neer dergelijke panden op de monumentenlijst staan, kunnen ze niet worden afgebroken. Wanneer de raad prijs zou stellen op behoud van de karakteristieken van dit gedeelte van de bebouwing aan de Willemskade, dan moet er een bestemmingsplan komen dat de woonbestemming, lengterichting, dak hoogte en dergelijke precies vaststelt. Zoals ik reeds eerder zei, dit is een onmogelijke zaak. In dit gedeelte van de stad is het verouderingsproces - het "in-onbruik-raken-proces" - zo ver gevorderd dat buiten de gemeente niemand meer bereid en in staat is om aan het voornemen van de raad, dar dit gedeelte als beschermd stadsgezicht gehandhaafd moet worden, recht te doen. Het is daarom dat b. en w. begin 1978 hun zorgen aan de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening kenbaar hebben ge maakt. Daarbij hebben b. en w. heel duidelijk naar voren gebracht dat rehabilitatie van de panden die eigendom van de gemeente zijn, onmogelijk was, maar dat het wel tot de mogelijkheden behoor de en ook passend was indien op de hoek van de Snekerkade alsnog een woonbestemming zou worden gerealiseerd. Een dergelijke bestemming zou in de eerste plaats de monotonie van het kantorencom plex doorbreken. In de tweede plaats is het met name op die plaats excellent wonen. De Commissie voor de Ruimtelijke Ordening had hierover niet een unanieme mening, maar wel heeft de meerder heid - dus de commissie - aan b. en w. geadviseerd om op deze wijze het bestemmingsplan uit te wer ken. B. en w. hebben dat gedaan. Er is een kleine correctie aangebracht, omdat het bouwplan van de eigenaren van de panden in dat gebied daartoe aanleiding gaf en omdat er weinig bezwaren tegen bestonden. Deze wijziging hield in dat de afzonderlijke vloerindexen samengebracht zijn tot een ge middelde vloerindex en dat er om praktische redenen een kleine verschuiving is geweest van het hoog ste punt van het bouwwerk. Zo is de procedure geweest en ik ben van mening dat die reëel is geweest. Op het moment dat een en ander aan de orde werd gesteld, was de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening het advies college van b. en w. Deze commissie is duidelijk gekend in de mededeling dat het Structuurplan naar het unanieme oordeel van b. en win dit gebied niet te handhaven was. Daarom zijn wij naar de com missie gegaan met de vraag of men ermee akkoord kon gaan dat het bestemmingsplan in een andere rich ting zou worden ontwikkeld. Dit was op dat moment niet in strijd met de opvattingen zoals wij die ken den van degenen die een leidende rol bij Monumentenzorg in Zeist en in Friesland spelen, integendeel. Hiermee heb ik het gedeelte dat de heer fen Hoeve en anderen aan de orde hebben gesteld beant woord. Ik kan derhalve overgaan op de kwestie van de prijsstelling van de panden. De gemeente heeft nadrukkelijk de wens te kennen gegeven dat op de hoek Snekerkade een woonbebouwing wordt gerea liseerd. De oppervlakte die door deze woonbebouwing zal worden ingenomen, is vrijwel gelijk aan de totale oppervlakte waarop het bouwblok gerealiseerd kan worden. Dit betekent dat er veertien wonin gen kunnen worden gebouwd op een oppervlakte, waarvoor een bedrag is gevraagd van 450.000, Voor woningen die niet meer vloeroppervlak zullen bevatten dan 80 m2, betekent dit een prijs van 35.000, d 40.000,per woning. Deze prijs is het dubbele van de prijs van een premiekoop woning. Ik vind dit een zeer behoorlijke prijs voor het doel dat daar gerealiseerd moet worden. Bo vendien is deze prijs in overeenstemming met de prijzen die gevraagd en gerealiseerd zijn op het mo ment waarop wij een en ander ter discussie stelden. (De heer Knol: Dit was kennelijk niet bekend in de Commissie voor het Woningbedrijf, want die commissie kon indertijd niet aangeven waarop men dit prijsbedrag had gebaseerd.) (De Voorzitter: Wethouder Eijgelaar zal hier straks op terugkomen.) B. en w. hebben om een prijs gevraagd, op het moment dat de bestemming van het gebied door hen was vastge steld. Verder is er gevraagd naar de speculatiemogelijkheden. Ik ben vrij gerustgesteld over de intentie tot speculatie, maar ik geloof dat het stellen van een termijn van bij voorbeeld een jaar een redelijke zaak zou zijn. Ik maak even het voorbehoud dat het in de procedure van vaststelling van het bestek en van het passeren van het Welstandstoezicht, Bouw- en Woningtoezicht, Brandweer en dergelijke niet altijd aan de belanghebbenden ligt dat het iets langer duurt. Ik heb geen bezwaar tegen de termijn van een jaar, mits het bouwplan niet vertraagd wordt door omstandigheden buiten de wil en buiten de mogelijkheden van belanghebbende. De heer De Beer heeft nog enkele opmerkingen gemaakt over de verhouding van de FBTO tot de participante. Een en ander lijkt mij nauwelijks relevant voor het gemeentelijk beleid. Wij hebben voor dit gebied een bestemmingsplan in voorbereiding en wij zullen eisen - dit staat ook in de raads- brief - dat het bouwplan in overeenstemming is met de uitgangspunten van het bestemmingsplan. Ik meen dat daarmee de gemeentelijke taak voldoende is gemarkeerd. De heer Eijgelaar (weth.): Ik zal ingaan op de opmerking van de heer Knol. Hij zegt dat hij het gevoel heeft gemanipuleerd te zijn. Ik vind het erg jammer dat de heer Knol deze uitdrukking heeft gebruikt, zeker als die betrekking heeft op de mededelingen