7 fietspad tussen het heechhout over het Ouddeel en de Kooiweg er in ieder geval komt. Dit betekent dat ook zij van mening is dat het een fietspad moet zijn aan de oostzijde van het water. In het kader van de uitwerking van de plannen zoals die hier op tafel komen, dacht ik dat het weinig relevant is hoe het tracé van het fietspad aan de oostkant van het Ouddeel en de Murk zal zijn. Of u het plan van de Heidemaatschappij accepteert of dat u een zekere verschuiving, bij voorbeeld in oostelijke richting - in westelijke richting gaat niet vanwege het vaarwater -, of een detaillering van het fiets pad - om te voorkomen dat men vanaf het fietspad de weilanden in gaat - wenst, zijn allemaal aspec ten die op dat moment ter discussie staan. (Mevrouw Visscher—Bouwer: U hebt iets niet goed begrepen. Het gedeelte waar u het over heeft, heeft onze instemming. Het ging mij echter om het gedeelte van af de brug over de Wielhals tot aan het hooghout, zoals dat in het ontwerp voor deelgebied J-l staat. Wij willen ons niet vastleggen op de aanleg van dit gedeelte. Het gaat ons om de kortsluiting tussen de einden van dit fietspad door de Bullepolder en de verlengde Kooiweg. Het andere gedeelte willen wij betrekken bij de discussie over deelplan J-l.) De discussie in de ruiIverkaveiingscommissie heeft betrekking op de verbinding tussen het heechhout over het Ouddeel, het verlengde van de Miedweg en het totstandkomen van de verbinding met de Kooiweg. Dat is dus in overeenstemming met datgene wat mevrouw Visscher wil. Zij wil in de toekomst alleen discussiëren over de afslag naar het zuiden. Dit staat naar mijn mening bjj het ruilverkavelingsplan niet ter discussie, zodat de formulering van mevrouw Visscher het voorstel van b. en w. op geen enkele wijze in moeilijkheden brengt, mits de interpretatie in deelgebied J-2 van het gedeelte van het heechhout over het Ouddeel naar het zuiden toe een discussiepunt is op dat moment. Dit komt hier weer terug in de raad en het tast de strekking van de raadsbrief ten opzichte van de brief die wij naar GS willen schrijven, niet aan. Vervolgens een enkele opmerking over het fietspad naar Wijn.s. Volgens mij bestaat er op dit mo ment nog niet een uitgewerkt plan. Het is echter duidelijk dat de gemeente pas dan verplichtingen op zich neemt, wanneer over de technische uitvoering van het pad overeenstemming bestaat tussen de ge meente en de ruilverkavelingscommissie. Uitgangspunt van de beoordeling moet zijn dat het een een voudige verbetering van het fietspad zal zijn, zoals ook in dit ruilverkavelingsrapport staat. Het moet dus niet een vrij liggend fietspad zijn met aan weerskanten diepe sloten enz. Op die basis wordt straks een gesprek met de gemeente aangegaan. Het is niet onlogisch, om mij voorzichtig uit te drukken, dat de Commissie Openbare Werken bij het advies aan b. en w. over dit geheel wordt ingeschakeld. De CanterlandsewegWij hebben dit punt heel bewust in de raadsbrief gezet, met de bedoeling dat de raad zich er duidelijk over zou uitspreken. Elke weg verbetering en elke wegverbreding heeft ten gevolge dat de weg aantrekkelijker wordt voor de verkeersdeelnemers. Ook al blijft het profiel van de weg gelijk maar maakt de fietser geen gebruik meer van de weg, dan betekent dit een capaci teitsverhoging van de weg. De weg wordt namelijk relatief breder. Verder worden wegdek en derge lijke maximaal onderhouden, de constructie van de weg wordt duidelijk beter en dus is het niet te voor komen dat mensen, die verkeerslichten haten, voor de route over Lekkum kiezen. Wij hebben dit punt nadrukkelijk in de raadsbrief opgenomen en de raad moet ons dus zeggen wat er moet gebeuren. In de bocht, waar het hier om gaat, gebeuren herhaaldelijk ongelukken. Sommige daarvan met dodelijke af loop. Ook ten aanzien van het dorp Lekkum is, wikkende en wegende, steeds weer het punt aan de or de of er wel of niet iets aan moet gebeuren. Welnu, als een en ander nu wordt aangekaart, is de kans op een aanzienlijk rijkssubsidie aanwezig. Als deze maatregel nadien door ons zelf moet worden uitge voerd, zijn de kosten volledig voor ons. U ziet dat bij afweging van deze problematiek b. en w. tot de conclusie zijn gekomen dat het in dit geval, waarbij gekozen moet worden tussen twee kwaden, aan bevelenswaard is om de gevaarlijke bocht in de weg en de gevaarlijke smalle brug - zij het verkerend in goede staat van onderhoud - via een structurele verbetering van hun gevaar te ontdoen. De hear Miedema: Myn fraksje is akkoart mei it foorstel fan it kolleezje. De Voorzitter: Kan mevrouw Visscher ook instemmen met het antwoord van de wethouder? (Mevrouw Visscher—Bouwer: Ja, mijnheer de voorzitter.) Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 12 (bijlage no. 371). De Voorzitter: Bij dit punt is tevens aan de orde een brief van de Federatie van Leeuwarder Woning corporaties, gedateerd 24 augustus 1979. De heer Pruiksma: Enkele opmerkingen naar aanleiding van deze raadsbrief over de ontwikkeling van het centrumgebied van CamminghaburenAllereerst iets over de vorm waarin de bouw in het cen trumgebied zal plaatsvinden. Mijn fractie heeft geen problemen met de stichtingsvorm, hoewel men in zijn algemeenheid zou kunnen zeggen dat men ervoor moet oppassen dat dit soort dingen niet een ei gen leven gaan leiden als instituut en niet vertragend zullen werken ten aanzien van het hele gebeu ren in het centrumgebied van Camminghaburen. Met name zou de besluitvorming enigszins verlamd kunnen worden. De instructies aan de mensen die de gemeenteraad moeten vertegenwoordigen, moeten inderdaad scherp worden geformuleerd. In zijn algemeenheid is het jammer dat een gedeelte van de sociale woningbouw uit het centrum moet verdwijnen, maar in alle commissievergaderingen is ook ge bleken dat dit helaas niet anders kan, met name als men deze oplossing in dit kader wil. Mijn fractie heeft met genoegen gelezen dat het college, althans in de uitwerking, van mening is dat de sociaal-culturele voorzieningen voor rekening van de gemeente komen. Als wij akkoord gaan met de stichtingsvorm, hoeven wij daar tenminste later niet meer uitvoerig op terug te komen. Het principebesluit ten aanzien van die bedrijfsvoering staat dan ook vast. Op pagina 3 van de raadsbrief wordt nog meegedeeld dat overwogen wordt of de bouw van dat centrumgebied in twee fasen moet plaatsvinden. Dit hangt dan af van verschillende omstandigheden. Een vraag van onze kant is dan: waar hangt dit in hoofdzaak van af? Op welke termijn kunnen wij van het college horen of het centrumgebied inderdaad in twee fasen moet worden gebouwd? Wij heb ben de indruk dat men sneller kan werken wanneer men zijn aandacht gericht houdt op één ding in plaats van op twee halve dingen. Ik heb daar echter weinig inzicht in. Een vraag die ook met de hele inrichting heeft te maken, is op welke termijn de raad de concept statuten tegemoet kan zien ter bespreking en beoordeling. Wij weten op die manier hoe alles precies in het vat gegoten zal worden. Wij kunnen instemmen met het lijstje namen van bouwers en beleggers, met wie het college voor stelt te gaan onderhandelen. Een en ander geeft ons geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Zo gauw echter vast staat welke aannemers en welke beleggers deze zaak zullen organiseren, zouden wij graag zien dat deze heren, op het moment dat overeenstemming is bereikt, worden aangespoord om in het centrumgebied enige noodwinkels neer te zetten. Het doen van boodschappen op een kale zandvlakte doet nu niet bepaald recht aan het wervend karakter dat wij graag willen zien. Het zou naar onze mening daarom op voorhand aanbeveling verdienen in dit gebied enige noodvoorzieningen te treffen; met name in de voedingssector zou hier weieens het nodige belang aan kunnen worden ge hecht. Alles overziende zijn wij het met de strekking van de raadsbrief eens. De door mij gestelde vragen willen wij graag beantwoord hebben. De heer Geerts: De ontwikkeling van het centrumgebied van Camminghaburen betekent een vrij grote investering. Gekozen is voor een geVntegreerde opzet van sociaal-culturele voorzieningen, com merciële voorzieningen en woningbouw. Er is nogal veel gesproken over de vraag hoe de organisatie in elkaar moet zitten. Vroeger is van onze kant weieens de suggestie gedaan om hiervoor een prijs vraag uit te schrijven. Al pratende in de diverse commissies zijn wij toch tot de conclusie gekomen om hiervoor een stichting in het leven te roepen. Naar mijn mening is dit ook de meest juiste gang van zaken. In de afgelopen tijd heeft het misverstand geheerst dat door de stichtingsvorm de ontwik kelingskosten zo hoog zouden zijn. Nu wij gekozen hebben voor de geVntegreerde opzet, volgt daar automatisch uit dat de coördinatiekosten mogelijk wat hoger worden. Wij moeten echter niet het feit uit het oog verliezen dat ook een projectontwikkelaar de ontwikkelingskosten zou doorberekenen in de uiteindelijk te verkopen onroerende goederen. De heer Pruiksma heeft een aantal opmerkingen gemaakt, die ik ook had willen maken. Ik hoef die niet te herhalen. Ik wil nog wel iets zeggen over de brief van de Federatie van Leeuwarder Wo ningcorporaties. Deze federatie heeft er haar verwondering over uitgesproken dat zij niet betrokken wordt bij de ontwikkeling van het centrumgebied. Een gevolg van de keuze die wij doen als wij deze raadsbrief aannemen - sociale woningbouw alleen in de sfeer van de bejaardenwoningen -, is dat de federatie automatisch als partij afvalt, tenzij men zegt dat de federatie hier wel een partij zou kunnen zijn omdat de bejaardenwoningen in dfe sfeer van de Woningwet worden ontwikkeld. Graag hierover een reactie van het college. Naar mijn mening biedt de ontwikkeling van dit centrumgebied ook mogelijkheden aan eigen win keliers, die elders in de stad worden uitgesaneerd. Op basis van de contracten, zoals die er uit zul len zien, zijn deze mogelijkheden wellicht aanwezig.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 4