30
hier vanavond gekozen, er wordt een beleidsuitspraak gedaan. Als het zover is dat de consequenties
van die uitspraak moeten worden getrokken, dan draaien wij ons om. (De Voorzitter: Daar heeft de
wethouder een duidelijk antwoord op gegeven.) (De heer Jansma: Nee, daarin heeft mevrouw Van
der Werf gelijk.) (De heer Ten Brug (weth.)Aha, een nieuwe combinatie.) (Gelach) Overigens is
het ook niets nieuws dat een gemeente een taak zelf ter hand neemt, als deze taak belangrijk wordt
geacht en niet of onvoldoende door de rijksoverheid wordt gehonoreerd. Ik hoef daarbij maar te ver
wijzen naar de Onderwijsbegeleidingsdienst, die de gemeente vele tonnen heeft gekost.
De wethouder zegt dat het genoemde geldbedrag een kwestie van natte-vinger-werk is geweest.
Ondertussen legt hij voor 1980 wel een bedrag vast en bindt daarmee het werkverband aan dat bedrag.
Straks blijkt misschien dat dit bedrag veel te klein is of dat het werkverband er niet mee uit de voe
ten kan. In feite kan het werkverband, gezien deze uitspraak waarin wij een bepaalde keuze doen,
nu al niet meer uii de voeten met een bedrag van 85.000,— plus eventueel 15.000,— van de
buurgemeenten. Wij vinden kinderopvang een belangrijke zaak, die ook in het gemeentelijk beleid
een hoge prioriteit heeft. In punt 6.3 van het collegeprogram kan men lezen: "De gemeente zal me
dewerking verlenen aan initiatieven ter bevordering van de vrouwenemancipatie." Hier is dan zo'n
initiatief. De verborgen werkloosheid onder vrouwen is schrikbarend hoog. Men schat het aantal tus
sen de 300.000 en 400.000. Een belangrijk probleem hierbij is de kinderopvang. Het is natuurlijk
heel gemakkelijk om de ideologie "de vrouwen horen thuis te zijn om de kinderen op te voeden" hoog
in het vaandel te voeren. Men kan dan zijn ogen sluiten voor de andere problemen die ontstaan als
al die vrouwen op de arbeidsmarkt verschijnen. De kosten daarvan zullen of door de overheid of door
de ondernemingen moeten worden gedragen. In die zin komt een dergelijke ideologie dan ook goed van
pas, denk ik.
De wethouder zegt nu nog geen behoefte te hebben aan de motie waarin wordt uitgesproken dat
het Kinderdagverblijf een basisvoorziening moet zijn. Hij wil eerst het gesprek met het Kinderdagver
blijf afwachten. Ik ben van mening dat het hier om een politieke keuze gaat, die wij niet hoeven te
laten afhangen van de argumenten die daarvoor door het Kinderdagverblijf nog eens zullen worden aan
gevoerd. Het is waarschijnlijk nu al aan de wethouder bekend in welke richting die argumenten zullen
gaan. Ik vind het een kwestie van een politieke keuze.
Wij hebben geen behoefte aan de motie van het CDA. De motie is op verschillende manieren te
interpreteren, zoals ook de wethouder heeft onderkend. Noodzaak is inderdaad een subjectief begrip.
De reden waarom wij in ieder geval tegen deze motie zullen stemmen is dat wij nogal argwanend
staan ten opzichte van de achterliggende motieven. Deze motieven zijn hier zeer duidelijk naar voren
gebracht.
Mevrouw Zondag heeft gezegd dat ik niet mag bepalen wat een ander moet denken. Ik denk dat
het CDA met de stellingname, die deze partij vanavond heeft ingenomen, bepaalt hoe andere mensen
hun kinderen moeten opvoeden. Dat noem ik arrogantie. (De hear Jansma: Stiet dat yn'e moasje?) Né,
dat waerd troch jou fraksjegenoaten sein.
Mevrouw De Jong: Ik interpreteer de motie van het CDA duidelijk als het kiezen voor een speci
fieke voorziening. Ik kan mij hiermee verenigen. In deel 1.1 .b van de motie wordt gesproken over
een pedagogisch verantwoorde groepssamenstelling. Daarmee vind ik het gegeven van een specifieke
voorziening genuanceerder weergegeven, omdat dit tevens de mogelijkheid openlaat voor andere groe
pen dan alleen de noodgevallen. Ik kan mij dus van harte achter deze motie scharen. Ik heb geen be
hoefte aan de moties van PAL.
De heer De Pree (weth.): Vanavond is er, naar aanleiding van dit agendapunt, een demonstratie
voor het stadhuis geweest. Ik heb van de demonstranten een lijst met ongeveer tweeduizend handte
keningen gekregen. Deze lijst werd vergezeld van een aantal eisen, zoals "Kinderopvang, recht van
elke ouder", "Kinderopvang in iedere wijk", "Een kind en een baan moeten samen kunnen gaan",
Kinderopvang, ook voor ouders van buiten Leeuwarden". Er werd nog een lied gezongen, waarvan
ik de tekst echter niet heb gekregen. De tekst was comform deze eisen.
Ik wil nog graag iets zeggen naar aanleiding van opmerkingen van mevrouw Van der Werf. Zij
meent dat de meerderheid van het college wel zegt voor een algemene voorziening te zijn, maar door
het noemen van het geldbedrag de consequenties in feite niet trekt. Het bedrag is dan veel te laag.