die hij in de Commissie voor het Woning bedrijf heeft gekregen en op de wijze van behandeling van dit onderdeel in die commissie. De heer 13 Knol heeft geciteerd uit de notulen van de betreffende vergadering van de commissie. Ik wil in dit verband toch wel opmerken dat ik het betreur dat de heer Knol een niet openbaar verslag in het open baar citeert en daarbij ook namen noemt. Niet dat het hier om geheimen gaat, maar ik acht dit niet een juiste gang van zaken. De heer Knol heeft duidelijk geciteerd hoe het is gegaan. Ik dacht dat dit het beste bewijs was dat er met open vizier is gestreden. Een en ander is duidelijk uit de doeken gedaan. Duidelijk is ver teld waar het om ging en hoe het lag. Het is niet zo dat daarna uiteindelijk met een natte vinger door de commissie een prijs is vastgesteld. Er is inderdaad geen taxatierapport uitgebracht, want als deze panden getaxeerd zouden zijn voor verkoop in de staat waarin ze toen verkeerden, dan was het duide lijk heel anders gegaan. De commissie heeft voorgesteld een prijs per vierkante meter te noemen, die voor kantoorbouw anders zou zijn dan voor woningbouw. De heer Knol heeft dit ook geciteerd. Het blijkt dat het op die plek eventueel te realiseren plan op verzoek van de gemeente is aangepast. Er worden een x-aantal wooneenheden gebouwd. Dit heeft de commissie ook in haar overwegingen mee genomen. Het bedrag dat toen werd genoemd, was een vrij fors bedrag gezien de op dat moment gel dende grondprijs in dat gedeelte van onze stad en was zeker niet een fancy-fair-prijs. De heer Ten Hoeve: Ik geef toe dat de procedure in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening niet altijd even duidelijk is geweest. Misschien zijn enkele leden van het college daardoor tot een bepaald standpunt gekomen. De commissie was soms niet volledig, hetgeen wellicht zijn weerslag heeft gehad op de meerderheids- en minderheidsstandpunten. Ik heb deze kanttekeningen ook in eerste instantie gemaakt. Wel blijven de beleidsuitspraken van de raad over bij voorbeeld het beschermd stadsgezicht en het Structuurplan voor de Binnenstad recht overeind staan. Het blijft dan verder een kwestie van taxatie hoe zwaar men dit alles moet opnemen. Ik vat het zo zwaar op dat ik de motie die ik heb ingediend, handhaaf. In de motie van de heer Van der Wal staan veel dingen die mij aanspreken. Toch stelt mijn frac tie prijs op het in mijn motie gevraagde onderzoek. Daarom zullen wij niet voor de motie van de heer Van der Wal stemmen. De heer Sijbesma: Ik heb in eerste instantie gezegd dat wij in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening ons konden vinden in het voorstel van b. en w. om ten aanzien van de rehabilitatie van de ze panden de bestemming in wonen te veranderen. Het zal dan ook duidelijk zijn dat wij geen behoef te aan de eerste motie van de heer Ten Hoeve hebben. In eerste instantie heb ik ook gezegd dat, ge zien het tijdstip van 1977, de prijs die toen door het college werd genoemd naar onze mening rede lijk was in de verhoudingen die op dat moment golden. Wij zullen dus ook tegen de op de prijsstelling betrekking hebbende motie van de heer Ten Hoeve stemmen. In de derde motie van de heer Ten Hoeve wordt een termijn van een jaar genoemd, waarin het bouwplan gerealiseerd moet worden. Het lijkt mij dat deze termijn - het gaat hier om een principebesluit - genoemd zou moeten worden wanneer de de finitieve verkoop aan de orde is. Ook de motie van de heer Van der Wal zullen wij om genoemde redenen niet steunen. De heer De Beer: Er wordt hier erg dierbaar gedaan over het Structuurplan voor de Binnenstad, ook door de heer Van der Wal en de heer Ten Hoeve. Ik heb al eerder het voorbeeld aangehaald van de Oosterkade, waarvoor in het Structuurplan duidelijk een gemengde bestemming werd aangegeven. Deze bestemming werd zomaar veranderd in de bestemming wonen. Ik zou het volgende aan de heer Knol willen zeggen. Tijdens een vergadering van de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening, waarbij de heer Knol niet aanwezig was, heb ik nog gevraagd of het niet mogelijk was om het bouwbedrijf Kats en de FBTO voor een gesprek bijeen te brengen. Daar is toen helemaal niet op gereageerd, het was dus kennelijk niet nodig. Vandaar dat ik van dat punt ben afgestapt en ben ingegaan op de mogelijkheden die er toen wel waren. Ik begrijp de reactie van de heer Knol over de werkgelegenheid niet. Als Kats op de plaats waar het hier om gaat kantoren gaat bouwen, dan zorgt dit bedrijf daarmee ook voor werkgelegenheid. Bovendien herinner ik mij nog de ellende die wij hebben gehad met de bouw van de kantoren van de ABN en de OTOS. Dat waren even eens werkgelegenheidsobjecten, waarbij een en ander ook niet altijd even soepel is verlopen. De heer Van der Wal: De heer Rijpma begint zijn antwoord op de eerste instantie van de raad met te zeggen dat dit plan een lange voorgeschiedenis heeft gehad. Dat is inderdaad zo. Jarenlang is door het college verzuimd - de wethouder hoeft zich dit in dit geval niet persoonlijk aan te trekken - om juist in het gebied tussen het station en het centrum van de stad een rechtsgeldig bestemmingsplan te maken. En dat terwijl iedereen op zijn vingers kon nagaan dat het meer dan elders in de binnenstad

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 7