het wellicht niet met ons eens zou zijn. In de Leeuwarder Courant heb ik gelezen dat het Ministerie van Onderwijs overweegt om opvang voor kinderen van ambtenaren mogelijk te maken. Ik weet niet of het hierbij alleen gaat om kinderen van ambtenaren die in een noodsituatie verkeren. Ik ontken niet dat althans het grootste gedeelte van de ouders vrij willig kiest voor het krijgen van kinderen. Dit betekent niet dat vrouwen daarmee het recht op arbeid of zelf-ontplooi ing moet worden ontzegd. Ook mannen zijn verantwoordelijk voor kinderen en ook zij hebben verantwoordelijkheid wanneer het gaat om opvang van kinderen. Wat dat betreft verwijs ik naar de uitspraak van ons congres, waarbij gepleit wordt voor een vijf-urige werkdag. In dat geval kunnen zowel vaders als moeders een gedeelte van de verantwoording voor hun kinderen op zich nemen. Wij zullen in 1980 opnieuw bekijken hoe groot de behoefte aan kinderopvang is. Dit in verband met het bedrag dat nu wordt gevraagd. Als, zoals hier gesuggereerd is, een en ander behoefteschep- pend zou zijn, dan ben ik van mening dat zich inderdaad veranderingen aan het voltrekken zijn en dat grotere groepen ouders opvang van hun kinderen willen zoeken. Wij moeten dan op die verande ringen inspelen. Naar mijn mening kan men in deel 1.1 van de motie van het CDA de suggestie onderscheiden dat een kinderdagverblijf een specifieke voorziening moet zijn. Wij willen daarentegen een algemene voorziening, waarbij de criteria ruimer kunnen worden gehanteerd. Wij hebben geen overleg kunnen plegen, maar ik zal in ieder geval niet voor dit gedeelte van de motie stemmen. Het gestelde in deel 2 van de motie ligt mijns inziens voor de hand. Het zal de taak van het werkverband van het Kinder dagverblijf zijn om bij een te maken gedecentraliseerde opzet te kijken naar de ruimte en de spreiding over de gemeente. Wat dat betreft kunnen wij instemmen met dit deel van de motie. In de eerste motie van PAL wordt gezegd dat de gemeente garant moet staan voor de wachtlijst. Dit is een moeilijke kwestie wat de financiële consequenties betreft. Ik heb al gezegd dat wij zeker in 1980 de situatie willen bekijken. Mocht het noodzakelijk zijn, dan zullen wij hiervoor voor 1981 geld claimen. Ik kan het wel eens zijn met de tweede motie van PAL. Het is niet onbekend dat onze fractie nog al heeft aangedrongen op verruiming van de mogelijkheden voor kinderopvang. Wat dat betreft wil ik wel voor deze motie van PAL stemmen. Mevrouw Zondag—Demes: Wij vinden het antwoord van de wethouder niet voldoende om ons stand punt te wijzigen. Het gaat om de vraag: wat is nood? Door mijn motie aan te bieden wil ik echt niet pretenderen dat ik uitmaak wat nood is. U stelt een en ander naar onze mening wat tè zwart-wit. Wat voor een ander pure nood is, kan voor mij wel geen nood zijn. Daarom leg ik het ook in een motie vast. In deel 1.1 .a wordt igesproken van pure noodzaak, die ik niet bepaal. In deel 1.1 .b wordt gezegd dat rekening zal worden gehouden met een maatschappelijke achterstandssituatie en met een pedagogisch verantwoorde groepssamenstelling. (De Voorzitter: In dit verband wil ik u bij interruptie een vraag stellen over een mijns inziens belangrijk punt, dat ook al door wethouder De Pree naar voren is gebracht. Wilt u met deel 11 a van de motie zeggen dat het Kinderdagverblijf een specifieke voor ziening en niet een algemene voorziening moet zijn?) !k wil liefst niet spreken over die beide ter men. Dit wordt wel op deze manier in de raadsbrief gesteld, maar wij vinden dit dan te summier. (De Voorzitter: Ik probeer alleen maar duidelijkheid te verkrijgen. Als u zegt dat het gestelde in deel 1.1.a van de motie gezien moet worden in het kader van een algemene voorziening, dan is dat heel iets an ders dan wanneer u zegt uit te gaan van een specifieke voorziening en dat u daarom dit deel van de motie zo heeft gesteld. Het CDA moet zich hierover wel nader uitlaten, want anders komt er geen dui - 29 delijkheid. Het college - ook de meerderheid van het college - weet dan niet hoe het een en ander moet zien. De wethouder heeft terecht gezegd tegen de motie te zijn, onder de vooronderstelling dat u een specifieke voorziening bij het indienen van uw motie op het oog had. Daar moet door de CDA- fractie op worden geantwoord.) De heer Heere: Ik wil opmerken dat het niet per se noodzakelijk is om in een motie de terminolo gie van de raadsbrief over te nemen. Over de motie kan gestemd worden. (De Voorzitter: Als u