14
oan my lizze, mar ik tocht dat it in frij normale saek wie sa't it gien is. Ik soe my der folie mear oan
steure, as it kolleezje in oanfraech kriget en skriuwt dat men it net wit yn sté fan dat men foar of tsjin
is. Sa'n oanfreger moat in andert hawwe. It kolleezje seit dan dat it yn prinsipe ré is en wurkje oan
fêstiging mei. Dat haldt yn dat it de ried foarlein wurdt. De taek fan it kolleezje is om it foarwurk
dêrfoar to dwaen, sadat de ried oardielje kin. Ik haw it sapas ek bisocht to forwurdzjen: soks hat it
kolleezje op in treflike manear dien. De tarieding is sa bard dat de ried yn folie frijheit de konse-
kwinsjes fan syn bislissingen oersjen koe. It is my dan net dudlik hokker probleem mefrou Brandenburg
op dit stuit boppe wetter helle hat. It kin allinne wêze dat hja seit dat dit brief skreaun is sunder dat
it yn syn totaliteit yn it kolleezje oan de oarder west hat. De forantwurdlikens dêrfoar leit binnen
it kolleezje en der wol ik my net mei bimuoije. Dat it kolleezje yn prinsipe in bislissing nimt, foar
wurk docht en opdrachten jowt oan de tsjinst om mooglike foorstellen dy't ta düdlikens foar de
Kommisje RO tsjinje kinne, haw ik allinne mar wurdearring foar. Op dat momint hawwe wy yn
de gearkomste fan de Kommisje RO yn folie frijheit diskussiearreWy hienen doe hielendal net - en
nou noch net - de yndruk dat wy op dat momint foar in foldongen feit set waerden. It kolleezje die
it foorstel: dit is de oanfraech, sa kin it wurde, kommisje advisearje üs. Nou, dat hawwe wy dien.
Wy sizze: set it der mar del.
De Voorzitter: Ik wil even de volgorde van sprekers onderbreken om iets te zeggen. Ongeacht de
vraag of de brief "magnifiek" is, één ding staat vast. Met die brief hebben wij de raad niet gebonden.
Dat is het enige probleem dat belangrijk is. Het college zal hier straks niet meer op reageren.
De heer Bijkersma: Wij hebben dat ongebonden zijn van de raad ook helemaal niet in twijfel ge
trokken. Ik wil eigenlijk niet lang meer over deze zaak discussiëren. Ik vind dat de wethouder nuch
ter en zakelijk antwoord heeft gegeven. Dit antwoord lag eigenlijk al besloten in de nota van het
Grondbedrijf en in de nota's betreffende de vestiging in Camminghaburen
Eén opmerking wil ik nog kwijt, omdat ik die graag in de notulen van deze raadsvergadering wil
hebben vastgelegd. In de Commissie voor het Grondbedrijf ben ik niet akkoord gegaan omdat ik de
prijs van 150,per m2 een redelijke prijs vond. Ik ben akkoord gegaan uit politieke overwegingen,
namelijk om de zaak niet verdeeld te laten stemmen waardoor dit kon worden afgeketst. Dat is de re
den en het was niet de redelijkheid van de prijs. Mijnheer Van der Wal heeft dat gezegd en ik wil mij
hier graag van distantiëren.
De heer Van der Wal: Ik wil beginnen met te zeggen dat ik mij de boosheid van mevrouw Bran
denburg als woordvoerster van de PvdA-fractie levendig kan indenken. Ik zal niet al haar argumen
ten herhalen. In de algemene beschouwing zijn wij vrij uitgebreid op dit soort zaken ingegaan. Ik
heb toen ook de prijsstelling en het principe-akkoord aangevochten, hoewel ik toen van de brief van
maart 1979 niet op de hoogte was. Ik heb dat toen al bij voorbaat aangenomen. Dit is toen categorisch
door de voorzitter van het college naar ik mag aannemen namens het college ontkend. Ik begrijp dan
ook niet dat de heer Miedema er nog eens op terugkomt en in zijn eerste instantie zegt dat het colle
ge al een prijs had genoemd. In alle openbare vergaderingen van de raad in december heeft de voor
zitter dit al categorisch ontkend. Waar blijven wij, als zelfs al de CDA-woordvoerder de woorden van
de voorzitter van de raad in twijfel gaat trekken? Dat kan dus niet opgaan.
De wethouder heeft met name ten aanzien van de prijs erkend dat die op grond van heel zakelij
ke motieven, verband houdende met het overige bedrijventerrein en het wervend karakter enz. van
Camminghaburen, tot stand is gekomen. De heer Miedema noemde in zijn eerste instantie dat hij het
een slechte zaak vond indien wij als gemeente het PEB als nutsbedrijf op hogere kosten jagen. Dat
doen wij als gemeente helemaal niet. Wij hebben het PEB een zeer voordelig gebied op de Hemrik
aangeboden. Als de provincie, die daarvoor de verantwoordelijkheid draagt, desondanks in Cammin
ghaburen wil gaan zitten en ons om een prijs vraagt, dan zijn wij volkomen vrij om een prijs te bere
kenen die in overeenstemming is met het hoogwaardig karakter van die kantoorvestigingsplaats. De
heer Knol heeft ook al uitgelegd dat die calculatie-prijs een gemiddelde prijs over de volledige 9 ha
is en dus helemaal geen basis hoeft te zijn voor een kantoorvestiging, die niet volgens de oorspronke
lijke bedoeling is - dat is iets wat ik met mevrouw Brandenburg onderschrijf - en op zeer zakelijke
basis wordt beredeneerd. (De hear Miedema: De wethalder hat ütlein dat 125,per m2 foldwaen-
de wie, om't it PEB syn eigen wegen en sa oanleit.) Aan de andere kant heb ik proberen duidelijk
te maken dat wij in het resterend gebied van Camminghaburen het dientengevolge mogelijk willen
maken dat zich daar meer kleinschalige en op de wijk gerichte bedrijven vestigen. Om die reden,
die een intensiever stratenaanleg en relatief gezien een lagere grondprijs inhoudt, willen wij een
hogere prijs berekenen, om de kans te vergroten dat de kleinschalige bedrijven in Camminghaburen
komen.
