18 Punt 33 (bijlage no. 517) De heer Janssen: Een kleine terugblik. Toen in de jaren dertig de Vleeskeuringswet van kracht werd en het niet meer werd toegestaan dat men thuis slachtte, werd in Leeuwarden het openbaar slachthuis opgericht. Daar vonden alle slachtingen plaats. Het voert te ver om alle.up's en down's van het slacht huis vanavond te bespreken, maar het gaat mij om de samenhang die de Vleeskeuringswet en de cen trale slachtplaats met elkaar hebben. Sinds 1978 werd de Vleeskeuringswet gewijzigd en verdween ar tikel 26, dat de openbaarheid van het slachthuis inhield. Daarmee was voor de gemeente de noodzaak tot exploitatie van een slachthuis verdwenen. Inmiddels werd een zeer groot deel van de slachtingen verricht door de firma Brada, die ook verreweg het grootste deel van de terreinen in erfpacht had. Dit was reden voor de gemeente om met Brada in onderhandeling te treden, ten einde tot verkoop van het slachthuis te komen. Daarmee wordt tevens voor Leeuwarden werkgelegenheid behouden, want Brada overtreft het overeengekomen quantum geslacht gewicht vele malen en zou ook een deel ergens anders kunnen slachten zonder dat de gemeente hier greep op heeft. Het zal u dan ook niet verwonderen dat mijn fractie er veel voor voelt om deze transactie door te laten gaan. Inmiddels zijn echter enkele andere ontwikkelingen aan het licht getreden. Daar is namelijk het feit dat de Vleesservice Friesland protest heeft aangetekend tegen deze verkoop en daarbij een aan tal argumenten naar voren heeft gebracht, op grond waarvan men denkt ook recht te hebben de erf- pachtsgrond te kopen. In 1977 werd de heer A. van Ruiten het erfpachtsrecht op een stuk grond ver leend onder een aantal voorwaarden. De gemeente gaf deze grond in erfpacht, omdat gedacht werd aan een zekere economische binding die met het slachthuis zou kunnen ontstaan. Een van de voorwaar den was dat Van Ruiten zijn gebouw slechts mocht gebruiken voor het bereiden van vleeswaren en ver pakken van vlees. Blijkens een brief van 30 november 1979 worden in het gebouw echter ook andere dingen gedaan. Er vindt verkoop van diepvriesproducten plaats, evenals verkoop van ijs, groente, wild, gebak enz. Dit is volgens mij duidelijk in strijd met de erfpachtsvoorwaardenIk vraag mij dan ook af waarom de gemeentelijke overheid hier niet eerder op heeft gewezen. De heer Van Ruiten vraagt in zijn "rode boekje" om de belemmerende erfpachtsvoorwaarden op te heffen, omdat het Vleesservice centrum daar last van ondervindt. Ik dezelfde zin spreekt hij de vrees uit dat Brada BV invloed op zijn werkzaamheden zal hebben door de voorwaarden die in de erfpachtsacte zijn genoemd. Volgens mij berust dit op een misverstand, want de erfpachtsacte is met de gemeente aangegaan en niet met de firma Brada. Wel zou enige duidelijkheid moeten komen over de vraag wie nu in de plaats treedt van de directeur die in de erfpachtsacte wordt genoemd als de man die ontheffing kan verlenen van ope ningstijden en dergelijke. In mijn gedachtengang is dat niet de firma Brada maar het college van b. en w. of de wethouder die deze aangelegenheden beheert. Ik weet niet hoe het college dit uit wil werken, maar ik wil wel graag in het openbaar een antwoord op deze vraag hebben. Daarnaast vraagt de heer Van Ruiten de volledige toegang tot zijn terrein. Nu heb ik vandaag een brief in handen gekregen van de firma Brada aan de heer Van Ruiten of aan Vleesservice BV of aan de advocaat van de heer Van Ruiten. In deze brief geeft de heer Brada volledige waarborg voor het te allen tijde bereikbaar blijven van het terrein. Wel zal men aan de voorwaarde moeten voldoen