8 bouwkundige uitwerking voor het gebied Cambuursterpad (bijlage no. 148), besluit de afbraak van 4 woningen aan de Sontstraat en 4 woningen aan de Auke Stelling werfstraat ten behoeve van in totaal 24 te realiseren parkeerplaatsen indicatief in de plan nen op te nemen. Als de noodzaak daartoe overtuigend kan worden aangetoond, kunnen in de tweede fase alsnog deze plaatsen worden gerealiseerd." De motie is mede-ondertekend door mijn fractiegenote. Ik heb overigens vernomen dat in Leiden ISR— plannen zijn goedgekeurd met een veel lagere parkeernorm dan de norm van 1 0,93 die hier wordt gehanteerd. Voor de goedkeuring van de minister zal dit dus geen struikelblok vormen. Een fasering in een eerste en een tweede fase hebben noch ik noch de wijk bedacht, maar is een idee van het col lege. Ik neem aan dat deze fasering dus ook goed is gemotiveerd. Vervolgens de herinrichting van de beschikbare ruimte. Vraag is of deze herinrichting van gevel tot gevel kan plaatsvinden of dat die op de openbare weg moet plaatsvinden. Mevrouw Brandenburg sprak in verband met een herinrichting van gevel tot gevel van "nee, tenzij Dit is ongeveer het standpunt van b. en w.als ik een en ander goed interpreteer. Wij vinden dat herinrichting van gevel tot gevel in principe wel mogelijk moet zijn c.q. blijven. Als de gemeente in een straat met particulieren tot overeenstemming kan komen en een kostenverdeling voor een herinrichting van ge vel tot gevel tot stand kan brengen, dan kan er geen enkel bezwaar tegen zijn wanneer men het doet. Ik pleit dus voor een standpunt dat positiever is dan het "nee, tenzij Vervolgens de herinrichting van het Koeplein. In de vergadering van de Commissie voor de Ruim telijke Ordening hebben wij het hier uitvoerig over gehad. De standpunten van projectgroep en con tactgroep lagen heel dicht bij elkaar. Evenals mevrouw Brandenburg ben ook ik van mening dat in zo'n geval het standpunt van de bewoners moet worden gevolgd. Hiervoor heb ik ook een motie ge maakt, maar ik neem aan dat het college ook zonder een motie wel voor dit standpunt zal kiezen. De heer Boelens is inmiddels ter vergadering gekomen. Mevrouw De Jong: Ik ben blij dat project- en contactgroep zo dicht bij elkaar zijn gekomen wat hun standpunten betreft. Ik ben het eens met het standpunt van mevrouw Brandenburg met betrekking tot een herinrichting van gevel tot gevel, namelijk: nee, tenzij Met dit standpunt wordt mijns inziens toch een opening gelaten. Verder ben ik van mening dat wat de inrichting van het Koeplein betreft de wens van de bewoners moet worden gevolgd. Ik zou willen dat wij net zo'n groot probleem van de speelgelegenheid maakten als nu wordt gedaan ten opzichte van het parkeerprobleem. Het komt steeds bij elk plan naar voren en ik ben van mening dat de parkeernorm een eigen leven is gaan leiden. Ik ben het volledig eens met de heer Van der Wal dat het mogelijk moet zijn om van deze norm af te stappen. Ook een loopafstand van 50 h 60 meter - eventueel 100 meter - lijkt mij niet een bindend iets. Ik vind dat zeker voor dit soort zaken zo wei nig mogelijk huizen moeten worden afgebroken. Ik kan dan ook van harte de motie van PAL ondersteu nen. De heer Rijpma (weth.): Ik ben blij dat de raad bereid is om het voorstel van de projectgroep op veel punten te volgen. Ik ben van mening dat dit het meest reële voorstel is, gezien onze ervaringen en gezien de subsidiëringen die wij van het rijk verlangen. De rijksoverheid houdt, misschien meer dan ons lief is, de hand op de uitvoering en de presentatie