20
want beide visies zijn op tafel gekomen. Binnen de wijk is men Het niet met elkaar eens, dat is ook
begrijpelijk. Tegengestelde belangen spelen immers een rol, namelijk de belangen van de school en
de belangen van de buurtorganisaties. Wanneer iedereen gelegenheid heeft gehad om zijn mening naar
voren te brengen - daar gaat het om bij inspraak -, dan is het volgens het principe van de geschei
den verantwoordelijkheden de raad die bestuurlijk gezien een knoop moet doorhakken. Dat is dan ook
de bedoeling van het voorstel dat vanavond voor u ligt. Het doorhakken van de knoop is altijd moei
lijker wanneer de inspraak niet een eenduidig resultaat geeft te zien. Vanavond is dat het geval en
ik vind niet dat de raad daarvoor uit de weg moet gaan, maar ik neem tegelijkertijd aan dat hij dit
niet van plan is.
De heer Heere heeft voorts een aantal vragen gesteld. Zo heeft hij gevraagd waarom de betrok
kenen niet in de vergadering van de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden aanwezig zijn geweest.
De tijdstippen van de vergaderingen van alle commissies zijn bekend, de agendapunten echter niet.
Onlangs heeft de raad een voorstel aangenomen, waarmee dit bezwaar is ondervangen. De betrokke
nen zijn wel aanwezig geweest bij vergaderingen van andere commissies. Het is overigens niet zo dat
de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden niet wist wat er aan de hand was, want alle stukken van
de hoorzitting en de reacties tijdens die bijeenkomst waren ter kennis gesteld van de commissie. De
commissie wist dus wel wat er speelde en welke overwegingen in de wijk leefden.
Wat is het gevolg als er vanavond geen beslissing valt, was een volgende vraag. De gevolgen
kunnen nogal groot zijn. U weet dat dit gebied een uitvoeringsgebied in het kader van de ISR is.
Dank zij de ISR zijn er ook financiële middelen beschikbaar voor het inrichten van een kleinschali
ge wijkaccommodatie. Wanneer er vertraging zou optreden, kan dit tot gevolg hebben dat het hele
feest, in ieder geval wat de buurtvoorziening betreft, niet doorgaat. In juni moeten de uitvoerings
plannen in de raad worden vastgesteld om vervolgens te kunnen worden ingediend en tot uitvoer te
kunnen worden gebracht. Wat de buurtaccommodatie betreft is er dan geen uitstel meer mogelijk.
Met betrekking tot de school is er alleen maar sprake van schetsplannen, voor de buurtvoorzie
ning zijn er zelfs nog geen schetsplannen. Ik wil de raad graag toezeggen dat bekeken zal worden
of er in de precieze situering van de buurtvoorziening in relatie tot de school verschuivingen moge
lijk zijn. Ik praat dan wel over het gebied zoals dat in de raadsbrief nader wordt aangeduid. Deze
verschuivingen zouden dan zodanig moeten zijn dat bepaalde negatieve effecten, die het huidige
schetsplan voor de.school zou kunnen hebben, kunnen worden ondervangen. De raad legt zich van
avond niet vast op de precieze situering, maar wel op de globale situering. Op het in de raadsbrief
aangeduide terrein wordt ruimte gereserveerd voor een buurtvoorziening. Of een en ander nog iets
anders kan worden gedaan, is een kwestie die wij nader zullen onderzoeken en, indien mogelijk,
verwezenlijken.
