12 den toegevoegd, dan kan men doorwerken, alles gereedmaken en op tijd insturen. Als om welke re den ook de raad een wijziging van dit punt wil, dan zullen wij misschien bij het ministerie ervoor moe ten pleiten om deze wijziging alsjeblieft nog mee te nemen. Dat is natuurlijk een ander punt. Let wel het is niet mijn uitvinding, ik probeer tegemoet te komen aan opmerkingen vanuit de raad om zich nu niet onvoorwaardelijk te binden wat het totale verkeersstructuurplan betreft. (De heer Geerts: Op deze wijze kan ik mij erin vinden, maar onze fractie houdt zich zeer nadrukkelijk de mogelijkheid tot een andere standpuntbepaling voor, want alleen op deze wijze kan recht worden gedaan aan het goed be handelen van bezwaarschriften van burgers. Ik vind dat noodzakelijk. Het zal niet door wat voor pro cedures ook doorkruist moeten kunnen worden. Die dingen staan niet voor niets in de wet en ik vind dat wij daar royaal aandacht aan moeten geven.) Ik geloof dat wij er dan althans in de gegeven om standigheden uit zijn. Door aan punt b van het besluit de woorden "in principe" toe te voegen, geeft u aan dat op de voorgestelde basis wordt doorgewerkt. De raad neemt later een beslissing over het ver keersstructuurplan. Zijn er bezwaren, dan worden die door de raad gewogen. Wegen de bezwaren zo zwaar dat ze problemen opleveren ten aanzien van het onderwerp waarover wij nu praten, dan werken wij de plannen straks weliswaar verder uit, maar zullen wij eventueel bij het departement moeten be pleiten dat alsnog een correctie wordt ingevoerd. Lukt dat niet, dan staat de raad opnieuw voor de keuze wat hij het zwaarst wil laten wegen. Dit lijkt mij de enige reële oplossing onder de gegeven omstandigheden. Wethouder Rijpma zal zijn betoog vervolgen. De heer Rijpma (weth.): Mevrouw Brandenburg noemt in haar motie de mogelijkheid tot het aan leggen van bestrating van gevel tot gevel in de woonstraten. Als het bestemmingsplan klaar is, dan heeft een straat een bestemming als parkeerdoeleinden van gevel tot gevel, of als rijweg, of als open baar plantsoen, of als particuliere tuin. Ik durf dus niet te zeggen in hoeverre men twee bestemmingen kan aangeven door naast de oorspronkelijke bestemming van het bestemmingsplan een alternatieve be stemming te noemen, waarvan men zegt dat die moet worden verwezenlijkt als het mogelijk is. Ik vrees dat men in het bestemmingsplan duidelijk moet aangeven wat een bestemming tot verkeersdoeleinden heeft en wat tot het groengebied respectievelijk het particuliere gebied behoort. (Mevrouw Branden burg— Sjoerdsma: Is er niet een formulering te vinden die er tussenin zit?) Ik denk het niet. Wanneer men bestemmingsplannen regelt, dan is het een kwestie van of-of en niet van en-en. Misschien is er een formule te vinden, maar dan moet heel stringent worden omschreven dat b. en w. een wijzigings bevoegdheid hebben en welke voorwaarden daarbij gelden. Het mag dus niet een wijzigingsbevoegd heid zijn die niet nader omschreven is. Heel nauwkeurig moet zijn omschreven onder welke omstandig heden van deze wijzigingsbevoegdheid gebruik kan worden gemaakt. Als dat mogelijk is, heb ik met hetgeen mevrouw Brandenburg voorstelt geen probleem. (Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Laten we dat dan proberen. Wat moet je anders?) De Voorzitter: Ik stel voor dit punt maar in de motie te laten staan. Wij proberen een en ander te realiseren. Iets dat niet kan, gaat niet door en dan halen wij het er wel weer uit. Wij zullen evenwel een moedige poging doen om het toch te realiseren. Laat het dus maar in de motie staan. Ik stel dan voor over te gaan tot de stemming over de moties en het raadsvoorstel. Ik breng aller eerst in stemming de motie van de heer Van der Wal en mevrouw Van der Werf, die betrekking heeft op de parkeernorm. De motie van de heer Van der Wal en mevrouw Van der Werf wordt bij handopsteken verworpen met 27 tegen 7 stemmen. De Voorzitter: Vervolgens de motie die mevrouw Brandenburg mede namens de heer Geerts heeft ingediend. Uit deze motie is geschrapt het gedeelte dat betrekking heeft op de zogenaamde "knip" in het Cambuursterpad. Het gedeelte over de inrichting van het Koeplein volgens het bewonersvoor- stel blijft staan evenals het gedeelte dat betrekking heeft op de mogelijkheid tot het aanleggen van bestrating van gevel tot gevel in de woonstraten. De mogelijkheid daartoe zal nader worden bekeken, zo is het ook in de motie geformuleerd. De mondeling gewijzigde motie van mevrouw Brandenburg-Sjoerdsma en de heer Geerts wordt met algemene stemmen aangenomen. De Voorzitter: Vervolgens moet er nog worden gestemd over het voorstel van b. en w. Aan punt b van het besluit moeten de woorden "in principe" worden toegevoegd. 