4
ter wel bezwaar tegen het doel waarvoor het bedrijfscomplex wordt aangekocht. Deze gebouwen, die
weliswaar geen monumenten maar toch vrij beeldbepalend zijn voor de Nieuweburen, worden aange
kocht voor afbraak. Ik realiseer mij dat het erg moeilijk is om renovatie in de binnenstad uit te voe
ren. Toch vind ik het geen goede ontwikkeling dat deze panden, bij gebrek aan andere mogelijkheden,
dan maar worden afgebroken. Als men die redenering doorzet voor alle niet monumentale panden in
Leeuwarden, houden wij geen binnenstad over. Ik kan het dus niet eens zijn met het doel waarvoor de
ze panden worden aangekocht. Ik vind overigens ook de manier waarop deze transactie tot stand is ge
komen een beetje vreemd. Een aannemer onderhandelt en komt met de huidige eigenaar een prijs over
een. Dan blijkt dat hij het complex niet rendabel kan exploiteren. Hij komt vervolgens via een woning
bouwvereniging bij de gemeente terecht. Met de gemeente valt er dan een "deal" te maken. Het com
plex moet dan wel worden afgebroken, namelijk om de 80% subsidie te krijgen. Op die manier wordt
er dan aan binnenstadsvernieuwing gedaan. Ik vind dit een vreemde en ook wel wat afkeurenswaardige
gang van zaken, die de gemeente gewoon voor het blok zet. Als consequentie van dit standpunt wens
ik ook geacht te worden tegen de aankoop van deze panden met dit doel te hebben gestemd.
Mevrouw De Jong: Ik wil graag weten waarom deze grond op de Nieuweburen in eigendom wordt
overgedragen aan de woningbouwvereniging Beter Wonen. Ik kan hier namelijk niet een bepaald beleid
uit afleiden. Enerzijds geeft u bij de woningen die straks ter sprake komen de grond in erfpacht uit,
anderzijds geeft u bij deze woningen de grond in eigendom. Niet dat ik een voorstandster ben van erf
pacht, maar ik wil graag weten welke lijn het college hierin volgt.
De heer Rijpma (weth.): Ik ben blij dat, ondanks de kronkelwegen die wij misschien hebben moeten
bewandelen om deze panden en de daaronder liggende grond in handen te krijgen, de mogelijkheid blijft
bestaan om een gedeelte van onze doelstelling - wonen in de binnenstad - te realiseren. Er zijn een
aantal regels, die wij niet hebben gemaakt maar die van de zijde van de rijksoverheid zijn gesteld.
Dit betekent dat, wanneer op een bepaalde plaats sociale nieuwbouw wordt gepleegd, er een moge
lijkheid is om voor de panden die daarvoor worden verworven een subsidie van 80% te krijgen. Niet
ieder project wordt automatisch op deze wijze bejegend, maar er is een mogelijkheid om die 80%-re-
geling op een aankoop van panden toegepast te krijgen. Welnu, als hier in de sociale sector wordt ge
bouwd, dan zijn de grenzen van de bouwkosten zodanig afgepaald dat het project, als wij bezwarende
factoren als behoud van gevelwanden of behoud van gedeelten van panden of zelfs gehele panden invoe
ren, onuitvoerbaar is in de sociale sector. Het is misschien een kiezen tussen twee kwaden, maar het
"kwade", dat overblijft, betekent nog altijd dat er aan de Nieuweburen en aan de Monnikemuurstraat
een project kan ontstaan dat, mits vergezeld van goede architectonische begeleiding, wel van deze
tijd is maar in de toekomst de sympathie kan hebben van degenen die in Leeuwarden wonen.
Overdragen aan de woningbouwvereniging. Bij erfpacht en bij koop is vooral het punt belangrijk
welke mogelijkheden er voor de gemeenschap blijven om greep te houden op de gebeurtenissen in de
binnenstad. Welnu, als wij sociale woningbouw plegen, dan hebben wij in ieder geval een partner waar
mee het overleg op vrij gestructureerde wijze kan verlopen. Het veranderen van de bestemming van de
panden in een bestemming die anders is dan bij het totstandkomen, kan niet gebeuren dan na toestem
ming van de raad. Dit betekent dat de greep die wij op dit project hebben naar mijn gevoel voldoende
van omvang is om het op deze wijze te kunnen doen.
De heer Van der Wal: Ik heb begrepen dat het krijgen van de 80% subsidie, waarop dit afbraakplan
is gebaseerd, nog betrekkelijk onzeker is. In het geval de raad besluit tot aankoop - en daar lijkt het
wel op - en de 80% subsidie er komt, is het wel duidelijk dat het plan zal worden uitgevoerd. Wat ge
beurt er als wij de panden wel kopen en de 80% subsidie komt niet? Wat gaat er in dat geval met de
dan kennelijk onrendabele investering gebeuren? Is overwogen om dit complex na aankoop te splitsen
Het achtergedeelte, het bedrijfsgedeelte, bestaat eigenlijk alleen maar uit dak en muren. Hier zou
nieuwbouw kunnen worden gepleegd. Het voorste gedeelte kan dan als renovatiebouw worden aange
pakt. Is overwogen de verruimde subsidieregeling hier toe te passen? Men kan zo op 26 wooneenheden
een subsidie krijgen van ruim 1 1 miljoen gulden. Zijn die mogelijkheden overwogen? Waarom zijn
die mogelijkheden niet gekozen?
