32
de stichting oanjowne tokoart oer 1979 fan 79.006,48, forwachte wurde mei dat unge-
fear de helte fan dit tokoart dutsen wurdt troch de yn de stichting dielnimmende tsjerken
en Humanitas,
bislüt de Stichting Maatschappelijke Dienstverlening Leeuwarden oer it jier 1979 in ek-
stra subsydzje to forlienen fan de helte fan it tokoart oer dat jier, mei in maksimum fan
39.000,
Ik hie ynearsten de bidoeling om der noch eat yn to setten hwat it jier 1980 oanbilanget, mar nei oer-
liz mei oaren haw ik foun dat soks net hoegde en dêrom biheinet de moasje him ta it jier 1979. Hwat
1980 oanbilanget sil der praet wurde moatte mei de stichting. (De Foarsitter: It is mar even in fraech,
mar komt der dan in folgjende moasje?) Dat hinget fan de omstannichheden of, der wol ik nou noch
net hwat fan sizze. De stichting jowt yn it leste brief wol bipaelde oanwizings.
De heer Schaafsma: Ik neem aan dat de brief van 25 maart van de Stichting Maatschappelijke Dienst
verlening Leeuwarden bij de discussie kan worden betrokken. In plaats dat deze brief mij een en ander
duidelijker maakt, wordt het wat mistiger. Wethouder De Vries wordt nogal wat keren genoemd en
daarom lijkt het mij toch wel verstandiger om aan de hand van die brief de vragen aan het college te
stel len
Het college zegt dat de aanstelling van de twee parttime m.b.o.-krachten en een extra admini
stratieve kracht zonder overleg met de subsidiërende overheid is gebeurd. De Stichting Maatschappe
lijke Dienstverlening zegt dan dat dit niet helemaal juist is. Ik vraag mij af of het dan wel helemaal
juist is als de brief niet vervolgt met het beantwoorden van de vraag waar het wel juist is en waar het
niet juist is. Men stelt dat er gesprekken zijn geweest tussen wethouder De Vries en vertegenwoordi
gers van de stichting, waarin de financiële problemen van de stichting zijn besproken. Mijn vraag aan
de wethouder is dan ook deze. Is er ten aanzien van formatieplaatsen iets toegezegd? Zijn er ten aan
zien van formatieplaatsen besprekingen geweest of is uitsluitend de algemene financiële problematiek
ter sprake geweest? Ik vraag expliciet of in dat gesprek iets is gesteld ten aanzien van de twee part
timers of één volledige m.b.o.-kracht en de administratieve kracht.
Als ik aanneem dat het gesprek tussen de wethouder en vertegenwoordigers van de stichting ver
lopen is zoals ik mij dat ongeveer voorstel, namelijk dat er geen sprake is geweest van toezeggingen,
dan is men toch overgegaan tot het aanstellen van twee parttimers. Men heeft dit gedaan, zo zegt
men, in de verwachting dat de bezuiniging die in den lande was voorgeschreven bijna bereikt was.
Ik vraag dan wat het woordje "bijna" in dit verband betekent. Terwijl de bezuiniging niet is bereikt,
gaat men dus toch over tot benoeming, hoewel men mag aannemen dat het niet mogen benoemen nog
doorzet tot die bezuiniging wel is bereikt. Als de bezuiniging bijna bereikt is, kan men tenslotte aan
nemen dat de zaak op een gegeven ogenblik wordt afgewezen.