dat men tijdig de hekken sluit, opdat die niet open blijven staan wanneer men het terrein weer verlaat. Dit is een voorwaarde waaraan men ook moest voldoen toen een en ander nog onder beheer van de gemeente stond. Het lijkt mij dat hiermee al weer een heel eind tegemoet wordt gekomen aan de wensen van de heer Van Ruiten. Dan de kwestie van de regelingen die nog tot stand moeten komen. Er wordt over gesproken om de totstandkoming daarvan vast te leggen op een termijn van één jaar. Binnen die termijn moet Brada een overeenkomst hebben met de overige gebruikers en erfpachters. Ik zou graag zien dat die termijn werd gesteld op niet langer dan drie maanden; mijn fractie steunt mij hierin. De gebruikers zijn namelijk nu al erg ongerust. Een en ander had in feite nu al voor elkaar moeten zijn, maar ik kan er begrip voor hebben dat men in de laatste fase van de onderhandelingen in tijdnood is gekomen. De datum van 1 januari 1980 is in die onderhandelingen een belangrijke datum, dat weet ik. Vandaar dat wij enige clementie hebben. Wel zou ik graag zien dat de termijn op drie maanden werd gesteld. Verder ben ik op de valreep nog benaderd door de heer Molendijk. De heer Molendijk had aanvan kelijk, na een gesprek met de wethouder, geen bezwaren tegen de overdracht van het terrein van het slachthuis. Toch blijken er nu opeens bezwaren te leven. De heer Molendijk maakt zich ook ongerust over de bereikbaarheid van zijn terrein en over de expansiemogelijkheden van zijn bedrijf. Hij heeft nu maar een heel klein terreintje over. Ik meen dat hij enkele jaren geleden een groter stuk terrein met enig opstal in gebruik had. Dit stuk is toen weer teruggegaan naar de gemeente, meen ik mij te herinneren. De heer Molendijk zegt nu dat dit gedeelte zonder één cent vergoeding naar de heer Brada gaat. Ik wil graag ingelicht worden over de toedracht van deze affaire en over de positie van de heer Molendijk in deze. Ik heb het even gehad over de overeenkomst die de heer Brada zou moeten sluiten. Ik weer niet of het mogelijk is om in de verkoopovereenkomst een dwangsom of iets dergelijks aan ae rermiin van drie maanden te verbinden. Wel lijkt mij dat er een soort sanctie moet worden opgenomen, wcaraoor wij erop aan kunnen dat deze koop ongedaan kan worden gemaakt of dat een dwangsom moer woraen betaald wanneer niet aan die voorwaarde kan worden voldaan, ik hecht er aan dat er zo spoeaia mo gelijk duidelijkheid komt. Mijn fractie wil graag dat de door mij gestelde vragen door her college eerst worden beantwoord, voordat akkoord wordt gegaan met deze transactie. Wel moet mij nog iets van het hart met betrekking tot de foto's in hef klaagschrift van Van Ruiten. Hij klaagt over de vele auto's die de toegang tot zijn Vleesservice-centrum belemmeren. Hij doeit dan op het laden en lossen van Brada, maar op de foto's zie ik aliemaai auto's van Coveco staan, ik kan geen Brada-auto ontdekken Verder vraagt de heer Van Ruiten nog om een achteruitgang voor zijn terrein. Wanneer volledig is gewaarborgd dat zijn terrein toegankelijk blijft, lijkt het mij minder noodzakelijk om deze achter uitgang te maken. Ik weet niet meer precies welke bezwaren er indertijd waren regen een dergelijke achteruitgang, maar ik meende dat het ging om de bewaking van het terrein. De bewaking was een voudiger uit te voeren, indien er geen achteruitgang was. Mogeiijk was er ook nog een verkeerstech nisch bezwaar. Ik wacht het antwoord van de wethouder graag af. De heer Sterk: De overdracht van het gemeentelijk slachthuis. De verleiding is groot om naar aan leiding van dit voorstel terug te blikken op het ontstaan en de noodzaak