het zo zegt en er geen klaarheid over geeft, dan moet althans de meerderheid van het college ervan uitgaan dat u met deel 1.1 .a van de motie een specifieke voorziening op het oog hebt gehad.) Deel I. 1 .b van de motie brengt echter een duidelijke nuancering op dat standpunt aan. Het is de bedoeling om te zeg gen dat het algemener is dan specifiek en specifieker dan algemeen. (Gelach) De Voorzitter: Wij kunnen deze discussie in ieder geval nu wel besluiten. U weet echter hoe het college een en ander interpreteert, ook na uw interessant betoog. (Gelach) Mevrouw Zondag—Demes: Aan de wethouder wil ik nog het volgende zeggen. De richtingbepaling komt in de motië nog eens - en dan concreet - aan de orde bij het vaststellen van het plan. Wij vin den het niet concreet genoeg en daarom handhaven wij zeker onze motie. Verder wil ik een opmerking aan het adres van mevrouw Van der Werf maken. Ook al heb je een standpunt, ook al verkondig je een mening, ook al heb je een principe, je kunt elkaar naar mijn over tuiging nooit voor arrogant uitmaken. U heeft mij niets op te leggen, ik leg u niets op. De motie van mevrouw Van der Werf zal door ons zeker niet worden gesteund. Dat mevrouw Van der Werf er ook nog het begrip "naastenliefde" bij haalt, slaat helemaal nergens op. De heer De Beer: Na deze boeiende discussie een paar korte opmerkingen. Mijn opmerking dat minister Pais wellicht geschokt zou zijn, moet u niet te eng opvatten. Ik maak mij daar trouwens hele maal niet zo druk om, de man is dapper genoeg om dit te dragen. (Gelach) Ik zit echt niet over de ze discussie in Verder heeft mevrouw Otsen gesproken over de vijf-urige werkdag, hetgeen een uitspraak zou zijn van het congres van de Partij van de Arbeid. Ook daar zitten wij niet over in, want die partij heeft wel meer uitspraken gedaan waar niet zoveel van terecht is gekomen. Wij zijn tegen de moties van PAL. Wij beschouwen de motie van het CDA wel als een zich uit spreken voor een specifieke voorziening. Wij kiezen voor een specifieke opvang, zoals ik in eerste instantie al heb gezegd, en wij beschouwen deze motie dus in die richting. Mevrouw Van der Werf: Wij zitten in een situatie, waarin wij op papier van alles beweren maar waarin wij, als het op uitvoeren aankomt, terugschrikken en verwijzen naar de rijksoverheid. De wet houder zegt dat het om een beleidsuitspraak gaat en dat dit wil zeggen dat men de richting van de toekomstige ontwikkeling aangeeft. Zoals ik zopas ook al heb gezegd, men zal dan ook moeten aan geven hoe men middels dit beleid die toekomstige ontwikkeling gestalte wil geven. Dat is nu juist iets wat volgens mij in dit verhaal ontbreekt. Overigens staat er ook niet dat het Kinderdagverblijf een algemene voorziening dient te worden, maar dat het Kinderdagverblijf een algemene voorziening is. Naar mijn mening betekent dit dat men het dagverblijf ook als zodanig moet laten fungeren en de con sequenties uit die bewering moet trekken. Het is naar mijn mening een kwestie van strategie. Als wij in de huidige politieke situatie een afwachtende rol spelen, dan zullen wij met de kinderopvang nooit iets bereiken. Het wordt dan op de lange baan geschoven. Wij kiezen voor een andere strategie, na melijk een en ander zelf ter hand nemen. Daardoor moet op den duur wel zichtbaar worden welke be hoefte aan kinderopvang er is en hoeveel dit de gemeente gaat kosten. Van de rijksoverheid zal daar dan wel iets tegenover moeten staan. Natuurlijk is het niet zo dat wij als gemeente de schadelijke gevolgen van het slechte beleid van de rijksoverheid moeten opvangen door uit de eigen algemene middelen de bezuinigingen die op alle fronten plaatsvinden op te vangen. Hoewel wij vinden dat ook gemeentelijk nog wel het een en ander kan worden afgewogen, zijn ook de algemene middelen niet onuitputtelijk. Er zal trouwens straks nog wel veel meer op ons afkomen, zoals bezuinigingen bij CRM en andere departementen. Moeten wij dan dus ook maar ja en amen gaan zeggen en allerlei belangrijke zaken maar over laten gaan? Bij de algemene beschouwingen van begin dit jaar hebben wij al naar voren gebracht dat de gemeenten hier maar één duidelijk antwoord op kunnen hebben, namelijk zelf de zaken ter hand nemen en desnoods maar de begroting overschrijden. (De Voorzitter: Dat is dus zelf kiezen, dat willen wij ook. Het is niet een alles maar opstapelen wat wij niet waar kunnen maken. Dat zegt u op dit moment.) Er wordt

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 15