Ik wijs nog een keer op het gesprek met wethouder De Vries, waarin de financiële problemen aan
de orde zijn gekomen. In de laatste alinea van de eerste bladzijde van de brief stelt men dat men "on
danks het gesprek met wethouder De Vries nog niet doordrongen was van de ernst van de financiële pro
blematiek in den lande." Ik vraag dan waartoe het gesprek anders gediend kan hebben dan om de fi
nanciële problemen te bekijken. Toch is men niet doordrongen van de ernst van de financiële proble
matiek. Nee, in de laatste regel van de brief zegt men zelfs tot uitdieping van de dienstverlening
over te gaan, omdat men drempel-verlagend werk gaat doen. Er wordt gezegd dat dit in het uitgestip
pelde beleid past. Ik vraag dan door wie dat beleid is uitgestippeld. Door de Stichting Maatschappe
lijke Dienstverlening in overleg met de wethouder? Of is het een apart uitgestippeld beleid? Of is
het beleid zo vaag gestippeld dat niemand meer weet hoe het ontstaan is? Ik vraag mij toch af waar
over het gesprek met wethouder De Vries is gegaan.
In het midden van de brief staan enige zinnen waardoor het mij helemaal duister wordt. Men re
deneert daar dat men de m.b.o.-krachten kon betalen uit de bijdrage van de kerken, terwijl op de
eerste bladzijde van de brief nog steeds de verwachting wordt uitgesproken dat men een en ander zou
kunnen verwezenlijken uit subsidie uit de landelijke subsidiekraan. Volgens mij is dit in tegenspraak
met elkaar. Ik vraag mij af of wij, voordat wij ja of nee tegen dit voorstel zeggen - wij hellen voor
lopig echt wel over tot "nee" en wensen de motie van het CDA nu niet te steunen -, niet eerst op
heldering moeten krijgeft over wat er nu precies is besproken tussen de Stichting Maatschappelijke
Dienstverlening Leeuwarden en wethouder De Vries in het bewuste gesprek. Deze kwestie is immers
eigenlijk ontstaan naar aanleiding van dat gesprek. Ik kan mij haast niet voorstellen dat toen iets is
gezegd waardoor men formatieplaatsen kon vervullen die er in we?en niet waren.
De heer Meijerhof: Het nut van de Madi, om het zomaar te noemen, staat buiten kijf. Ook het
college waardeert dit. Het college stelt echter een extra subsidie voor van 17.000, wat iets
anders is dan de heer Jansma mede namens zijn fractie heeft gevraagd. Waar gaat het eigenlijk om?
Voor het jaar 1979 is er een tekort. Dit tekort heeft naar mijn mening twee oorzaken. De eerste oor
zaak is de vacaturestop. Dit komt ongeveer neer op 17.000, Het college is dan ook bereid om
tot dit bedrag een extra subsidie te geven. De tweede oorzaak van het tekort is dat het bestuur van
de stichting beslissingen heeft genomen, die in de brief van 25 maart worden toegelicht. Men heeft
een bepaald verwachtingspatroon, zo wordt in de brief uiteengezet. Maar goed, het bestuur heeft
een beslissing daarover genomen. Ik ben ook benieuwd naar wat de heer De Vries zal zeggen over
de gesprekken die zijn gevoerd en welke toezeggingen er van zijn kant zijn gedaan. Het staat niet
expliciet in de brief, maar men kan er wel uit opmaken dat er toezeggingen zijn gedaan. Wel dui
delijk is dat de gemeenteraad over dit alles geen beslissing heeft genomen, het bestuur heeft dus be
paalde risico's genomen.
De meerderheid van mijn fractie is het dan ook eens met de conclusie die het college in deze
raadsbrief heeft gezet. Een minderheid kan de motie volgen. De heer Jansma verwijst ook al naar de
Commissie voor Welzijnsaangelegenheden. De gehele commissie was het erover eens om een hoger
subsidie te geven dan de subsidie van 17.000, Wel was de motivering verschillend, vooral ten
opzichte van de motivering van de heer Jansma. Een minderheid in mijn fractie zegt dat deze sector
van de maatschappelijke zorg te zijner tijd onder de beleidsverantwoordelijkheid van de gemeente
Leeuwarden komt. Wij hebben dan belang bij een instelling die financieel gezond is. Daartoe zou
een extra subsidie over 1979 kunnen dienen. Dit zou de gemeente Leeuwarden ten opzichte van het
voorstel, dat het college ons nu doet, 4.400,extra kosten, omdat de factor sociale zorg van toe
passing is. Dit is dus een heel praktische reden waarom een minderheid van mijn fractie zegt akkoord
te kunnen gaan met de motie van de heer Jansma.
