30 komische duo Brokx en Beelaerts echter snel zijn beslissingen weer inslikken. (De Voorzitter: (Het duo.) Inderdaad, dat zijn twee mensen. (Gelach) (De Voorzitter: Ik zat even de notulen te redigeren.) Be hoort dat ook tot uw taak? (De Voorzitter: Dat is af en toe nodig.) Begin 1979 kwam er een nieuwe re geling, waarbij de uitverkoopmogelijkheid sterk werd verminderd. Onder die nieuwe regeling werden de gemeenten verplicht om iedere drie jaar een beleidsplan op te stellen waarin de plaatselijke wo ningmarktsituatie wordt weergegeven. Deze woningmarktsituatie nu is bepalend voor de beslissing tot eventuele verkoop van woningwetwoningen. Op grond daarvan meent het CDA in deze raad ook dat het nu niet gewenst is om te verkopen. Mijn fractie kan zich nauwelijks voorstellen dat, gelet op die situatie, voornemens tot verkoop zelfs in overweging zullen worden genomen. Immers, in de voor ons liggende beleidsnota - die wij van harte ondersteunen - komen duidelijk de knelpunten uit de verf waaronder de Leeuwarder woningmarkt gebukt gaat. Een van de grootste knelpunten is wel het feit dat voor de grote groep woningzoekenden er gewoon geen woningen worden gebouwd. De hoop moet gevestigd zijn op doorstromingseffecten. Dit is dan ook een van de voornaamste redenen om in de Leeu warder situatie niet tot verkoop van woningwetwoningen over te gaan. Het is in dit verband jammer dat er in de beleidsnota geen cijfers zijn opgenomen waaruit zou kunnen blijken dat de doorstroming ook inderdaad enig soelaas kan bieden. De relatie inkomen en betaalde huren, waaruit die mogelijkheid van zo'n effect kan blijken, komt niet in de beleidsnota tevoorschijn. Nu doet zich de mogelijkheid voor om in Bilgaard in het kader van het woningmarktonderzoek, dat daar gehouden wordt door de universiteit, dat gegeven boven wa ter te krijgen, maar juist die relevante vragen komen niet in de enquête voor. Ik zou het college dan ook de suggestie in overweging willen geven om alsnog met deze club in overleg te treden over het toch opnemen van die vragen. Op het doorstromingseffect wordt immers in feite het hele huisvestings beleid geënt. Wij onderschrijven dan ook de bezwaren die aan het eind van de raadsbrief worden be schreven. De daar genoemde bezwaren zijn dat bij verkoop van woningwetwoningen een verschraling van het aanbod van huurwoningen optreedt en dat bovendien een grote versnippering optreedt in het woningbezit van de corporaties en van het Gemeentelijk Woningbedrijf. Daardoor zijn het optimaal functioneren en de sociale rol die deze instellingen vervullen, nauwelijks meer uit te voeren. De heer Eijgeiaar (weth.): De heren Miedema en Knol hebben al gezegd dat gelet op de situatie van dit moment - de toch wel bijzonder krappe woningmarkt en het grote aantal woningzoekenden - het niet verantwoord is om nu tot verkoop van woningwetwoningen over te gaan. Dit is zeker niet verant woord, als wij zien dat met name in deze categorie woningen de lage huren voorkomen. De vraag naar woningen met een lage huur is bijzonder groot. De meest aantrekkelijke woningen zouden bij een even tuele mogelijkheid tot verkoop het eerst worden verkocht, met alle gevolgen van dien. Dit alles maakt het volstrekt onmogelijk om een goed toewijzingsbeleid te voeren. Wij proberen daar nu in goed over leg iets aan te doen. Wij proberen ook de doorstroming, als dat straks mogelijk is, te bevorderen. Wat voor effect dat precies zal hebben, valt niet te bezien. Het is echter wel zeker dat het komen tot een kleinere voorraad woningwetwoningen ten koste zal gaan van een bepaalde groep in onze samenleving. Deze groep is juist op dit soort woningen aangewezen. Dit alles in ogenschouw nemend, ben ik van me ning dat het aan geen twijfel onderhevig mag zijn dat verkoop van woningwetwoningen op dit moment geen verantwoorde zaak is. Vandaar deze nota, die naar mijn mening vrij duidelijk is. De heer Knol: Ik heb gevraagd naar de relatie tussen huur en inkomen. Daar wordt verder niet op ingegaan. Ik heb de suggestie gedaan om dit mee te nemen in die enquête. Ik krijg ook daar helemaal geen antwoord op. De heer Eijgeiaar (weth.): Ik kan nu niet zeggen hoe die enquêtelijst is samengesteld. Ik meen dat het onderzoek nog niet van start is gegaan. Wij zullen proberen het door de heer Knol genoemde punt in de enquête in te voegen. Ik neem aan dat dit wel mogelijk is. (De heer Knol: De mensen van de DSO hebben al een exemplaar.) Ik heb dat exemplaar niet gezien, maar ik neem aan dat het er wel is. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de toezeg ging van wethouder Eijgeiaar. Punten 46, 47 en 48 (bijlagen nos. 290, 265 en 300) Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. 31 Punt 49 (bijlage no. 287) De heer Ten Hoeve: Hoewel het hier om een principebesluit tot stichting van scholen gaat, zou ik toch nog enkele opmerkingen willen maken die hoofdzakelijk te maken hebben met de ruimtelijke or dening. Naar mijn mening moeten deze opmerkingen hier toch even worden genoemd. Al eerder heb ben wij gezegd dat onze voorkeur sterk uitgaat naar een school op de plaats van de huidige gymnas tiekzaal en dat de speelplaats bij die school gezocht zal moeten worden op het tegenwoordige speel terrein, eventueel inclusief de St. Anthonystraat die in een speelstraat zou kunnen worden veranderd. In het schetsje, dat ter inzage heeft gelegen, wordt aangegeven dat die speelplaats ten zuiden van De Hofwijck zou moeten worden gerealiseerd. Naar onze mening kan hier veel overlast uit voortko men. Bovendien lijkt hét wat de planontwikkeling betreft op bezwaren ten aanzien van de termijn te stuiten. Nog steeds is daar het bedrijf Oosterhuis gevestigd en het zal nog wel even duren voordat wij dat bedrijf in handen hebben. Ook dat lijkt mij een punt dat in de beschouwingen mee moet spelen. Ver der hebben wij ook al eerder de voorkeur uitgesproken om in dit binnenstadsgebied niet een school als een grote flat te bouwen maar om tot aangepaste schoolbouw over te gaan, dus eventueel in twee lagen. Verder wil ik vragen wanneer men denkt het bestemmingsplan voor dit gebied gereed te hebben, zodat bepaalde stappen ook werkelijk effect kunnen hebben. Op het moment is de situatie zo dat de problematiek rond de St. Anthonyschool om een dringende oplossing vraagt. De heer Ten Brug (weth.): Dat de huisvesting van de St. Anthonyschool dringend om een oplossing vraagt, is iets waar wij het met elkaar over eens zijn. Het gaat hier inderdaad om een principebesluit, dat wij nodig hebben om bij de minister een aanvraag voor de bouw in te dienen. Intussen is dit stuk uit, maar verder zijn er nog geen stappen gedaan. Op de schets vindt u een stedebouwkundige gedach te weergegeven. Overleg met de architect is er nog niet en overleg met de oudercommissie is er ook nog niet. Wij zullen moeten wachten op de beslissing van de minister dat wij mogen bouwen. De op merking die de heer Ten Hoeve heeft gemaakt over het bouwen in twee lagen op die plaats, zal zeker worden meegenomen. In beginsel is hoogbouw mogelijk. Ik kan mij indenken dat dit om stedebouwkun dige redenen aanbeveling verdient. Het wordt een vrij kleine school. Willen wij enigszins modern bou wen en ruimte vinden voor een gemeenschapszaal etc., dan moet die worden gevonden in de voor gan gen benodigde ruimte. Bij hoogbouw is dat aanmerkelijk moeilijker dan bij laagbouw. Ik wil de heer Ten Hoeve echter toezeggen dat wij de mogelijkheid tot bouw in twee lagen zullen bekijken. Te zij ner tijd komt dit plan dan in de raad. Verder is er nog de kwestie van het bestemmingsplan. Ik heb gezegd dat wij moeten wachten op de goedkeuring van de minister. De heer Rijpma zal de vraag over het bestemmingsplan beantwoorden. De heer Rijpma (weth.): Ik hoop niet dat dit bouwplan op het bestemmingsplan moet wachten. U weet dat bestemmingsplanprocedures lang kunnen duren, ook al is het bestemmingsplan reeds aanwezig. Ik hoop dat wij op niet te lange termijn toch met de eigenaar, die daar de meeste bezittingen heeft, op een vriendschappelijke wijze tot overeenstemming kunnen komen. De heer Visser: Mag ik aannemen dat, nu het principebesluit tot de bouw van een nieuwe school wordt genomen, bij wijze van spreken de aanvraag deze week de deur uit kan gaan? (De heer Ten Brug (weth.): De aanvraag is al uit.) Akkoord. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de toe zegging van wethouder Ten Brug. Punten 50 en 51 (bijlagen nos. 283 en 310). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 52 (bijlage no. 301) De heer Pruiksma: Ik heb een vraag naar aanleiding van de raadsbrief. Ik wil graag van het col lege vernemen op welke termijn dit verzoek aan het ministerie zal worden voorgelegd. (De heer De Jong: Is al weg.) (Gelach) De heer Ten Brug (weth.): Dit verzoek is al weg of het gaat dezer dagen weg. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 16