L 8 fractie is het moeilijk om een dergelijk bedrag te accepteren. Als wij op deze wijze doorgaan, is de pot voor de stadsvernieuwing binnen de kortste keren leeg. Anderzijds is dit voorstel al een lange tijd onderweg. Het was mogelijk beter geweest, als ook in het verleden deze opmerkingen duidelijker naar buiten waren gekomen. Wij kunnen echter niet op deze wijze maar doorgaan, want dan zal de pot op erg korte termijn leeg zijn. Wat zijn dan de alternatieven? Een van de alternatieven is inderdaad verkoop. De mensen die de panden kopen, kan dan een rehabilitatieplicht worden opgelegd. In de stad zijn enkele ervaringen hiermee opgedaan, die nog niet zo gunstig zijn. Ik zeg nadrukkelijk "nog niet", want wij hebben ten slotte nog maar weinig ervaringen op dit gebied opgedaan. Bovendien hebben wij, toen wij die panden verkochten, ook niet nauwkeurig opgelet of de mensen, die de rehabilitatie zouden moeten uitvoeren, dit ook deden. Met andere woorden, ik wil in zo'n geval pleiten voor een selectie van de kopers. Er zullen in ieder geval van tevoren besprekingen moeten worden gehouden met deze mensen. Pas als zij heel nadrukkelijk de wens te kennen hebben gegeven om de rehabilitatie uit te voeren, kan men tot verkoop overgaan. Ik weet wel dat dit nooit waterdicht te maken is. Het is niet veel meer waterdicht dan wij het nu hebben gemaakt en ook dat blijkt niet te werken. Toch zal het in voorkomende geval len op deze wijze moeten worden aangepakt. De gemeente kan het gewoon niet bestuiveren om op de ze weg door te gaan. In dit geval willen wij de huidige aanpak nog wel accepteren. Wethouder Eijgelaar heeft zich niet met dit voorstel akkoord verklaard. Hij vindt het bedrag van acht ton ook te hoog en hij bepleit zelfs om op de Westerplantage vervangende nieuwbouw te plegen. Dit is natuurlijk een straatgedeelte dat wel in dit stadsdeel thuishoort. Het is erg beeldbepalend. Men kan zeggen dat in het algemeen belang de acht ton moeten worden opgebracht. Dit argument kan men echter van toepassing verklaren op grote gedeelten van de binnenstad en als argument is het niet af doende. De wethouder bepleit vervangende nieuwbouw. Die gedachte hebben wij altijd verworpen, omdat wij vonden dat een zodanig beeldbepalend gedeelte van de stad toch wel hersteld moet worden. Persoonlijk denk ik weieens dat men met een goede architect bij de Westerplantage veel zou kunnen bereiken, misschien wel meer dan wat nu met de rehabilitatie wordt bereikt. Ik wil hier nu niet een pleidooi houden om dit te gaan doen, maar ik vind wel dat wij voortaan moeten overwegen of niet tot nieuwbouw moet worden overgegaan. Vanzelfsprekend moet een dergelijk voornemen wel voldoen aan allerlei voorwaarden, zoals een goede architect en een bouwheer die gevoel voor dit soort zaken heeft. Ik sluit dan mogelijkheden tot nieuwbouw in dit soort gevallen niet uit. Dit hebben wij zo ongeveer over dit voorstel te zeggen. Onze conclusie is dus dat wij het voorstel nu accepteren. Wij hikken met zijn allen aan tegen de onrendabele top van acht ton. Wij vinden dat voortaan verkoop onder rehabilitatieplicht de voorkeur verdient. Verder vinden wij nog dat mogelijk heden voor nieuwbouw, mits het verantwoord is, in soortgelijke gevallen in de beschouwing mogen wor den betrokken. De hear Miedema: Ik kin it fan herte mei alle wurden fan de hear Geerts iens wêze. Der hoech ik net op werom to kommen. As ik it goed bigrepen haw, dan giet syn fraksje akkoart mei it utstel sa't it hjir leit. Nou bin ik der net op tsjin dat hjir hwat bart en