Ik heb in eerste instantie proberen duidelijk te maken dat ik geen enkel zicht heb op het bedrag dat
nodig is om tegemoet te komen aan de behoefte van dit moment. Ik heb geprobeerd dit aan te tonen
door een aantal onzekerheden te noemen ten aanzien van de accommodaties en de noodzaak om kin
deren een hele dag op te vangen en door te veronderstellen dat er differentiaties mogelijk zijn. Ik
heb daar heel duidelijk bij gezegd dat, wanneer het plan en programma er is en wij over een aantal
31
jaren moeten beslissen, de financiële consequenties duidelijker zullen worden. Dan nog is het zo dat
het bedrag dat dan door de raad beschikbaar wordt gesteld om tegemoet te komen aan alle behoeftes,
afgewogen moet worden tegen eventuele claims van andere beleidssectoren. Men kan niet om dat punt
heen. Dit kan weieens een heel moeilijk punt worden, omdat er meer dingen zijn die ook urgent door
de raad worden gevonden. Men zal dan moeten bekijken hoe zwaar men alles laat wegen en hoeveel
geld men aan een bepaald iets kan besteden. Dit geld kan men dan namelijk niet meer besteden aan
iets anders. Die afweging komt echter nog.
In een van de twee moties van PAL wordt uitgesproken dat het college van b. en w. druk moet
uitoefenen op de rijksoverheid om te bereiken dat kinderopvang een basisvoorziening wordt. Er zal
een gesprek plaatsvinden met het Kinderdagverblijf. Ik kan mij heel goed voorstellen dat wij het niet
zomaar over onze kant zullen laten gaan dat de rijksoverheid financieel niet eens datgene doet wat
de overheid volgens de eigen rijksbijdrageregeling zou moeten doen. Volgens de normen van de rijks
bijdrageregeling betaalt de overheid te weinig. Wij moeten wel bekijken over hoeveel geld men dan
praat, waarna men contact kan opnemen met het rijk. Zoals de raad weet, wij doen dit op een aantal
andere punten van het financiële beleid van CRM ook al. In de motie wordt gesproken van een basis
voorziening. Onze beleidsuitspraak is echter dat kinderopvang een algemene voorziening moet zijn.
Daarmee willen wij natuurlijk wel iets zeggen. Als wij niets met deze uitspraak zouden willen zeggen,
dan begrijp ik niet dat bij voorbeeld het CDA met een motie komt en dat de VVD zegt voor een spe
cifieke voorziening te zijn. Men kan dit alleen maar zeggen wanneer met de keuze voor een algeme
ne voorziening wel degelijk een uitspraak wordt gedaan. Het gedrag van een aantal fracties beves
tigt mijn stelling dat wij als raad, door ons uit te spreken voor een algemene voorziening, wel dege
lijk een duidelijke beleidskeuze maken. Ik interpreteer de motie op dezelfde wijze als de heer De
Beer en mevrouw De Jong, namelijk als een zich uitspreken voor een specifieke voorziening. Het is
weliswaar iets minder specifiek dan traditioneel specifiek, maar het is specifiek. Dit is de reden waar
om ik tegen deel 1.1 van de motie ben. Als de indieners de motie willen splitsen, dan kan ik zeggen
dat ik geen enkele moeite heb met het tweede deel dat betrekking heeft op de accommodaties.
De Voorzitter: De discussie kan hiermee worden afgesloten. Wij moeten nu eerst over de moties
stemmen. De moties van PAL gaan het verst. Ik breng eerst de motie in stemming waarin wordt gevraagd
om punt II van het besluit te wijzigen in "stelt zich garant ten behoeve van de exploitatie van het Kin
derdagverblijf voor 1980 een zodanig subsidie beschikbaar te stellen dat er geen wachtlijst gehanteerd
hoeft te worden. Dit komt dus neer op een blanco cheque.
De motie van mevrouw Van der Werf en de heer Van der Wal wordt bij handopsteken verworpen
met 34 tegen 2 stemmen.
De Voorzitter: Vervolgens de tweede motie van PAL, waarin wordt voorgesteld dat kinderopvang
een basisvoorziening is. De meerderheid van het college heeft zich uitgesproken voor een algemene
voorziening en de minderheid voor een specifieke voorziening. De heer De Pree heeft al gezegd dat
wij deze motie willen ontraden in verband met de door hem genoemde consequenties van de motie.
De motie van mevrouw Van der Werf en de heer Van der Wal wordt bij handopsteken verworpen
met 31 tegen 5 stemmen.
De Voorzitter: Dan is nu de motie van het CDA aan de orde. Gehoord de discussie stel ik voor
deze motie in tweeën te splitsen, namelijk een gedeelte 1.1 over het toelatingsbeleid en een gedeel
te 1.2 over de accommodaties. Wethouder De Pree heeft al gezegd dat wij er geen probleem mee heb
ben om dit tweede deel over te nemen, omdat het hier om richtlijnen gaat die duidelijk bij het werk
verband naar voren moeten komen. Ik stel voor te stemmen over het eerste gedeelte van de motie.
Over deel 1.1 van de motie van mevrouw Zondag—Demes en de heer Heerewaarover bij hand
opsteken wordt gestemd, staken de stemmen (18-18).
De Voorzitter: Nu de stemmen staken, moeten wij een volgende keer weer over deze motie stem
men. Er kan dan geen discussie over worden gehouden maar alleen een stemming. Wij kunnen dit punt
voor vanavond als afgehandeld beschouwen. Ik stel voor over te gaan tot de tweede koffiepauze. Ik
vraag de leden van het Seniorenconvent en de leden van de Commissie Een Goede Raad in de pauze
naar de Vertrekkamer te gaan.