De heer Heere heeft ook nog gewezen op de relatie tussen welzijn en zaken als ruimtelijke or
dening en volkshuisvesting. Als men immers een andere plek voor een buurtvoorziening wil zoeken,
dan kan die niet worden gevonden zonder een aantal woningen "weg te poetsen", willen wij tenmin
ste geen uitstel en daarmee wellicht afstel riskeren. De relatie tussen welzijn en harde zaken als
ruimtelijke ordening en volkshuisvesting vormt inderdaad een probleem. Dit is reeds meermalen hier
in de raad gesignaleerd. Op het ogenblik is de Commissie Een goede raad bezig om de vraag hoe de
welzijnskant meer te betrekken bij de andere aspecten die in wijk en buurt een rol spelen, meer
gestalte te geven. Wat dat betreft kan ik de vraag van de heer Heere geheel onderschrijven. Het is
echter niet een Leeuwarder probleem; ook elders was het zo dat het welzijn een aparte sector vormde
die niet zo gek veel had te maken met andere facetten van het beleid. In het collegeprogram staat
hierover ook het een en ander. Ik meen dat wij op de goede weg zijn om aan de vroegere situatie een
einde te maken.
De heer Buising heeft gezegd dat er weliswaar bezwaren van de zijde van het onderwijs tegen de
plannen zijn, maar dat men daar minder zwaar aan moet tillen vanwege het feit dat de activiteiten
in de buurtvoorziening over het algemeen niet tijdens de schooluren zullen plaatsvinden. Overdag
zullen er activiteiten zijn, waarvan ook ik niet inzie dat die veel bezwaren voor de school met zich
mee zullen brengen. Wel constateer ik dat de situatie vanuit de school geredeneerd niet maximaal is,
maar gezien de aanwezige mogelijkheden wel optimaal. Het zijn wellicht wat kreten, maar ik ben het
met de heer Schaafsma eens dat deze keuze noodgedwongen is gemaakt. Men kan op dit terrein een
buurtvoorziening realiseren en de andere partij moet daarvoor iets inleveren. Men moet dan proberen
om de negatieve kanten daarvan zo veel mogelijk te beperken. Ik zeg ook toe dat bij het plan voor
de buurtaccommodatie de mogelijkheden voor isoleren ter voorkoming van overlast zeker zullen wor
den meegenomen, zoals wij dat ook in andere buurten en wijken proberen te doen. De onderwijskun
dige bezwaren hoeven in dat geval niet zo zwaarwegend te zijn dat moet worden gezegd dat het plan
niet kan doorgaan.
21
Mevrouw Van der Werf vond het juist erg positief wat hier gebeurde. Men zag hier volgens haar
in bouw een integratie van school en buurt gerealiseerd. Zij heeft gezegd dat wij hier in Leeuwarden
veel meer die kant op moeten en heeft daarbij het voorbeeld van het Karregat in Eindhoven genoemd.
Ik ben het wel met haar eens, maar aan de ander kant moet men zulke dingen niet doen wanneer er
te grote praktische problemen aan blijken te kleven. Als wij in de toekomst in een andere wijk of
buurt voor dit soort problemen komen te staan, zal men het naar mijn mening wel voorzichtig moeten
doen. Wel is integratie van school en buurt op papier prima mogelijk, maar in de praktijk blijkt dat
niet iedereen daarover staat te juichen. Het onderwijs moet wel iets inleveren, maar misschien min
der dan nu lijkt. Het gaat hier om een schetsplan, dat wij nader zullen bekijken. De bezwaren van
het onderwijs zijn in ieder geval niet zo zwaarwegend dat de school en de onderwijsactiviteiten wer
kelijk in het gedrang komen.
De heer Heere: Nog een paar korte opmerkingen. Ik kom nog even terug op de kwestie van de in
spraak. Het lijkt - ik zeg dit met nadruk - dat de wethouder zoëven beweerde dat inspraak pas ech
te inspraak is als men het niet met elkaar eens is. Dat lijkt mij niet de bedoeling te zijn. Zijn bedoe
ling zou kunnen zijn geweest aan te tonen dat men aan het feit dat men het niet met elkaar eens is
pas goed zou kunnen zien dat er inspraak is geweest. Op zichzelf lijkt mij ook dat niet te bewijzen.
