4 De heer Van der Wal: Dit antwoord van de wethouder had ik ook wel kunnen bedenken. Ik heb ge vraagd of de gemeente bereid is om, als men dan geen andere mogelijkheden ziet, mee te werken aan een eventuele bedrijfsverplaatsing, voor zover dit in de mogelijkheden van de gemeente ligt. Ik denk ook wel dat de visuele afstand naar dit bedrijf nu groter lijkt, nu het op het plein zelf zo'n grote "rot zooi" is, dan wanneer het plein straks is opgeleverd. (De heer De Jong: Dat had ik nu willen zeggen.) Kijk 'ns aan. Het is wel de vraag of het bedrijf dan nog bestaat, als ik op de cijfers in de brief afga. Als er geen grotere bereidheid van het college komt om mee te werken aan een oplossing dan de wet houder heeft getoond, dan overweegt mijn fractie om die reden tegen het antwoord bij deze medede ling te stemmen De heer Eijgelaar 1 (wethIk begrijp het hele verhaal niet. Als er werk in uitvoering is, dan zit ten verschillende bedrijven moeilijk. Als die bedrijven in moeilijkheden zitten, dan is er natuurlijk een mogelijkheid om er in financieel opzicht een oplossing voor te vinden. Dit is bij de meeste bedrij ven bekend en waarschijnlijk ook bij dit bedrijf. Als de heer Van der Wal zegt dat de afstand nu visu eel groter lijkt, dan is dat natuurlijk zo. Dit bedrijf is echter niet het enige dat in moeilijkheden zit of zal komen. Als wij in deze situatie mee zouden werken aan bedrijfsverplaatsing, dan kunnen wij nog wat beleven! Ik denk dat er dan tientallen bedrijven komen die moeilijkheden hebben om zich aan te passen aan de gewijzigde situatie na het Verkeersstructuur- en Uitwerkingsplan, zoals dat door de raad is vastgesteld. Zo blijven wij nergens, zou ik zeggen. Deze kwestie is een en andermaal aan de orde geweest en ik meen dat hier op dit moment voor ons geen taak ligt. Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat mevrouw J. van der Werf en de heer PD. van der Wal wensen te worden geacht tegen te hebben gestemd. Sub N en O. Besloten wordt overeenkomstig de voorstellen van b. en w. De Voorzitter: Ik zou thans willen meedelen dat tweemaal twee raadsleden op grond van het gestel de in artikel 43 van het Reglement van orde een voorstel hebben ingediend, dat op zich buiten de orde is. Het voorstel is ingediend overeenkomstig de voorschriften zoals die in ons reglement zijn aangege ven. Beide Voorstellen hebben betrekking op de problematiek die in de vergadering van 18 december 1979 aan de orde is geweest, namelijk de vaststelling van de Verordening onroerend-goedbelasting Op grond van hetzelfde reglement moet ik de raad allereerst de vraag voorleggen of hij ermee instemt dat wij deze kwestie vanavond behandelen. De Raad stemt hiermee in. De Voorzitter: Dan moeten wij nog vaststellen wanneer wij de voorstellen zullen behandelen. Wij kunnen het nu doen of aan het slot van de vergadering. Ik stel voor om een en ander niet midden in de vergadering te doen. Het lijkt mij niet onlogisch om het eerst maar af te handelen. (De heer Knol: Kan het niet bij de begrotingswijzigingen?) Ik stel voor om het nu meteen af te handelen. Kan de raad hier mee instemmen? De Raad stemt hiermee in. De Voorzitter: Ik stel dan het probleem in één geheel aan de orde. Ik wil allereerst de initiatief nemers vragen om de voorstellen toe te lichten. Daarna krijgen andere raadsleden gelegenheid om hier over het woord te voeren De heer Knol: Het probleem is al uitgebreid aan de orde gevyeest in de raad. In concreto komt het hierop neer. Wij hebben de onroerend-goedbelasting aangepast en die aanpassing werkt nogal nadelig uit voor de gebruikers van woningen. Ik heb becijferd dat de verhoging, die voortvloeit uit de nieuwe onroerend-goedbelasting, 17% voor de gebruikers van woningen bedraagt. In de gedachtengang van mijn fractie was het zo dat de gebruikers van de woningen - merendeels huurwoningen - nimmer in de gelegenheid zullen worden gesteld om profijt te trekken van de economische waardestijging, die in feite er de oorzaak van is dat wij deze belasting zo'n eind omhoogschroeven. De eigenaren van wonin gen kunnen op een bepaald moment wel in de gelegenheid zijn om deze economische waardestijging te realiseren en daarom zeggen wij dat het logisch is om bij de vaststelling van de onroerend-goedbelas ting rekening te houden met deze economische waardestijging. 