15 14 juist voor dit gebied nodig was dat er een bestemmingsplan kwam. Dit bestemmingsplan is er nog steeds niet, er wordt alleen maar op allerlei manieren op geanticipeerd. Er is nog steeds geen raadsbeslissing over dat bestemmingsplan. Wat er wel ligt, zijn niets aan duidelijkheid te wensen overlatende beleids uitspraken in het Structuurplan voor de Binnenstad. Deze uitspraken werden unaniem - om dit woord nog maar eens weer te gebruiken - door de raad bevestigd door een bezwaarschrift van bouwbedrijf Kats ongegrond te verklaren. Ook dit bezwaarschrift liet niets aan duidelijkheid te wensen over. Ik citeer daar nog iets uit: "Het kantorengebouw moet om economische redenen hoger worden dan de be staande bebouwing en zal een duidelijk ander karakter krijgen dan de bestaande "bebouwing"." Het woord bebouwing staat tussen aanhalingstekens, want de bouwkundigen hadden toen waarschijnlijk ook al wel door hoe de gemeente zijn panden beheerde. Een en ander heeft zich formeel allemaal afge speeld in augustus 1974, toen ook dit bezwaarschrift ongegrond is verklaard. Het Woningbedrijf, dat verantwoordelijk was voor de nu te koop aangeboden panden, heeft drie jaar lang helemaal niets aan de panden gedaan, ondanks aandringen. Men heeft gegadigden voor die panden nooit serieus behan deld - daar is althans in de raad nooit wat van gebleken -, hoewel het toch ging om mensen die wel voor rehabilitatie van de panden voelden. Na drie en een half jaar zegt men plotseling dat de doel stellingen van de gemeenteraad van drie en een half jaar geleden niet meer reëel zijn. De toestand is in feite echter niet veranderd, want de panden verkeerden toen ook al niet in goede staat. Dat schrijft een deskundig bouwbedrijf al. De wethouder geeft nu overigens wel toe dat de ontwikkelin gen aan de Langemarktstraat strijdig zijn met het Structuurplan voor de Binnenstad. B. en w. laten een gebied, waar dan nog wat te redden valt - de Snekerkade -, meegaan in die slechte ontwikkeling. Dit gebeurt dan unaniem, zoals wordt benadrukt. Men zegt dus dat de Snekerkade ook maar opgeofferd moet wordenomdat de doelstel I ing niet meer reëel zou zijnDit soort zaken kunnen niet op zo korte ter- mi jn van reëel in niet-reëel veranderen, dat kan ik mij tenminste niet goed voorstellen. Een van de ar gumenten waarom de doelstellingen niet meer reëel zouden zijn, is dat het onmogelijk - de wethouder legt de nadruk op dit woord - zou zijn om een bestemmingsplan te maken waardoor de bestaande be bouwing gehandhaafd zou kunnen worden. Nu is de gemeente eigenaar van deze panden. Anders zou den ze ook niet te koop kunnen worden aangeboden. Op privaatrechtelijke gronden is het dus heel wel mogelijk om de panden te rehabiliteren. Afgezien van dit feit, wordt in feite het ontwerp-bestem- mingsplan van de projectgroep, in 1977 gemaakt, gediskwalificeerd. In dit plan zijn wel degelijk dak hellingen, breedte van de panden inclusief de stegen, de hoogte tot op 1 0? meter en de nokrichting aangegeven. Nu zegt de wethouder dat het onmogelijk is om zoiets in een bestemmingsplan onder te brengen. Toch staat alles wat hij heeft genoemd in dit plan van de projectgroep. Dit zijn dan nog de publiekrechtelijke bestemmingsregelingen. Dit staat nog los van het feit dat de gemeente deze panden in eigendom had en er dus mee kon doen wat men wilde. In februari 1978 is een notitie in de commissie behandeld, waarbij met een heel krappe meerder heid van de toen aanwezige leden is meegegaan met het ontwikkelen van een variant van dit bestem mingsplan. Let wel, dit betrof niet een beslissing van de gemeenteraad, nee, het