22 in de overeenkomst staat.) (De Voorzitter: Of dat reëel is, is vers twee. Naleving van de overeenkomst kan in ieder geval worden afgedwongen via het civiel recht.) De heer Janssen heeft ook nog iets gezegd over de achteruitgang van het terrein ten behoeve van Vleesservice Friesland. Zoals uit de foto's van het laatste "epistel" dat wij van dit bedrijf heb ben gekregen blijkt, ligt achter dit terrein een spoorlijn. Mij is meegedeeld dat de Spoorwegen er wei nig voor voelen dat hier een spoorwegovergang wordt gemaakt. Bovendien kan de Vleesservice Fries land dan niet op eigen terrein laden en lossen. Wanneer dit wel gebeurt, kan de spoorlijn worden ge blokkeerd. Dit kan vanzelfsprekend problemen geven. Dit is mede reden waarom dit niet tot de moge lijkheden behoort. Ik ben het echter met de heer Janssen eens dat de noodzaak hiervan niet zo erg groot is als Vleesservice Friesland en andere gebruikers het gebruik van het terrein tijdens openings uren wordt toegezegd. Dit is bij brief van 7 december jl. aan Vleesservice Friesland meegedeeld. Een vraag van de heer Sterk betrof de bereikbaarheid van het bedrijfspand van Vleesservice Fries land. Ook buiten de openingsuren van het slachthuisterrein is de toegang gegarandeerd op voorwaarde dat het hek weer wordt gesloten door betrokkene. De heer Bijkersma stemde weliswaar in met de transactie, maar wilde publiekelijk nog vernemen welke investering van gemeentewege zou moeten worden gepleegd om het slachthuis te blijven exploi teren. Als commissielid weet hij het antwoord op die vraag overigens wel. De meest noodzakelijke voorzieningen die moeten worden getroffen om een redelijke exploitatie van het slachthuis mogelijk te houden, belopen een bedrag van ongeveer drie miljoen gulden. Om de expansie die bepaalde bedrijven vertonen ook op te kunnen vangen en de werkgelegenheid veilig te stellen c.q. te bevorderen, was zeker hetzelfde bedrag zo niet een nog groter bedrag noodzakelijk. De vrij korte, resterende, contractperiode en de daaraan voor de gemeente verbonden risico's en het voorkomen van het daardoor op slot zetten van de bedrijven die daar hun activiteiten ontplooien, is mede de oorzaak geweest van dit voorstel. De heer Van der Wal heeft gewezen op de regeling die voor het personeel is getroffen. Hij zegt dat hij aanvankelijk van mening was dat een en ander goed was geregeld. Dat is ook zo. Met alle be trokkenen is hierover een gesprek geweest. Er is volledige overeenstemming over bereikt met alle men sen op één na. Die ene man, die nog niet een beslissing heeft genomen over de hem wel aangeboden regeling, kan er zeker van zijn dat ook zijn belangen in het geheel niet zijn vergeten. Als hij meent dat hij niet kan ingaan op dat wat met hem is besproken, kan hij altijd gebruik maken van zijn recht op wachtgeld dan wel zal er voor hem een andere werkkring binnen de gemeente moeten worden gevon den. Dat zullen wij dan ook zeker proberen. De opmerkingen van mevrouw De Jong heb ik in het geheel wel beantwoord. De Voorzitter: Ik wil nog iets zeggen over de kwestie van de dwangsom. Ik ga er even vanuit dat de termijn van één jaar voor het regelen van de verschillende overeenkomsten met andere bedrijven door Brada, na het passeren van de acte van eigendomsoverdracht, op drie maanden kan worden ge steld. Het ware zelfs beter geweest, indien een en ander al rond was geweest voordat wij deze beslis sing namen. Door omstandigheden kon dit echter niet. Het moet echter mogelijk zijn om dit op korte termijn te doen. Op de te sluiten overeenkomst worden namens Brada's Vleeschbedrijf BV en de gemeen te Leeuwarden handtekeningen