van dit plan. Ik ga over op enkele reële punten waarnaar is gevraagd. Er is bij voorbeeld gevraagd naar een drempel in het Cambuursterpad die iets verderop geplaatst zou moeten worden. Ik dacht dat dit niet een te ingewikkelde zaak was, die wij in ieder geval nog eens zullen kunnen bekijken. Ik hoop niet dat u van mij op dit ogenblik een studie vergt en dat ik aangeef of het wel of niet kan. Ik draag de ze vraag over aan de projectgroep. Als het verzoek tot verplaatsen van de drempel geen bezwaren oproept, dan wordt eraan voldaan. Roept het wel bezwaren op, dan hoort u dat in de vergadering van de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening van mij. Het grootste punt lijkt mij het volgen van de mening van de bewoners ten aanzien van de inrich ting van het Koeplein. Ik heb een nadere uiteenzetting gevraagd van de reden waarom de project groep meent dat het tooh beter is om het plein zo in te richten als zij wil. Ik geef het antwoord van de projectgroep verkort weer. Ik vraag de raad dit antwoord in zijn meningsvorming te betrekken en mede naar aanleiding daarvan zijn standpunt te bepalen. Op zich is het niet zo'n kunst om de ge vraagde elementen op het Koeplein onder te brengen. De bewoners plaatsen in hun voorstel de ele menten als het ware naast elkaar, waardoor er zo veel mogelijk ruimte vrij blijft voor speelvoorzie- ningen. Vrijwel alle bewoners aan de westkant van het plein moeten daarbij voor lief nemen dat zij tegen een vrijwel aaneengesloten rij van auto's aankijken. Aan de noordkant van het plein is dat zelfs een dubbele rij. In wisselwerking met de afdeling Plantsoenen en de stedebouwkundige afdeling heeft men gezocht naar een methodiek om de auto's als het ware "in te pakken" in het kijkgroen. Daardoor wordt het zicht op de auto's zo veel mogelijk verzacht. De projectgroep acht de mogelijk heden op het Koeplein voor het aanbrengen van een redelijke speelvoorziening daardoor niet beperkt. Het voorstel van de bewoners gaat niet uit van een symmetrische opbouw. De projectgroep meent dat een symmetrische opbouw ook stedebouwkundig de meest aanvaardbare oplossing is in verband met de hele opbouw van de wijk. U ziet dat deze motivering alleszins redelijk is, maar een ander besluit maakt het plan niet onuitvoerbaar. Vervolgens iets over de procedure voor de Oostersingel. Dit gebied is door de projectgroep ken nelijk wat uit het gezichtsveld gehouden, waarschijnlijk per ongeluk. Wij hebben gemeend hen er na drukkelijk op te moeten attenderen - het is inmiddels gebeurd - dat de Oostersingel bij het plan be hoort. Bij de indiening van het definitieve plan in de raadsvergadering van 23 juni 1980 zal dit ge deelte van het voor uitvoering aan te wijzen ISR-gebied erbij betrokken moeten zijn, ook vanwege de kademuren en andere voorzieningen. Inmiddels is hierover met de projectgroep een eerste gedach- tenwisseling gehouden. Wij hopen hierover dus op korte termijn nader aan de raad te rapporteren. Er zijn enkele kritische opmerkingen gemaakt naar aanleiding van de gehanteerde uitgangspunten. De parkeernorm wordt niet door iedereen aanvaardbaar geacht. De norm 1:1, zoals wij die het vorig jaar aan de raad hebben voorgelegd bij het aanwijzen van het totale gebied, is na een onderzoek met be hulp van het Raadgevend Ingenieursbureau Dwars, Heederik en Verhey enigszins "teruggevallen" naar 1 0,93 met inbegrip van een aantal voorwaarden. Dit betekent dat er niet een heilige norm van 1 1 bestaat. Wij hebben nog eens duidelijk na laten gaan of er een fundering