26 dy dit fan de boargers freget, wol de taek hat om seis it foarbyld to jaen. Ik soe yn it ramt dêrfan nochris wize wol Ie op üs strjitforl jochting, op üs greate pleinen en op üs ütfalswegen. Dêr merke wy neat fan bisuniging. Ik wit best dat dit hwat bisuniging oanbilanget net tige bisunder is. As wy lyk- wols sjogge dat de oerheit net folie docht op alle terreinen dêr 't energy brukt wurdt, dan mei je wy wol iennige skrom hawwe om fan de boarger in bytsje ynleverjen to freegjen om ta dizze bisuniging to kommen. Dan wurdt der yn it riedsbrief praet oer de finansjes fan dizze opset. Dizze finansiéle aspekten binne tocht my tige wichtich, hwant yn dit gefal bi leste wy de gemeentlike smoargensforbranningsynstal- laesje mei in hiel greate saek. De finansiéle tsjïnfaIIers sille forantwurde wurde moatte yn de ge- meentebigreating. Wy hawwe to krijen mei in tige greate ynvestearring yn üs smoargensforbrannings- ynstallaesje, sunder dat wy oersjen kinne hoe't dit rinne sil. As ik sjoch dat de forheging fan 1% rin- te by it bigjin al in tokoart opleveret fan 1,2 miljoen goune op jierbasis, dan moatte wy tige düdlike ynformaesje hawwe ear't wy de krekte bislissing nimme kinne. Ik wol dan allinne noch sizze dat wy ré binne en jow it griene Ijocht foar neijer ündersyk, mar wol sille wy de neijere ynformaesje bisunder kritysk folgje. Yn it foarste plak op twa punten: de moog- like fortraging dy't it hawwe kin foar de Ontwikkeling fan Camminghabuorren en de finansiéle aspek ten. Op it earste punt binne wy net ré ta it dwaen fan ek mar ien konsesje. Hwat de finansiéle aspekten oanbilanget kinne wy mei forunderstellingen yn dizze miljoenesaek ta oansjen fan de gemeentebigrea- ting net sa folie. Wy sille nei eksakte sifers ta moatte en nei in tasizzing fan it ryk om de finansiéle risiko's foar de gemeente oanfurdber to meitsjen. Dat stiet ek yn it riedsbrief en ik soe dat understreek- je wolle. Ik soe einigje wolle mei itselde der't de hear Van den Eist mei einige is: sille wy in kdns fan slag- jen hawwe, dan moat der op hiel koarte termyn düdlikens komme. Oars is it in "verloren zaak". De heer Bijkersma: De heer Miedema heeft aan het eind van zijn betoog nog enkele belangrijke aspecten herhaald. Wij kunnen ons daarmee verenigen. De woningbouw in Camminghaburen mag op generlei wijze vertraging ondervinden van de realisering van eventuele plannen. Het tweede aspect is de financiële kant van de zaak. Mijn fractie kan zich wel verenigen met de uitwerking van een nader plan. Wel willen wij daarbij enige vraagtekens zetten, die eigenlijk ook al in de raadsbrief worden genoemd. Duidelijk zal moeten zijn dat de aanvoer van vuil voldoende is. Een ander vraagteken is nog dat één installatie in Camminghaburen op olie zal gaan werken. Dat is natuurlijk ook-een zaak die uitvoerig moet worden bekeken, gezien aspecten als geluidshinder. Een groot vraagteken is ook nog het aantal aan te sluiten woningen. In de raadsbrief wordt al geschreven dat dit aantal niet meer dan 3.000 zal bedragen, terwijl voor een rendabel geheel 3.700 woningen moeten worden aangesloten. Dit kan resulteren in een verlies. Als men daarbij nog de sterk wisselen de rentekoersen neemt, dan moet men de financiën natuurlijk goed in de gaten houden. Als op bladzijde 2 van de raadsbrief de vraag wordt gesteld of wij ons in principe met het plan kunnen verenigen, dan kunnen wij dat, namelijk in zoverre als uw principebeslissing bij de voorgaan de raadsbrief over stadsverwarming strekte: men kan er altijd van afwijken. Ik wil niet zeggen