gezet. Beide partners zijn dan gebonden aan deze overeenkomst. Daar in staat onder meer dat een regeling moet worden getroffen die ten genoege van het gemeentebestuur is. Als dit niet wordt gedaan, dan vragen wij naar de oorzaak daarvan. Dat kan dan alleen maar een meningsverschil zijn tussen Brada's Vleeschbedri jf BV en de andere contractanten. Wij moeten ons er dan mee bezighouden. Ik kan mij indenken dat er dan een tripartite overleg wordt gehouden tussen de gemeente en de beide contractanten om de bestaande meningsverschiIlen tot een oplossing te brengen. Niemand zit dan in een dwangpositie. Wij zullen er evenwel op staan dat de overeenkomst, waarvan wij menen dat die redelijk is, op tijd wordt gerealiseerd. Is dat niet het geval, dan zullen wij de con tractant - Brada's Vleeschbedri jf BV - dagvaarden. Als wij menen dat dit bedrijf zich niet aan de over eenkomst houdt en het zijn schuld is dat de overeenkomst niet op tijd is gesloten, dan zullen wij de rechter vragen om de contractant te veroordelen om dit onder straffe van een dwangsom alsnog te doen. Dit lijkt mij reëler dan op voorhand een dwangsom in de overeenkomstbepalingen te laten opnemen. Dit betekent namelijk dat een van de contractanten in het overleg dat eventueel plaats moet hebben in een dwangpositie wordt gebracht. De ene contractant is dan zonder meer gebonden aan wat de an dere contractant wil, want als de ene contractant er niet in slaagt om een overeenkomst te bereiken dan moet hij zonder meer de dwangsom gaan betalen als de termijn van drie maanden is verstreken. Ik hoop dat ik duidelijk ben. (De heer Eijgelaar (weth.): Waarbij in de overeenkomst dient te worden uit gegaan van de erfpachtsverplichtingen zoals die op dit moment gelden.) Dat zullen wij in de overeen komst waar maken. Hiermee is duidelijk gemaakt waarom wij van mening zijn dat het mogelijk moet zijn om de termijn van één jaar terug te brengen naar een termijn van drie maanden, terwijl wij het 23 niet reëel vinden om in de overeenkomst, die wij met Brada's Vleeschbedri jf BV moeten sluiten, een dwangsombepaling op te nemen. Het kan namelijk zijn dat het niet op tijd slagen in het verwezenlij ken van een overeenkomst met een andere contractant niet de schuld van Brada's Vleeschbedri jf BV is. Wij zullen ons daar vanzelfsprekend van overtuigen, want men moet binnen drie maanden bij ons komen. De heer Janssen: Ik ben blij dat u hebt toegezegd dat een en ander binnen drie maanden rond kan zijn. Het was beter geweest als het nu al rond was geweest, zoals u zelf ook al zei, maar wij zien als fractie van het stellen van een dwangsom af, ook om redenen die u, mijnheer de voorzitter, hebt ge noemd. Wij willen niemand in een positie brengen waarin hij gedwongen is om iets tegen zijn zin aan te gaan doordat die dwangsom als een zwaard van Damocles boven zijn hoofd hangt. Verder heb ik antwoord gekregen op al mijn vragen. Ik begrijp eigenlijk niet waarom de heer Mo lendijk zich zo kwaad kan maken over de kwestie van het terrein en de opstal. Nu ik de uitleg van de wethouder heb gehoord, begrijp ik dit niet. Ik weet niet wat er bij de heer Molendijk op de achter grond speelt, maar ik kan mij niet indenken dat het hier om zo'n vreemde zaak gaat. Zuiver zakelijk gezien heeft de gemeente gelijk. Misschien is het om gevoelsmatige redenen dat de heer Molendijk zegt geen mogelijkheden tot expansie te hebben. Zijn erfpachtsterrein is volgens hem zelf te klein. Zijn personeel maakte tot nu toe gebruik van het andere terrein. Hij meent dat hij op die plaats niet meer uit de voeten kan. Ik weet niet in hoeverre dit waar is. (De heer Eijgelaar (weth.): Waarom wil de hij dan zijn terrein verkopen?) Misschien om zijn geldelijke positie te versterken, ik weet het niet. De heer Eijgelaar maakt uit het feit dat de heer Molendijk zijn terrein wilde verkopen op dat hij die grond niet meer nodig heeft. Ik kan slechts naar de beweegredenen van de heer Molendijk gissen, ik kan er verder niets over zeggen. De wethouder heeft het even gehad over het niet in overeenstemming zijn van het gebruik door de heer Van Ruiten van dit terrein met de erfpachtsbepalingen. De wethouder zegt dit pas op de der tigste november te hebben vernomen. Nu, ik ook. Ik wist ook niet precies wat er aan de hand was. Ik vind het echter wel wat vreemd, te meer nu ik de erfpachtsacte heb gelezen. Wij zijn indertijd afgegaan op de economische binding die Vleesservice Friesland met het slacht huisterrein zou hebben. Ik zou dan wel willen weten hoeveel slachtingen het laatste jaar door Vlees service Friesland in ons slachthuis zijn verricht. Gaat het om tamelijk veel slachtingen, dan heeft hij in ieder geval nog een goede economische binding. Mocht het zo zijn, dat hij nevenactiviteiten heeft die blijkbaar nodig zijn, dan weet ik niet wat wij daaraan kunnen doen. De hardste maatregel zou zijn het opzeggen van de erfpacht, maar ik neem niet aan dat het zover komt. Er zal zeker ook met die gebruiker van het slachthuisterrein overeenstemming zijn te bereiken over het juiste gebruik van zijn terrein Mijn fractie gaat, zoals u wel begrepen zult hebben, akkoord met deze transactie. De heer Sterk: Mijn fractie gaat akkoord met het stellen van een termijn van drie maanden. De heer Van der Wal heeft vragen gesteld over het functioneren van de Commissie voor het Markt-, Haven- en SlachthuisbedrijfIk wil mijn dank uitspreken voor de voorlichting en voor de besprekingen die deze commissie met betrekking tot deze affaire heeft gehad en de inbreng die zij daarbij heeft gehad. Verder zal mijn fractie zich akkoord verklaren met dit voorstel. De heer Bijkersma: De wethouder is ingegaan op mijn vraag over de investeringen die eventueel gedaan hadden moeten worden. Ik heb dit gevraagd om duidelijk uit te laten komen dat het gaat om een uitgave van zes miljoen of een ontvangst van ruim vier miljoen. Niemand heeft eigenlijk over het bedrag gesproken dat de wethouder voor de gemeente Leeuwarden in de onderhandelingen heeft bereikt. Ik weet dat de wethouder geen alcohol drinkt, maar wat mij betreft mocht hij op kosten van de gemeen te een beste borrel gaan drinken, want hij heeft een beste prijs voor het slachthuis gekregen. De heer Van der Wal: De wethouder is niet ingegaan op mijn vraag over het functioneren van de Commissie voor het Markt-, Haven- en Slachthuisbedrijf. Ik begrijp dat de commissie althans volgens één lid naar volle tevredenheid heeft gefunctioneerd. Hij heeft waarschijnlijk erg veel informatie ge kregen. (De Voorzitter: Als alle andere leden van de commissie nu even zeggen dat zij het met dat ene lid eens zijn, dan is dat misverstand ook weer uit de weg. De andere leden knikken instemmend, zie ik.) Deze commissie fungeert als commissie van advies aan b. en w. Deze commissie hoeft niet haar dank uit te spreken voor de verkregen informatie. Het is zo logisch als wat dat de commissie de ze informatie krijgt. Ik vroeg mij af wat de commissie nu eigenlijk had geadviseerd en wat de commis sie had gedaan om te voorkomen dat wij op het allerlaatste moment met allerlei stukken werden gecon fronteerd, die op zijn minst verwarring hebben geschapen. In de raadsbrief mis ik ook het advies van de commissie.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 12