13 Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de toe voeging van de woorden "in principe" aan punt b van het besluit, met inachtneming van de aangeno men motie en met inachtneming van de toezegging van wethouder Rijpma. Punt 12 (bijlage no. 147). De Voorzitter: Voordat ik dit punt, planologische ontwikkeling met betrekking tot de Smidsbuurt deel uitmakend van het plangebied Huizum-West, in discussie geef, moet ik u een correctie in het besluit voorstellen. In punt I van het besluit staat "model 2". Dit moet zijn: "model 3". Deze correc tie is in overeenstemming met de tekst van de raadsbrief. De brief van 25 maart van het Platform Een- en tweepersoonshuishoudens Leeuwarden geef ik hier bij tevens in discussie. Als het goed is, dan is deze brief bij u op de tafels gelegd. De heer Buising: Onze fractie is tamelijk unaniem in haar standpunt ten aanzien van het voorstel van het college. Dit standpunt houdt in dat wij in meerderheid dit voorstel steunen. Wel is er een discussie aan voorafgegaan over met name het feit dat de realisering van de plannen van de con tactgroep te veel geld uit eigen gemeentelijke middelen vereist. Ik zeg daarbij dat mij dit nogal spijt. Hoewel wij uiteraard verheugd zijn over het feit dat de gemeente Leeuwarden nu een ISR-gemeente is, moeten wij vaststellen dat de Smidsbuurt een schaduwkant van de ISR vormt. Ik heb het vermoeden dat in de toekomst zich wel meer van die schaduwkanten aan ons zullen voordoen. In elk van die ge vallen zal dan een nauwkeurige en gewetensvolle afweging van belangen een taak van deze gemeen teraad moeten zijn. De toedeling van financiële middelen uit de gangbare subsidies valt vrijwel helemaal weg. Wie zich op dit punt nog illusies maakt, doet naar mijn mening aan wishful thinking. Wij wisten het alle maal wel, maar wij worden er nu in de praktijk mee geconfronteerd. Blijft natuurlijk de vraag of wij het er als raad voor over hebben om de tekorten aan te vullen uit de eigen middelen. Onze fractie is van mening dat zij zich wel moet aansluiten bij wat er in de raadsbrief op dit punt staat, namelijk dat deze oplossing in de gegeven omstandigheden in verhouding tot het te dienen belang niet verantwoord is. Overigens is onze fractie van mening dat het onderhavige plan toch in redelijke mate in overeen stemming is met het idee dat de projectgroep zich van de vormgeving van het betreffende plangebiedje had gevormd. Collega Janssen heeft zich bij een vorige gelegenheid namens onze fractie ook uitge sproken voor een model met een mengfunctie: kantoren, bedrijven en, min of meer in beperkte mate, wonen. Daaraan voldoet het plan, dat het college nu aan de raad voorlegt. Dat de verkeersoplossing wordt meegenomen in het kader van de structuur van Huizum-Sixma, is in dit verband inderdaad vanzelfsprekend. Wij zouden er nog lang en breed over kunnen doorpraten, maar er zit volgens de meerderheid van onze fractie niets anders op dan in dit geval het plan van de projectontwikkelaar als uitgangspunt te nemen voor de verdere gang van zaken. Er zijn nog wel een paar opmerkingen. Allereerst moet worden vastgesteld dat dit plan om zo te zeggen in de procedure is geschoven, alleen omdat bleek dat het financieel het enig haalbare was. Dat accepteren wij deze keer, zoals u merkt, maar dat betekent niet dat wij er zo gelukkig mee zijn. Ik wil maar zeggen, in wezen is dit een doorkruising van procedures, waar wij principieel weinig voor voelen. Van onze kant wordt wel vaker gesteld dat wij grote prijs stellen op een behoorlijk fa segewijs doorlopen van de procedures die tot het eindresultaat moeten leiden, omdat anders zo gauw elementen als bij voorbeeld de inspraak niet tot hun recht komen. Wat de verkoop van de gemeentelijke eigendommen betreft, is onze fractie van mening dat de adviezen, die de Commissie voor het Grondbedrijf heeft gegeven, een duidelijke rol moeten spelen bij de vaststelling van de prijzen. Dan nog dit. Uit de correspondentie, die tussen de diverse instanties is gevoerd, blijkt dat er bij de DSO een, overigens lichte, voorkeur bestaat voor verlaging van het niveau van de passage. In die zelfde lichte mate delen wij die voorkeur, evenals het bezwaar dat er bestaat tegen het aantal ingan gen van de parkeergarage. Ik neem aan dat over dit soort punten in het nader overleg, dat ongetwij feld zal volgen, nog de nodige discussie zal plaatsvinden. Tenslotte zou ik de zekerheid willen hebben dat na verkoop van het gemeentelijk eigendom de zaak zodanig wordt aangepakt dat realisering van de plannen binnen redelijke tijd zal zijn voltooid. De heer Sijbesma: Ook dit onderwerp is uitvoerig aan de orde geweest in de vorige vergadering van de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening. Ook in die vergadering is door de wijk en belang hebbenden gebruik gemaakt van de gelegenheid om hun mening en argumenten naar voren te brengen. In de vorige week nog toegezonden brieven zijn naar mijn mening geen nieuwe argumenteri naar voren gebracht.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1980 | | pagina 7