betrof een beslissing van een vrij toevallige samenstelling van de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening. Zo'n toevallige samenstelling heeft zich ook weieens in de Commissie voor het Woningbedrijf voorgedaan. Op zich is het niet zo erg dat er een variant van een plan wordt gemaakt, dat gebeurt vaak genoeg. Alleen, het bestemmingsplan met alle aspecten van deze zaak, dat definitief in een besluitvormende vergadering van de raad aan de orde moet komen, is er nog steeds niet. Waar wij nu voor staan, is een ad hoc-beslis- sing op basis van een bestemmingsplan dat nog niet bestaat. In latere instantie heeft weer een meer derheid van de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening gezegd het plan van de projectgroep te wil len handhaven. Deze projectgroep heeft goed en kennelijk reëel de beleidsuitspraken van de raad in dit plan vertaald. De wethouder heeft naar mijn mening verzuimd antwoord te geven op de vraag waar om deze panden nu uitgerekend aan het bouwbedrijf Kats BV moeten worden aangeboden, terwijl er ook andere gegadigden zijn die wel hebben aangeboden om deze karakteristieke panden te rehabilite ren. Op dergelijke aanbiedingen is nooit serieus ingegaan. Waarom nu juist verkoop van deze panden aan dit bouwbedrijf voor een, naar mijn mening en ook naar de mening van anderen, veel te lage prijs? Spelen hier soms weer morele verplichtingen een rol? Ik heb nog geen enkel steekhoudend argument gehoord voor verkoop van de panden aan juist dit bouwbedrijf. Toch wil ik dat argument graag te we ten komen. Na februari 1978 heeft zich ook nog een politiek belangrijk feit voorgedaan, namelijk de verkie zingen. In eerste instantie heb ik al gezegd dat het verkiezingsprogramma van de Partij van de Arbeid in ieder geval op dit punt niets aan duidelijkheid te wensen overliet. Toch ziet de lijsttrekker, van wie toch verwacht mag worden dat hij zijn eigen verkiezingsprogramma serieus neemt, er kennelijk geen been in om dit programma niet uit te voeren. Hij reageert tenminste niet in het openbaar. Hij kan zich misschien gebonden achten aan het vroegere unanieme standpunt op basis van een meerderheidsbeslis- sing van de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening, maar dan kan men zich afvragen wat belangrij ker is: beloften in het verkiezingsprogramma, die daarna blijkens perspublicaties nog eens door zijn partij zijn benadrukt (De heer Ten Brug (weth.): U hebt er nu in ieder geval enige nuancering in aangebracht ten opzichte van de eerste keer dat u deze uitlating deed. Dat hebben wij dan maar weer gewonnen.) Als dat uw enige reactie is, dan vind ik dat een zeer zwakke reactie. Ik ben be nieuwd hoe het stemgedrag zal zijn. (De heer Ten Brug (weth.): Dat hebt u toch gehoord?) Ja, una niem. Ik wil van de wethouder die met de pretentie van "wij handhaven de binnenstad" de verkiezin gen is ingegaan weieens horen hoe hij de zinsneden uit het verkiezingsprogramma, die daarop betrek king hebben, denkt te kunnen interpreteren. Dit argument kan overigens niet gelden voor de in ambts jaren jongste wethouder, omdat hij toen nog niet in het college zat. Hij is dus vrij om zijn verkiezings programma uit te voeren. Het is natuurlijk pech voor het college dat een hoge ambtenaar er kennelijk andere, naar mijn me ning meer reële, beleidsuitgangspunten op nahoudt. De hoofddirecteur van de Rijksdienst voor de Mo numentenzorg denkt blijkbaar anders over het voortbestaan van deze karakteristieke panden. Waarschijn lijk heeft u uw kompas op een te lage ambtenaar ingesteld. (De heer Knol: Die hoge ambtenaar heeft