voor dit getal aanwezig zou zijn. Daaruit resulteerde een norm van 1 0,93. Het gaat hier niet om een grote afwijking. Ik voor mij ben van mening dat deze afwijking binnen de foutenmarge valt, maar in het uitwerkingsplan is deze norm in ieder geval gehanteerd. Mocht deze norm niet voldoende zijn, dan zullen wij later, op eigen kosten, op de plaatsen die indicatief zijn aangegeven de operatie moeten voltooien. Ik zou niet verder willen gaan met het terugdringen van de parkeernorm en dan zeggen dat wij het later wel zullen zien. Blijkt de norm dan niet voldoende te zijn, dan zullen wij op eigen kosten moeten zorgen voor aanvulling. Tevens betekent het terugdringen van de parkeernorm dat er bij hen, die het totale plan voor honderd procent moeten subsidiëren, twijfel gaat ontstaan. Ik zou geen nieuwe discussiepunten voor dit gebied willen oproepen. De rehabilitatie van het gebied geeft al de nodige vraagtekens te zien. Wij hopen daarover binnenkort weer een gesprek te hebben. Dit gesprek wordt naar ik meen in de loop van volgende week ambtelijk voorbereid. Wanneer die ambtelijke voorbereiding het college tot tevredenheid stemt en in overeenstemming is met de wensen van de raad, dan kan die de eindfase zijn. Is dit niet het geval, dan zal, na het ambtelijk overleg, overleg op ander niveau moeten plaats vinden Verder is opgemerkt dat vooruitgelopen wordt op het verkeersstructuurplan voor de hele SchiI-Oost. Dit vooruitlopen is inderdaad lastig. De tijd, die wij intern nodig hebben om ervoor te zorgen dat wij op tijd met alle voorstellen kunnen komen, laat niet toe dat er wordt gewacht totdat de behandeling van de totale verkeersstructuur hier heeft plaatsgehad. Wij dachten dat het mogelijk moest zijn om het voorstel in deze vorm aan u voor te leggen en het ook over drie weken niet weer te amenderen, omdat er naar mijn mening over de hoofdzaken van de verkeersstructuur overeenstemming is te vinden. Dit gebied in de periferie van de Schil-Oost brengt niet de grootste problemen met zich. Ik neem aan dat ik hiermee enkele opmerkingen heb gemaakt die mogelijk voldoende zijn. Wij hebben geen behoefte aan de door de heer Van der Wal ingediende motie en raden die ten zeerste af. Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma:Wij zitten toch een beetje met dit vooruitlopen op het verkeers structuurplan voor de Schil-Oost. Ik heb per abuis de De Ruyterweg in eerste instantie niet genoemd. De wethouder heeft gezegd dat de "knip" in de De Ruyterweg nu moet worden besproken en dat daar over nu een standpunt moet worden ingenomen. Wij hebben het hierover in de fractie echter niet expli ciet gehad. Misschien mogen wij dit in de pauze nog even bepraten en het resultaat daarvan na de pauze meedelen. Ik weet gewoon niet wat men er binnen onze fractie van denkt. Het is niet zo handig, maar het is er gewoon bij doorgeglipt. Ik ben het eens met de argumentatie van de wethouder met betrekking tot de motie van de heer /an der Wal. Wanneer wij de afbraak van de woningen indicatief in de plannen opnemen en later blijkt dat de woningen wel moeten worden afgebroken - ik denk dat dit wel zal gebeuren -, dan zit ten wij zelf aan de kosten vast. Het lijkt ons dus niet wenselijk om het te doen, zoals in de motie wordt aangegeven. Vervolgens iets over woonerven. In eerste instantie heb ik gezegd dat er maar één reden voor ons is om het inrichten van woonerven op een zacht pitje te zetten, namelijk de financiële reden. Ik heb

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1980 | | pagina 5