De heer Rijpma (weth.): Het project is noch in de ene sector noch in de andere sector haalbaar,
wanneer tot splitsing wordt overgegaan. Bij splitsing moeten wij ons erop voorbereiden dat bedragen,
zoals u bij andere punten van de agenda tegenkomt ten behoeve van stadsvernieuwing, opnieuw zul
len moeten worden uitgegeven. Mij lijkt het een goede zaak als wij in bepaalde incidentele gevallen
zeggen: zo moet het, zo kan het, het alternatief is minder aantrekkelijk. Ik geloof niet dat de aantrek
kelijkheid van dit bouwproject een ingreep in de stadsvernieuwingsfondsen wettigt. Vandaar dat het
college met dit voorstel is gekomen.
Wanneer de 80%-regeling onverhoopt - ik ga er niet van uit en hoef er ook niet van uit te gaan -
niet van toepassing is, dan zullen b. en w. tijdig bij de raad terugkomen met voorstellen die dan rele
vant zijn.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat de heer
P. D. van der Wal wenst te worden geacht tegen te hebben gestemd.
Punten 5 t.e.m. 9 (bijlagen nos. 511, 546, 512, 513 en 524).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 10 (bijlage no. 518).
De heer Schaafsma: Mijn fractie wenst geacht te worden tegen te hebben gestemd.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat mevrouw
M.A.D. Waalkens en de heren J.R. Bijkersma en J. Schaafsma wensen te worden geacht tegen te heb
ben gestemd.
Punt 11 (bijlage no. 463).
De heer Schaafsma: Ook nu wenst mijn fractie geacht te worden tegen te hebben gestemd.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat mevrouw
M.A.D. Waalkens en de heren J.R. Bijkersma en J. Schaafsma wensen te worden geacht tegen te heb
ben gestemd.
Punt 12 (bijlage no. 545).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 13 (bijlage no. 490).
De heer Knol: Voor ons ligt een voorstel om met R.S. Timmermans en Zoon BV een transactie aan
te gaan, waarbij de gemeente het huidige bedrijf van Timmermans koopt. Het bedrijf bestaat uit twee
delen. Eén deel is gesitueerd in het Lekkumerend. Dit deel hebben wij op dit moment niet nodig. Het
jndere deel ligt in Camstraburen—Zuid en is van strategische waarde voor de plannen voor een univer
siteit. Dit deel hebben wij dus beslist wel nodig. Het is begrijpelijk dat Timmermans probeert om zijn
hele bedrijf in de schadebepaling in te brengen. Het bedrijf is van plan om in de Hemrik opnieuw te
beginnen.
De overeenkomst tot schadeloosstelling tussen de gemeente en Timmermans is blijkens een rapport
van augustus 1978 van de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken te Rotterdam in 1978 tot stand ge
komen. Wij schrijven nu december 1979, er zit bijna anderhalf jaar tussen. De vraag is dan ook in de
eerste plaats: waar is dit rapport zolang gebleven? Waarom kon het niet eerder in de Commissie voor
iet Grondbedrijf worden behandeld? Dit is eigenlijk de aanleiding tot het ongenoegen, dat in mijn
ractie met betrekking tot deze transactie leeft. Het gaat ons namelijk om het feit dat deze raadsbrief
in deze raadsvergadering moest worden behandeld en dat wij geen tijd kregen om enkele zaken, waar-
oij vraagtekens konden worden gezet, eens op een ri.jtje te zetten. Het grootste vraagteken zetten wij
bij het feit dat bij de vaststelling van de schade op generlei wijze rekening is gehouden met de aanspra
een die BV Timmermans kan claimen uit hoofde van de Wet op de investeringsrekening. Ten tijde van de
onderhandelingen - vorig jaar mei of eerder misschien - was deze wet volop in de belangstelling. De
in's en out's waren al wel bekend, alleen de datum van inwerkingtreding niet. Toen het rapport werd
uitgebracht, was die datum wel bekend, namelijk 24 mei 1978. Bij ons rijst de vraag of bij de schade-
oosstelling de aanspraken uit hoofde van de WIR niet een rol moeten spelen. Hadden deze aanspraken
tenminste niet moeten worden opgenomen als p.m.-post? Er is namelijk een duidelijk verschil tussen de
vroegere fiscale faciliteiten en de WIR-premie. Deze premie zit duidelijk in de vermogenssfeer. Wij
vinden dat bij de schadeloosstelling vermogensaspecten zeker een rol moeten spelen. Nu hebben wij als