Het gaat naar mijn mening namelijk om de vraag of de bewoners, die bij de inspraak betrokken zijn
geweest, het idee hebben gehad dat zij reëel bezig zijn geweest met het betrokken worden in een
proces van het maken van keuzen, waarin hun mening op dat moment nog echt meedeed. Als ik
dan in de Leeuwarder Courant van 7 maart lees en overigens ook elders heb gehoord dat mensen - wie
dat zijn, hebt u kunnen lezen - zeggen: "wij zijn dom gehouden; inspraak? dat hebben wij nooit gehad;
de buurt wist van niets; wij zijn bij toeval achter de plannen gekomen", dan zeg ik niet dat dit zo is,
maar wel dat die mensen dit beweren en dus de indruk hebben dat zij op een of andere manier niet gefunc
tioneerd hebben in de inspraakprocedure. Of de schuld daar ligt, waar men meent dat hij ligt, laat ik
dan in het midden, maar ik heb in eerste instantie bedoeld te zeggen dat wij ons nadrukkelijk moeten
realiseren dat inspraak niet iets is van: zeg maar wat je op je hart hebt en wij zullen weieens kijken wat
we ermee doen, maar dat men de mensen duidelijk moet aantonen dat wat zij zeggen meegewogen wordt
en dat dit telt.
De kwestie van de integratie van welzijn en de andere aspecten schuift de wethouder - ook wel
een beetje terecht, hoor - naar de Commissie Een goede raad, zoals wel meer dingen naar die com
missie worden geschoven. Ik hoop dat wij er uitkomen. Ik heb daar overigens wel zorg over, moet ik
zeggen. De wethouder verwijst ook naar het collegeprogram. Dat vind ik wel interessant, want daar
in staat bij voorbeeld dat alternatieven, die door de bevolking worden aangedragen, even goed onder
bouwd bij de raad moeten worden aangevoerd als die van de projectgroepen. Dat staat er, maar in dit
geval is het niet gebeurd. In dat verband kan ik het collegeprogram hier niet helemaal plaatsen. (De
heer Geerts: Dat stond niet in het collegeprogram, het stond in het concept van de Commissie Een goe
de raad, waar u het uit hebt gehaald. Ik weet niet of u zich dat nog herinnert.) U kent mij een veel
grotere macht toe dan ik in wezen bezit, maar als u zegt dat ik dat voortaan kan, dan zal ik daar
graag gebruik van maken.
De slotsom van mijn verhaal is deze. Een deel van mijn fractie had, gelet op datgene wat ik heb
gezegd over inspraak en de daarbij gevolgde procedures, erg veel moeite met het voor stemmen op
dit punt. Die moeite is waarschijnlijk niet kleiner geworden na de uitleg van de wethouder. Daarom
wil ik vragen om stemming over het tweede gedeelte van het besluit. Ik neem aan dat een deel van
mijn fractie zich niet met dit gedeelte van het voorstel kan verenigen.
Mevrouw Van der Werf: Eén opmerking moet mij van het hart. Ik verbaas mij erover dat de woord
voerder van het CDA bij dit raadsvoorstel met een heel betoog over de inspraak komt en het functio
neren daarvan ter discussie stelt. Dit, terwijl bij het vorige raadsvoorstel, waar de bewoners een eens
luidende mening hadden, het CDA de standpunten van de bewoners naast zich neerlegde. Was de mo
tie, die zojuist in stemming is geweest, niet aangenomen, dan hadden de bewoners van Snakkerburen
veel meer recht gehad om woorden te gebruiken als de heer Heere nu heeft geuit.
De heer Heere: Bij wijze van interruptie wil ik nog even het volgende opmerken. De heer Geerts
heeft gezegd dat wat ik zoëven stelde niet in het collegeprogram voorkwam. Ik wil het collegepro
gram dan toch even citeren, want het staat er wel in. (De Voorzitter: U hoeft het niet te citeren, een
verklaring is al wel voldoende.)
De heer Schaafsma: Als sommige leden van de raad met het collegeprogram beginnen te zwaaien,
dan is de noodrem-procedure aan de orde.