dat wij onmiddellijk achter het plan, zoals dat te realiseren is, staan, maar ik zeg wel dat wij een nadere uitwerking willen. Het eerste gedeelte was een verkennende fase. De heer Van der Wal: Zoals bekend mag worden verondersteld, is mijn fractie en was ook de frac tie waarvan ik in de vorige raadsperiode deel uitmaakte warm voorstander van stadsverwarming. Wij hebben ons op 3 april 1978 heftig verzet tegen het op dat moment niet door laten gaan van de aanleg van stadsverwarming voor Camminghaburen. Eigenlijk vind ik deze raadsbrief toch wel een bevesti ging van de juistheid van ons standpunt. Op pagina 2 van de raadsbrief, onder het kopje "werkgebied", staat dat blijkt dat er nu niet meer dan 3.000 woningen kunnen worden aangesloten, omdat de helft van Camminghaburen al volgebouwd moet zijn, wil de stadsverwarming van de grond kunnen komen. Dat scheelt een 1.500 tot 2.000 wo ningen, waardoor het wat de exploitatie betreft een stuk moeilijker wordt om de stadsverwarming nu nog rond te krijgen. Indertijd was voor ons een punt van kritiek dat een en ander te grootschalig, te centra listisch werd aangepakt. Wij hebben er toen al op aangedrongen om de vuilverbrandingsinstallatie, waar bij tot nu toe de vrijkomende warmte ongebruikt de lucht in gaat, erbij te betrekken. Bij dit plan is dit dan gebeurd, alleen, wij zijn nu bijna twee jaar verder en de haalbaarheid van het stadsverwar mingsplan is er niet groter op geworden. Ik kan de zorg van de heer Miedema best begrijpen, maar de toon van zijn verhaal was zodanig dat wij, als dit plan over pakweg een half jaar ter concretisering in de raad komt, naar mijn mening net als twee jaar terug ook nu weer van stadsverwarming moeten afzien. Dat is een te betreuren ontwikkeling, wij hadden inderdaad beter in april 1978 tot stadsver warming kunnen besluiten, dan hadden wij heel Camminghaburen erop kunnen aansluiten. De onze kerheden, op grond waarvan toen niet is besloten tot aanleg, zijn in feite alleen maar groter gewor den. Maar goed, het blijft het onderzoeken waard. Wij vinden het een heel sympathiek pogen om via deze manier van stadsverwarming tot energiebesparing te komen. Wij vrezen echter dat wij, nu wij al twee jaar hebben verloren, te laat zullen komen. Ik hoop dat die vrees niet terecht blijkt, maar dat zullen wij dan wel merken. Mevrouw De Jong: Ik vind het een zeer loffelijk streven dat het college komt met het voorstel tot onderzoek naar de mogelijkheid om de vrijkomende warmte van de vuilverbrandingsinstallatie te be nutten voor stadsverwarming. Toch, ondanks dit loffelijk streven, wil ik met klem verwijzen naar de verontrustende berichten die recentelijk rondom de vuilverbranding zelf worden gepubliceerd. In toe nemende mate wordt duidelijk dat de luchtverontreiniging door vuilverbranding tot nu toe onvoorzie ne gevaren voor de volksgezondheid oplevert. Ik wijs u op de uitkomsten van het onderzoek naar het afschaffen van de installatie van afvalverwerking in de Rijnmond en van een onderzoek naar een vuil verbranding van het Milieukundig Studiecentrum Groningen. De onderzoeken zijn nog incompleet. De discussies komen nog pas op gang, maar spreken alar merende taal van vreemde chemische verbindingen als dioxines. U gaat ervan uit dat in 1980 50.000 ton vuil wordt aangeboden, in 1986 100.000 ton, met een jaarlijkse toename van 2% tot 120.000 ton in 1996 bij volcontinu bedrijf. In het voorstel gaat u dus uit van meer dan een verdubbeling van de huidige capaciteit. De alarmerende berichten over deze materie vind ik een