niet op de brug gestaan.) Inderdaad. Ik zal verder maar niet in herhaling vallen. Ik stel er grote prijs op om de nadere motivering van enkele leden van het college te horen voor het feit dat zij, ondanks huri verkiezingsbeloften, deze panden toch voor een krats aan een bouwbedrijf willen verkwanselen. Ik ben erg benieuwd welke afwegingen daarbij een rol spelen. (De heer Ten Brug (weth.): Hou nu maar op, u hoort dat wel.) Mevrouw De Jong: Ik vind de prijs van 450.000,-- ook erg laag. Ik heb dit in eerste instantie niet gezegd. Ook de motie van de heer Ten Hoeve die daarop betrekking heeft, zal ik dus steunen. De heer Knol: Wethouder Eijgelaar heeft er kennelijk moeite mee dat ik citeer uit niet openbare notulen. Ik wil mij wel beperken tot de notulen van de vergadering van deze raad, waarin de brief wordt behandeld van de tandartsenpraktijk Steutel en De Groot. Zij verzoeken b. en w. om het pand op de hoek Willemskade-Snekerkade te mogen kopen. Het college zegt dan niet op het verzoek te wil len ingaan, omdat het af wil wachten wat het bestemmingsplan oplevert en greep wil houden op dit ge bied. Als achteraf blijkt dat op dat zelfde moment al toezeggingen zijn gedaan aan de firma Kats, ter wij! dit niet aan de raad wordt meegedeeld bij de beantwoording van de brief van de tandartsenpraktijk, dan heb ik sterk het gevoel dat ik gemanipuleerd word. Wat de prijsstelling betreft zegt de heer Rijpma dat er een zeker aantal woningen zal worden gebouwd en noemt dan een bepaald bedrag per woning. Dat is natuurlijk grote onzin, het is één groot complex met kantoren en woningen. De totale grondprijs is dan natuurlijk relevant en niet alleen de prijs van het stukje grond waarop woningen worden gebouwd. Het is overigens wel frappant dat de naastliggende panden, Willemskade 3 en 5, in hetzelfde tijdsbestek voor 50% hogere prijzen zijn weggegaan. De Voorzitter: Ik stel voor dat wij eerst maar gaan koffiedrinken. De Voorzitter schorst, om 21 .00 uur, de vergadering voor de eerste pauze. De Voorzitter heropent, om 21 .25 uur, de vergadering. De heer Rijpma (weth.): Ik dacht niet dat het nodig was om nog veel te zeggen. Ik heb in eerste instantie de gevolgde procedure geschetst. Niemand verkeert meer in het ongewisse hoe een en ander is verlopen. Ik wil nog wel ingaan op een opmerking van de heer Van der Wal over mijn verklaring ten aanzien van het bestemmingsplan binnen het kader van het beschermd stadsgezicht. Hij heeft mij of verkeerd begrepen of verkeerd geïnterpreteerd. Ik heb gezegd dat men in een beschermd stadsgezicht alleen een aantal objectieve criteria kan regelen, zoals dakhoogte, goothoogte, nokrichting, parcel le ring en misschien nog enkele dingen. Men kan ook nog de bestemming regelen door te zeggen dat er winkels, kantoren of woningen moeten komen, maar men kan als de betreffende panden geen monu ment zijn, niet voorkomen dat een negentiende-eeuws pand wordt vervangen door een pand dat voldoet aan de karakteristieken, zoals die in het bestemmingsplan in 1980 zullen staan. (De heer Van der Wal: Tenzij men de panden in eigendom heeft, zoals hier het geval is.) Als men de panden in bezit heeft, dan moet men overwegen welke mogelijkheden de panden reëel hebben. Er is geen sprake van dat er, zoals is gezegd, reële aanbiedingen zijn geweest om de panden waar het bij dit voorstel om gaat te re habiliteren. Wel is er ooit een aanbod geweest om de panden te kopen, ze af te breken en ze te ver vangen door iets wat klinkklaar nieuw was. Eenmaal is er een aanbod geweest om de panden te rehabi-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 8