Mevrouw Van der Werf: In dit voorstel lopen naar mijn mening twee gedachtengangen van het col
lege door elkaar heen. Enerzijds stelt het college dat het adequaat functioneren van de Madi niet als
gevolg van de door het rijk ingestelde vacaturestop in gevaar mag worden gebracht. Daarbij wordt
niet duidelijk gemaakt wanneer de instelling adequaat functioneert: is dat het geval bij 15^, 12^ of
bij 10,4 formatieplaatsen? Met of zonder m.b.o.-krachten en administratieve kracht? Uit het ver
volg kan men dan opmaken dat het college het adequaat functioneren in gedrang vindt komen, als
de nu nog aanwezige functionarissen niet optimaal kunnen functioneren. Het bepalen van wat ade
quaat is, gebeurt mijns inziens op een vrij willekeurige manier en is meer gebaseerd op de ontstane
situatie na de vacaturestop dan op een duidelijke analyse. Maar goed, het adequaat functioneren mag
niet in het gedrang komen.
Anderzijds stelt het college met betrekking tot de analyse van het exploitatietekort: "In feite wordt
door deze handelwijze de door het rijk ingestelde vacaturestop ten dele ontdoken en probeert men de
kosten daarvan nu te verhalen op de gemeente. Deze stelling is volgens mij in tegenspraak met de
eerdere bewering. Immers, wil men de instelling adequaat laten functioneren, dan moet men de vaca
turestop wel ontduiken, althans, de Madi heeft dat gemeend te moeten doen. Als het college vindt
dat de instelling ook adequaat kan functioneren zonder die vacaturestop te ontduiken en dus zonder
de m.b.o.-krachten, dan zal het dit toch duidelijker moeten maken dan in dit raadsvoorstel wordt ge
daan. Natuurlijk zijn er ook bij de Madi fouten gemaakt. Met name het formatiebeleid, zoals dat
nu heeft plaatsgevonden, zou in veel nauwer overleg met de subsidiënten moeten zijn opgesteld. Maar
hierover horen wij zo meteen nog wel het een en ander.
Ook de argumentatie van de Madi is hier en daar krom. Een ooit als wenselijk geformuleerd aan
tal formatieplaatsen wordt als spil van de redenering genomen. Wij hebben zonet van de heer Schaaf
sma nog enkele voorbeelden gehoord van punten waarbij de redenering van de Madi krom is te noe
men. De kromme argumentatie van de Madi komt echter voort uit de reële situatie van een tekort van
47.500,inmiddels beperkt tot 39.000, Dit tekort is voornamelijk ontstaan door de botte
bijl van de bezuinigingspolitiek zoals die door CRM is gevoerd. Onze fractie is van mening dat het
exploitatietekort met een gemeentelijk subsidie moet worden weggewerkt. De Stichting Madi is bui
ten haar schuld in deze situatie terechtgekomen en heeft op alle mogelijke manieren nog geprobeerd
om er het beste van te maken. Bovendien komt daar nog de hele praktische argumentatie van de heer
Meijerhof bij. Toch vinden wij dat dit gemeentelijk subsidie niet zonder meer moet worden gegeven,
zeker niet voor 1980. Onzes inziens moet het subsidie bestaan uit een eenmalig subsidie, waaraan ver
der geen rechten kunnen worden ontleend. Vanaf dit moment zal er zo snel mogelijk duidelijkheid en
overeenstemming moeten komen over wat nu eigenlijk adequaat functioneren is en aan welke voorwaar
den er dan moet worden voldaan.
Daarom wil ik, gekoppeld aan het verlenen van het gevraagde subsidiebedrag en daarmee voor
uitlopend op het binnenkort in werking treden van de rijksbijdrageregeling maatschappelijke dienst-