dusdanig beklemmend gegeven dat ik met klem wil bepleiten om deze gegevens in het onderzoek te betrekken, zodat wij tot een eerlijk en afgewogen geheel kunnen komen. Immers, uit mijn summiere informatie is geble ken dat wij, ook al benutten wij de warmte, blijven zitten met een afgassen van stoffen waar juist deze vreemde verbindingen in voorkomen. De heer Eijgelaar (weth.): Bij de behandeling van het plan tot aanleg van stadsverwarming in april 1978 hebben wij gezegd dat het niet doorgaan van het project, zoals het toen op stapel stond, niet betekende dat daarmee de stadsverwarming en de wil om energie te besparen van de baan zou den zijn. Daarna hebben wij een studie laten maken naar de mogelijkheden om de warmte van de vuil verbranding te benutten. Wij hebben de raad daarvan bij de behandeling van de energiebesparings nota in het afgelopen najaar in kennis gesteld. Die studie heeft uitgewezen dat stadsverwarming met gebruikmaken van de vuilverbranding mogelijk is. Waarschijnlijk zal het financieel een haalbare zaak zijn. De besparing is vrij groot. Ging het in 1978 om ongeveer 11 miljoen kubieke meter, thans gaat het in eerste instantie om 133 miljoen kubieke meter tot later 20 miljoen kubieke meter, omdat de bedrijven, die in de buurt van de vuilverbranding zijn gesitueerd, mogelijk een surplus - met na me in de zomerperiode - kunnen opnemen en gebruiken. Het spreekt bijna vanzelf dat de aspecten die twee jaar geleden uitvoerig aan de orde zijn ge weest en ook nu weer zijn genoemd, een heel belangrijke rol zullen spelen bij de realisering van dit project. De heer Miedema heeft uitdrukkelijk gewezen op het facet van stadsverwarming in relatie tot de woningbouw in Camminghaburen. Het spreekt mijns inziens vanzelf dat de woningbouw niet mag worden vertraagd. Het hoeft ook niet: als blijkt dat stadsverwarming in relatie tot de vuilver branding inderdaad mogelijk is, dan kan er vrij spoedig een begin worden gemaakt door eerst de hulp ketels in de wijk te bouwen en via deze installatie de stadsverwarming te starten, in een later stadium kan de vuilverbranding er dan op worden aangesloten. Er is ook nog gevraagd tot wanneer wij de tijd hebben. Om dit allemaal goed op een rijtje te zet ten en de mogelijkheden voor realisering uit te zoeken, zullen wij uiteraard dit hele project in rela tie tot de woningbouw bestuderen en te zijner tijd bij de studie naar de haalbaarheid aan de raad voor leggen. Daarmee kom ik meteen bij een punt dat de heer Van den Eist heeft aangesneden. Hij vroeg er voor te zorgen dat het een open systeem wordt, zodat men ook eventuele overtollige warmte van be drijven kan opnemen om die te benutten. Het is beslist de bedoeling om de transportleidingen zoda nig aan te leggen dat dit mogelijk is. Ook daarop komen wij terug. De heer Van den Eist ziet een duidelijk verschil tussen dit plan voor stadsverwarming en het plan van bijna twee jaar geleden, omdat men een nu volledig verloren gaande hoeveelheid warmte kan benutten. In de vorige conceptie moest men die warmte eerst zelf gaan opwekken. Dat is inderdaad het aantrekkelijke van dit project. Wij zullen dan ook waarschijnlijk door dit feit op een meer rendabele wijze tot exploitatie kunnen komen. Het is om die reden dat wij vanavond dit punt hier aan de orde stellen. De heer Miedema heeft gezegd dat wij grote zekerheid moeten hebben. Als ik hem goed heb begrepen, dan betekent dit meer zekerheid dan de vorige keer. Wij moeten werken met

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1980 | | pagina 14