Kfl
kan ook niet anders, want een procedure wordt pas duidelijk als hij wordt toegepast. Om het in het
Engels te zeggen: "The proof of the pudding is in the eating". In dit verband zeg ik dan tegen de heer
Schaafsma dat ik hoop dat de pudding die geprobeerd moet worden niet Haagse bluf zal blijken te zijn.
De heer Schaafsma heeft het al eens eerder over Haagse bluf gehad als het over welzijnszaken ging.
(De heer Schaafsma: Ik help het u hopen, maar ik geloof er niet in.) (Gelach)
Voor zover ik dat al niet heb gedaan, wil ik nu een aantal concrete vragen beantwoorden. In ant
woord op een opmerking van de heer Schagen geef ik toe dat de reactietermijn ten aanzien van een na
dere standpuntbepaling kort was, namelijk één week korter dan die termijn eigenlijk zou moeten zijn.
Ik heb niet de indruk dat in deze ene week geheel nieuwe gezichtspunten naar voren zouden zijn ge
komen. Bovendien konden wij niet anders dan de termijn zo kort houden als is gebeurd.
Mevrouw Van der Werf heeft het gehad over de kwestie functioneel-territoriaalIn de PAL-nota
wordt het accent gelegd op het wijksgewijs werken met wijk-werkverbanden of een wijkbureau. Ik be
trek bij mijn antwoord ook meteen de opmerkingen van mevrouw Van der Werf over een nota die een
paar jaar geleden door de fractie van de PvdA is opgesteld. Als mevrouw Van der Werf zou zeggen dat
het voorstel, dat hier voor ons ligt, niet voor honderd procent gelijk is aan genoemde fractie-nota, dan
is dat juist. Ten aanzien van die nota is destijds heel duidelijk gesteld dat het een belangrijke bijdra
ge was in de discussie die toen gaande was. De discussie ging toen over de herstructurering van de
functionele raden, enz. De nota was een bijdrage tot die discussie. Het ligt dan voor de hand dat wat
hier ligt niet letter voor letter gelijk is aan de toen uitgebrachte nota. De nota betrof tenslotte niet
een procedure-verordening. Mevrouw Van der Werf zegt dat de PAL-nota vrijwel parallel loopt met
de nota van de PvdA-fractie. Daar snap ik werkelijk niets van. De heer Schagen heeft gezegd dat het
model van de PAL-nota neo-corporatistisch is. Wat mij betreft mag het woord neo dan nog vervallen.
Het is puur corporatisme. Ik bedoel dit niet op een scheldwoord-achtige manier, het is meer een ty
pering. Als ik zie wie volgens de PAL-nota in de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden zitting zou
den moeten hebben, dan kan ik daarin niets anders zien dan het oude ROA-model. Uitgerekend in de
nota van de fractie van de Partij van de Arbeid worden de voor- en nadelen van het ROA-model ver
meld en wordt deze ROA-structuur afgewezen. Daarmee loopt de nota parallel met de gehele naad,
die, toen indertijd de functionele raden van start gingen, ook heeft gekozen voor het systeem van func
tionele raden en expliciet niet heeft gekozen voor de ROA-structuur. Ik begrijp dan helemaal niet dat
de nota van de PvdA-fractie van toen en de PAL-nota van nu zo geweldig op elkaar zouden lijken. Ze
lijken natuurlijk wel wat de doelstellingen betreft op elkaar, maar dan lijken alle nota's op elkaar.
Het gaat mij om de uitvoering en die wijkt nogal af.
Vervolgens de vraag functioneel of territoriaal. Deze verordening is een planningsprocedure en
die is functioneel. De reden daarvan is heel simpel, de verordening is namelijk geënt op de rijksbij
drageregelingen die ook functioneel zijn. Het Kinderdagverblijf is een bepaalde functie. Sociaal-cul
turele activiteiten en maatschappelijke dienstverlening bij voorbeeld ook. Ik weet heel goed dat er in
Leeuwarden bepaalde ontwikkelingen zijn bij een aantal instellingen. Die zouden weieens kunnen lei
den tot de neiging om plannen vanuit wijken en buurten te verzamelen en in te dienen. In de toelich
ting wordt hierop ingespeeld. Wanneer na een aantal jaren blijkt dat dit proces zich voortzet, dan
moet men zich volgens mij afvragen welke consequenties dit voor de planningsprocedure heeft. Als men
de lijsten van de instellingen naast elkaar legt, dan is de lijst van de instellingen die helemaal niet
wijksgewijs werken veel en veel groter. De reden daarvan is bij voorbeeld dat die instellingen stede
lijk werken. Die instellingen kunnen dus alleen maar functioneel in een planningsprocedure worden op
genomen.