van hef openbaar slachthuis. De heer Janssen is er ook al enigszins op ingegaan. Tot 1 januari 1978 waren de artikelen 8 en 26 van de Vleeskeuringswet bepalend. Artikel 8 regelde de zogenaamde nadere keuring bïi invoer in een an dere keuringskring. Artikel 26 gaf de gemeente de bevoegdheid het oprichten van slachterijen fe ver bieden. Het is zonder meer duidelijk dat met het verdwijnen van deze pijlers - voorai de laatste - een gedeelte van het bestaansrecht van het gemeentelijk slachthuis is weggevallen. Men zou op air moment kunnen stellen dat in onze gemeente een goed beleid is gevoerd door onder andere tijdig in te speien op de ontwikkelingen door het doen van investeringen in het slachthuis en een uitbreiding ervan. Men is erin geslaagd de contractanten aan zich te binden. Overigens is er steeds een goed overleg geweest alvorens tot een en ander werd besloten. De conclusie bij deze opmerkingen zou kunnen zijn dat de verKoop van hef slachthuis ook met zo actueel is. Gelet echter op de informatie die ik heb, zullen er in de toekomst forse investeringen plaats moeten hebben. Ik meen te weten dat deze investeringen bedragen vergen in de orde van groot te van vier 6 vijf miljoen gulden. Hierbij kan de vraag worden gesteld of hef wenselijk en verantwoord is om als gemeente deze taak voort te zetten. Mijn fractie kan zich dan ook wel vinden in de opmer king in de raadsbrief dat op langere termijn gezien een sluitende exploitatie lang niet zexer is. Bo vendien is mijn fractie van mening dat taken, waarvan het niet strikt noodzakelijk is dat die door de gemeente worden uitgevoerd, zo mogelijk worden overgedragen aan de particuliere sector. Op ver zoek van de grootste gebruiker van het slachthuis, Brada's Vleeschbedrijf BV, heeft het coiiege de onderhandelingen geopend en de resultaten daarvan liggen hier voor ons. Enkele citaten uit de raads brief. "Er is overeenstemming met de contractanten." "Er is een regeling met de huurders overeenge komen." "Het betrokken gemeentepersoneel is vervangende betrekking aangeboden. Dit zijn alle maal prima zaken. Wat mijn fractie tot tevredenheid stemt, is hef feit dat de werkgelegenheid blijft bestaan en in de toekomst mogelijk wordt uitgebreid. Mijn fractie wil voor alle duidelijkheid nog we! enkele vragen stellen. Het afgelopen weekeinde en ook daarvoor hebben wij berichten van Van Ruiten's Vleesservice Friesland ontvangen. Welke re gels geiden met betrekking tot het betreden van het terrein? Wordt Vleesservice Friesland in de gele genheid gesteld om met een eigen sleutel de poort te openen? Bestaan er mogelijkheden of wordt er aan gewerkt om tot andere ontsluitingen te komen? Kan dit alsnog worden ingebracht? Wij wachten het antwoord van de wethouder op deze vragen af. De heer Bijkersma: De raadsbrief vormt hef resultaat van een iange periode van onderhandelen, waarbij drie punten centraal stonden. In de eerste plaats de positie van net personeel. In de tweede plaats de positie van de andere zakelijk gerechtigden. In de derde plaats de prijs, gekoppeld aan de positie van het slachthuis ten gevolge van de wijziging van de Vleeskeuringswet. Ik wil een woord van waardering uitspreken voor de meer dan uitvoerige onderhandelingen, die de wethouder heeft gevoerd met het personeel en de eventuele koopster van het slachthuis, ik rr.een dat die nauwkeurige begeleiding van de personeelsbelangen iets is waar de gemeente Leeuwaraen in dit geval trots op kan zijn. U hebt ervoor gezorgd dat hef personeel goed onderdak is gekomen. Een woord van waardering daarvoor is dan op zijn plaats.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 10