bin ik der foar dat dizze panden stean bliu- we, mar de wize, dêr't dizze huzen op rehabiIitearre wurde, haw ikrmyn twifels oer. Yn it foarste plak in opmerking oer it butenoansicht fan de huzen. As ik de tekeningen goed bi- sjoen haw, dan sit der op it pand op'e hoeke noch in forsierinkje. In tuorke is in great wurd, mar it is wol in oanset dêrta. Yn de plannen is dat weilitten. As wy it nou oer byldbipalend en oer rehabili- taesje hawwe, dan moat dat der dochs wer op komme. Ik stean der by it kolleezje op oan om dit dochs noch yn de plannen op to nimmen. Oars bliuwt it net hwat it wie. As men de tekeningen sjocht dy't by dit foorstel hearre, dan binne dizze huzen Ondingen om yn to wen jen. It spyt my dat ik it siz; de forkeapmoogl ikheden si lie der wol net greater fan wurde, mar dat kin ik ek net helpe. De underfordjipping is ien en al garaezje en treppehus. As men yn syn hus gean wol, dan moat men altiten sa'n steile trep op. Ik soe my foarstelle kinne dat mooglike keapers it hjir- troch ofwitte litte. De hear Geerts hie it oer rehabilitaesjeplicht. Dat giet nochal fier. Soks haldt ek yn dat der in boel tiid yn sitten giet en dat it wer op'e lange baen skoud wurdt. Ik soe de bilangjende wethalder wol freegje wolle hoe't hy der tsjinoan sjocht om de huzen earst net alhiel neffens it plan rehabilitearre op to leverjen, mar nou al in makelaer bisykje to litten se to forkeapjen. Ik leau dat soks better wur- ket as in iepenbiere feiling lyk as wy by de Nijebuorren dien hawwe. It liket my sinfol en skeakelje de makelaer nou yn. De butenkant wurdt dan lyk as it foorstel wol, mar hwa't in pand keapet, hat oer de yndieling, de ofbou, de materialen ensfh. folsleins ynspraek. Oer mear as minder kosten kin in bi- rekkening makke wurde. Wenjen is tige persoonlik, elts hat syn eigen wensfear en syn eigen bihoeften. As de huzen mei de beste bidoelingen hielendal kant en klear oplevere wurde, dan is der net ien dy't 9 it alhiel nei't sin hat. Dat witte wy nou al en dan sitte wy oan dy acht ton fêst. As men lykwols nou in makelaer freget om huzen to forkeapjen dêr't allinne de butenkant fan fêststiet en de yndieling al hiel nei eigen ynsjoch en smaek makke wurde kin, dan sjoch ik wol in mooglikheit. It liket my ta dat der neat op tsjin is. Hwat fynt de wethalder hjirfan en is hy ré om dit nou noch yn to bringen? Punt II fan it bislüt moat dan forfalle. Der stiet: "(besluit) burgemeester en wethouders op te dragen na rehabilitatie de verkoop op kostprijsbasis te onderzoeken." It wurdt dan net "na rehabilitatie", mar it bigjint moarn. (De Foarsitter: It giet dus allinne mar om dy twa wurdtsjes "na rehabilitatie", it hiele bislüt hoecht net skrapt to wurden.) As jo it graech wolle, dan bliuwt it stean, mar de yntinsje is wol düdlik oars. De heer Bijkersma: De heren Geerts en Miedema hebben ieder op hun wijze bezwaren geuit en in stemming betuigd wat het voor ons liggend plan betreft. Het komt eigenlijk op drie mogelijkheden neer. Het plan wordt aanvaard zoals het hier ligt: de panden worden te koop aangeboden en de uitvoering is als hier wordt omschreven. Verder is er een rehabilitatieplan dat zou moeten worden onderzocht. Ten slotte heeft de heer Geerts nog de suggestie gedaan van een acceptabele nieuwbouw onder leiding van een goede architect. De kern van de afwijzing van het voorstel ligt mijns inziens in dat wat de heer Eijgelaar erover heeft gezegd: wij moeten niet een zo groot bedrag uit het Fonds voor de Stadsvernieuwing hiervoor aan wenden. Op deze wijze raakt dit fonds snel