Vervolgens het punt van de democratisering van de instellingen. De heer Schagen heeft in dit ver
band de commissie-Van den Burg genoemd. De kwestie van de democratisering van de instellingen is
landelijk gezien op een lager pitje komen te staan. Het probleem hierbij is dat onmogelijk vanuit de
locale overheid één model kan worden opgelegd aan alle instellingen, waarbij wordt gesteld dat de
instellingen er intern zo moeten uitzien om democratisch te heten. Dit kan alleen al daarom niet, om
dat de instellingen nogal van elkaar verschillen en bij voorbeeld een heel aparte ontstaansgeschiedenis
kunnen hebben. Ik ben er overigens zeker van dat de heer Schagen dit niet met zijn opmerking bedoeld
heeft. Aan de andere kant vindt u in artikel 5 van de verordening dat de instellingen, als zij plannen
of wensen indienen, moeten aangeven hoe die tot stand zijn gekomen. Dit wordt nog uitgewerkt in de
toelichting. De heer Schagen heeft gevraagd wat vanavond door de raad wordt vastgesteld: de veror
dening, de toelichting of beide? Het antwoord is dat beide worden vastgesteld. De verordening en de
toelichting horen bij elkaar. Men zou als het ware kunnen zeggen dat de toelichting de kleine letter
tjes op de polis omvat. U weet hoe belangrijk die kleine lettertjes zijn.
Ik kom hierbij meteen bij een van de door PAL ingediende moties. Het gaat mij om de motie die
erop neerkomt dat iets in de verordening wordt toegevoegd wat in de toelichting op de verordening
var fs»
staat. Als ik net heb gezegd dat de toelichting en de verordening één geheel vormen, dan is naar
mijn gevoel deze motie volstrekt overbodig.
Verder zijn nog de functionele raden ter sprake gebracht. Men heeft zich afgevraagd of deze ra
den hun taak aan zullen kunnen, gezien het punt van de belangenbehartiging dat in functionele
raden altijd een rol speelt. De taak die de secties uit de functionele raden - de werkverbanden - krij
gen, sluit eigenlijk belangenbehartiging uit.
Vervolgens enkele korte opmerkingen. Allereerst iets over de openbaarheid van de Commissie voor
WelzijnsaangelegenhedenGevraagd is of hiervoor de instellingsverordening moet worden gewijzigd.
Dit is niet het geval. Op den duur wordt dit ongetwijfeld bekeken, wij hebben daar een heel goede
commissie voor, namelijk de Commissie Een goede raad. Deze commissie kan de kwestie in zijn tota
liteit bekijken. Zoals het hier wordt geformuleerd, betekent het alleen dat de Raadsadviescommissie
voor Welzijnsaangelegenheden over zaken die betrekking hebben op de planning van onder de rijks
bijdrageregelingen vallende aangelegenheden in de openbaarheid vergadert. Dit wijkt af van wat men
zou verwachten, omdat deze commissie ook dan nog functioneert in de wisselwerking met b. en w.
De heer Schagen heeft een opmerking gemaakt over onderzoek en documentatie. Hij heeft ge
vraagd of ik dat belangrijk vind. Het antwoord is ja. Dat wist hij ook wel trouwens. Een belangrijke
vraag ten aanzien van de organisatorische kant is dan hoe dit in zijn werk gaat. Deze kwestie moeten
wij ook binnen het college nog nader onder ogen zien, omdat zowel onderzoek als documentatie zich
niet alleen beperkt tot het terrein van het specifieke welzijn maar natuurlijk betrekking heeft op veel
meer beleidssectoren. Dan komt de vraag naar voren hoe men dit op een zodanige wijze kan organise
ren dat men veel aan onderzoek en documentatie kan doen, terwijl het ook nog betaalbaar is. Ik kan
u nu al zeggen dat er onderzoek moet gebeuren in het kader van de planning van het specifieke welzijn.