Dan nog enkele planologische opmerkingen. Ik sluit mij aan bij het verzoek van mevrouw Bran
denburg om erop aan te dringen dat de doordringbaarheid van het PEB-gebied zo veel mogelijk wordt
nagestreefd en dat er ook bij het ontwerpen van het gebouw duidelijk rekening mee wordt gehouden.
Later moet men niet kunnen zeggen dat het gebouw er niet op is berekend om vreemden op het terrein
te hebben.
In het voorbereidingsbesluit dat wij hiertoe moeten treffen, wordt niet exact aangegeven waar
het hoogte-accent van de hoogbouw is gelegen. Dit is nog onderwerp van nadere studie. Ik wil er
dan toch wel op aandringen om die hoge bebouwing zo veel mogelijk naar het westen, naar de kant
van de stad en van de wijk af, te realiseren; de maquette geeft dat ook al aan.
Mevrouw De Jong: Ik wil alleen reageren op de bewuste brief. De voorzitter heeft gezegd dat
de raad niet gebonden is door die brief. Nou, dat is heel begrijpelijk. Ik wil zeggen dat ik de boos
heid van mevrouw Brandenburg volledig kan begrijpen en ook volledig onderschrijf. Ook ik vind het
een zeer merkwaardige zaak dat wij, als het college op 23 maart 1979 een brief verstuurt waarin a;
DSO opdrachten wordt gegeven, een paar maanden later het college advies moeten uitbrengen in eon
besloten commissievergadering. Ik vind dit een zeer merkwaardige zaak en ik krijg het gevoel aat dit
van de zijde van het college gezegd is met gesloten vizier.
De Voorzitter: Dit neem ik u toch wel wat kwalijk. Er gaan talloze brieven van het college uit ten
behoeve van allerlei onderhandelingen. Ik heb met veel nadruk gezegd dat u per se niet gebonden bent
aan die brief. U hebt van onze kant niet gehoord dat u ons zou desavoueren wanneer u een andere
prijs vaststelt. Daarom heb ik mevrouw Brandenburg zopas geïnterrumpeerd, terwijl ook de heer Mie
dema hierover een opmerking heeft gemaakt. Wij hebben iets meegedeeld en de raad is volledig vrij.
Ik hoop dat u straks na de pauze die akelige uitdrukking van "met gesloten vizier" terugneemt. Wij
kunnen het best oneens zijn over de procedure, maar die uitdrukking vind ik bijzonder naar. U kunt
er echter na de pauze op reageren.
Mevrouw De Jong: Ik wil die uitdrukking terugnemen, maar het hele punt is dit. U gaat bepaalde
besprekingen aan en een paar maanden later gaan wij u in een besloten commissievergadering van ad
vies dienen. Ik meen dat dit ook het punt is waarover mevrouw Brandenburg valt. Waarom ons dan
niet eerder van de gang van zaken op de hoogte gesteld? Mag ik het dan zo stellen? (De Voorzitter:
Ja, dat is akkoord, dat vind ik heel iets anders.)
De Voorzitter schorst, om 21 .10 uur, de vergadering voor de pauze.
De Voorzitter heropent, om 21.45 uur, de vergadering.
De Voorzitter: Ik stel voor onze werkzaamheden te hervatten. Ik stel verder voor dat wethouder
Rijpma nog een reactie geeft naar aanleiding van de discussie in tweede instantie, voor zover het
dingen betreft die niet al in eerste instantie zijn besproken en die in het interruptiedebat over en
weer vlak voor de pauze niet al zijn afgehandeld.
De heer Rijpma(weth.)Nog één opmerking over de grondprijs. Ik dacht niet dat wij hierover
nog weer inhoudelijk moesten discussiëren. De achtergronden zijn voldoende bekend. Wij moeten de
stemming in de raad afwachten om te zien welke visie de meeste "aanhangers", als ik het zo mag
zeggen, zal vinden.
Er is gevraagd naar de eventuele doordringbaarheid van het gebied. Op dit moment kan ik daar
weinig van zeggen. Het enige dat ik kan toezeggen, is dat ik dit punt ter sprake zal brengen. Het
gaat bij dit agendapunt om een principe-uitspraak. De verkoop van dit terrein kan in de raad terug
komen, op het moment dat provinciale staten beslissen dat dit terrein zal worden aangekocht. Dan
ook kunt u mij vragen om verantwoording af te leggen over het feit dat die doordringbaarheid wel
een bereikbare mogelijkheid is of een minder goede of een op vele bezwaren stuitende mogelijkheid
c.q. onmogelijkheid is.
Er zijn meerdere opmerkingen gemaakt, maar ik denk dat er nog weieens gelegenheid is om op
een aantal punten, in andere sfeer en in andere samenstelling, terug te komen.
De Voorzitter: Ik stel voor de discussies nu te besluiten. Allereerst is er dan het amendement, een
voorstel tot wijziging van het voorstel van b. en w. Ten aanzien van lid b van het voorstel wordt voor
gesteld om de prijs van 125,per m2 te verhogen tot 150,per m2. Ik breng allereerst dit amen
dement in stemming.