uitgeput. Men zal het op een meer haalbare wijze moeten doen. Men zal moeilijk tot verkoop over kunnen gaan omdat, zoals bij het volgende punt over de uit gifte in erfpacht van de percelen met opstallen aan de Nieuweburen blijkt, verkopen op basis van kost prijs vandaag de dag niet mogelijk is. Ik neem niet aan dat dit binnen de kortste keren verandert. Dit is zeker niet het geval, wanneer men kijkt naar de bedragen die voor één woning gelden. Ik dacht niet dat iemand zo'n hoge prijs wil betalen voor een betrekkelijk klein perceel. Daarom geloof ik niet dat aanvaarden van het huidige plan juist is. In het rehabilitatieplan op zich heb ik ook niet veel fiducie. De heer Miedema heeft duidelijk naar voren gebracht dat dit alleen maar ellende met zich mee zal brengen. Bovendien zal het volgens mij een zeer langdurige kwestie worden. Ik wil wat dieper ingaan op de suggestie om onder leiding van een goede architect acceptabele nieuwbouw te creëren. Als de heren Geerts en Miedema spreken over het beeldbepalend karakter, dan hebben zij misschien gelijk als zij doelen op het feit dat deze huizen er al 50 of 60 jaar staan. Wat is echter een periode van 60 jaren op de eeuwigheid? Ik heb mijn twijfels over het beeldbepalend karak ter van de panden. In het begin van deze eeuw stonden er allemaal bomen. Ik wil hiermee niet zeggen dat wij er nu groenaanplant moeten hebben, maar ik bedoel te zeggen dat men niet vast moet houden aan het beeldbepalende van de panden. Ik kom dan automatisch terecht op het gebied van accepta bele nieuwbouw. Ik ben ervan overtuigd dat er vandaag de dag architecten zijn die een plan kunnen maken dat geheel in deze omgeving van Oldehove, gracht en andere gebouwen past. Wij overwegen om hier in tweede instantie nog iets dieper op in te gaan. Mevrouw De Jong: Ik ben met de heer Miedema en de heer Geerts van mening dat deze panden beeldbepalend zijn voor onze stad. Ik ben tegen vervangende nieuwbouw op deze plaats. De onren dabele top zit ik ook tegenaan te hikken. De mogelijkheid, die de heer Miedema heeft geopperd, vind ik het overwegen waard. De heer Van der Wal: Voor de variatie kan ik mij aansluiten bij de woorden van mevrouw De Jong. De heer De Pree (weth.): Ik kan mij goed voorstellen dat meerdere leden uit de raad wat aanhikken tegen een mogelijke - het is nog niet zeker - onrendabele top van acht ton. Dit gold ook voor het col lege. Terecht is opgemerkt dat wij op deze manier niet kunnen doorgaan. Het college is daar ook wel van overtuigd. Welke beleidslijnen hebben wij tot dusver gevolgd? Wanneer gingen wij zelf dergelij ke panden aanpakken, met alle eventuele financiële risico's van dien? Er waren eigenlijk twee beleids lijnen. Daar, waar het van belang werd geacht dat een rehabilitatie op gang kwam, pakten wij in een soort voortrekkersfunctie zelf panden aan. Ik denk bij voorbeeld aan Huizum-Dorp. Ook wanneer het om panden in een gebied ging dat architectonisch gezien kwetsbaar en zeker beeldbepalend was, pak ten wij panden aan. Nu is de moeilijkheid dat men over het begrip beeldbepalend eindeloos kan pra ten en eindeloos van mening kan blijven verschillen. Subjectieve factoren spelen hierbij namelijk al tijd een rol. De heer Bijkersma vond de panden aan de Westerplantage bij voorbeeld helemaal niet beeld bepalend. Hij koppelt het aan ouderdom van woningen en aan een bepaalde architectuur die waardevol kan zijn. Ik ben het met hem eens dat dit bij de panden aan de Westerplantage niet het geval is. Niet-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 5