De heer Schagen heeft verder gezegd dat de beleidsvisie ontbreekt. Ik heb al eens eerder gezegd
dat ook van de kant van de gemeente een beleidsvisie noodzakelijk is, maar dat die niet achter een
bureau vandaan moet komen. Het moet een wisselwerking zijn met wat er aan visie naar voren komt
van betrokkenen en instellingen. Ik verwijs dan nogmaals naar de manier waarop het bij het Kinderdag
verblijf is gegaan. Als men een planning wil maken, dan kan men niet om een aantal beleidskeuzen
heen. Deze beleidskeuzen zijn bij de discussies over het Kinderdagverblijf gemaakt en in de raad zijn
beleidsvragen aan de orde gekomen. Er is gebleken dat het daarbij om heel fundamentele dingen gaat.
Een en ander gaat ongetwijfeld gebeuren, wanneer de eerste deelplannen betreffende het specifieke
welzijn in de raad aan de orde komen.
De heer Schagen vroeg ook of het geheel de moeite waard is, gezien de financiële vooruit
zichten. Dat is een moeilijk punt. Wij weten niet bar veel van de financiële vooruitzichten, maar ze
zijn niet gunstig, dat is duidelijk. Het is natuurlijk de moeite waard, omdat ook de instellingen geld
binnen willen krijgen, maar daarnaast is de planning op het terrein van het welzijnswerk op zichzelf
een goede zaak, los van de financiële beloning die daar tegenover wordt gesteld. Het welzijnswerk
is altijd erg onoverzichtelijk geweest. Op dit moment kan er dus overzicht en samenhang in worden ge
bracht.
Mevrouw Van der Werf zegt dat de bevolking aan zijn trekken moet komen en dat dit bij deze
procedure-verordening niet gebeurt. Ik vind ook dat het gaat om de mensen voor wie het allemaal is
bedoeld en dat zij aan hun trekken moeten komen. De procedure, zoals die voor ons ligt, biedt daar
toe geen garantie. Dat kan ook niet, maar de procedure schept wel de mogelijkheden daarvoor, zeker
wanneer wij ons best doen om een en ander via voorlichting duidelijker te maken dan nu het geval is.
Overigens biedt het Palternatief die garantie ook niet. Ik vraag mij zelfs af of de randvoorwaarden voor
participatie door de bevolking in de PAL-nota grotere mogelijkheden bieden. Het klinkt natuurlijk
mooi als gesproken wordt over wijkbureaus enz. Ook in de vorige raadsperiode is deze kwestie aan de
orde geweest. Er waren toen ook al meningsverschillen tussen het toenmalige Axies en de andere par
tijen. Ik denk dat het probleem niet vastzit op de organisatiestructuur - wijksgewijs - maar op het
punt van het geven van mogelijkheden aan de mensen om in te spelen. Als dat niet lukt, dan komt dat
niet door de structuur. Men kan de prachtigste democratische structuur bedenken, terwijl die toch niet
werkt. Er liggen heel andere en veel fundamentelere zaken aan ten grondslag. Ik verwacht meer van
de veranderingen die in het onderwijs plaatsvinden. Daardoor kunnen meer vormingsmogelijkheden en
educatieve mogelijkheden ontstaan, waardoor mensen meer betrokken raken bij de wereld om hen heen
en ook bij dat wat instellingen allemaal voor hen uitdenken. Ook daar, waar men wijksgewijs werkt,
is dat probleem niet opgelost.
Mevrouw Van der Werf heeft ook nog gevraagd wat het orgaan is dat volgens de rijksoverheid zo'n
belangrijke rol speelt en hoe dat orgaan er uitziet. Zij zou dit ook eens aan het ministerie kunnen vra
gen. Daar weet men het helemaal niet. De naam van dit orgaan is bij voorbeeld al meerdere malen ver
anderd. Ooit heette het "kristallisatiepunt", maar dat is ook weer uit de mode geraakt. Bij de proce-