5 Om wat pijn van die stijging van 17% voor d&gebruikers van woningen weg te nemen, waren er |us twee ideeën. Ons voorstel was om via een verlaging van de retributie - de reinigingsrechten - rechtstreeks het voordeel bij de gebruikers van woningen te brengen. Dit heeft een aantal voordelen. Iii de eerste plaats komt het bedrag in principe terecht bij de mensen bij wie wij graag willen dat het terecht komt. In de tweede plaats kost het geen cent extra om dit te doen. Deze mensen krijgen een belastingverhoging van 5%. Wij sluizen door verlaging van de retributie de verhoging van de onroe rend-goedbelasting precies weer terug naar de gebruikers van woningen, de huurders. Een ander voor deel is in onze filosofie dat dit voordeel ook terechtkomt bij de mensen met wat lagere inkomens. Het Breekpunt met het voorstel van het CDA ligt bij woningen met een economische waarde van 75.000, Globaal kan men ook wel stellen dat de economische waarde van een huis in relatie staat tot het inko men. Wij zeggen dat ook in dit geval de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Fiscaal-technisch ben ik het met de opvattingen van het CDA wel eens; het is inderdaad een min der fraaie oplossing. In december is gezegd dat wij ons hiermee op een heilloze weg zouden begeven, maar ach, ik vind dat wat al te rigoureus gezegd. Dan het voorstel van het CDA. Deze partij zegt op de principiële toer te gaan. Als ik dat van die partij hoor, dan gaan er bij mij altijd kleine knipperlichtjes branden. (De Voorzitter: Ik zou graag wil len dat u alleen uw voorstel even toelicht. Het CDA kan dit zelfde dan daarna doen, waarna de discussie volgt.) Het is toch onderwerp van discussie? Ik mag toch wel de nadelen van het voorstel van de te genpartij noemen? (De Voorzitter: Ik vind het juist dat beide partijen hun voorstellen toelichten; de iscussie kan daarna loskomen.) De hear Miedema: De hear Knol kin yn twa ynstansjes réagearje op us ynlieding. (De heer Ten Brug (weth.): Met toestemming van de heer Miedema!) Ik freegje my winliken of oft dit allegearre ne- Bich is. Wy hawwe hjir lesten in dei en in joun oer praet. De foorstellen lizze op tafel, ik soe sizze, Itimme mar. Der komt it dochs op del en der is net ien yn dizze seal dy't mear hwat nijs fortelle kin. De Voorzitter: Dat is dan de toelichting van CDA-zijde. (Gelach) Als niemand behoefte heeft aan verdere discussie hierover, dan zijn wij gauw klaar. Ik constateer dat men akkoord gaat met stemming op dit moment. Ik moet dan bekijken wat het meest verstrekkende voorstel is. Dat is het voorstel van Ce Partij van de Arbeid, want die partij wil heel wat anders dan wat de koers tot op dit moment was. (De heer Knol: Maar het kost veel minder.) (Gelach) Dat is niet aan de orde. Laten wij daar nu maar fiiet over discussiëren, want dat zou weieens niet zo verstandig kunnen zijn. In ieder geval breng ik het voorstel van de PvdA het eerst in stemming. Het voorste! van de heren Knol en Geerts wordt bij handopsteken aangenomen met 18 tegen 17 stem men. De Voorzitter: Omdat dit voorstel nu is aangenomen, hoeft het voorstel van het CDA niet meer in stemming te worden gebracht. Dan komt nu de consequentie van een en ander aan de orde. U hebt een papier op uw tafel gevon den, waarop de dekking van dit voorstel wordt aangegeven. Ik vraag u of dezelfde meerderheid die met het voorstel van de PvdA heeft ingestemd, ook kan instemmen met het bijbehorende dekkingsvoorstel Het gaat om een tweetal formele besluiten, genummerd la en Ib, als consequentie van het aangenomen initiatiefvoorstel van de PvdA. De voorstellen van b. en w. worden bij handopsteken aangenomen met 18 tegen 17 stemmen. Punten 3 t.e.m. 8 (bijlagen nos. 36, 37, 32, 39, 31 en 33). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 9 (bijlage no. 40). Mevrouw Brandenburg-Sjoerdsma: Aan de orde is de vestiging van kantoor- en bedrijfsbebouwing met bijbehorende terreinen voor het Provinciaal Electriciteitsbedrijf in Friesland (PEB) in Cammingha- buren-Zuid. Bij de behandeling van dit punt in de besloten zitting van de Commissie RO - het ging om een advies aan b. en w. - hebben de PvdA-leden van deze commissie zich tegen dit voorstel ver klaard. Op dit moment spreek ik namens de fractie, met uitzondering van de wethouders en de heer KnoL

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1980 | | pagina 3