inziens noodzakelijk dat nadere studie wordt verricht naar de gewenste omvang van het taxibestand in Leeuwarden." In de raadsbrief van 10 april, het aanvullend preadvies, staat: "De Taxi-advies commissie heeft ons verzocht een dergelijk onderzoek in te stellen, ten einde over meer gegevens te kunnen beschikken bij de beoordeling van de vraag in hoeverre het bestaande taxibestand al dan niet voldoende is." Voor de raad van 18 februari 1980 heb ik de verslagen van de Taxi-adviescom missie nog eens nagelezen om te kijken wat er nu precies werd beoogd met die nota en dat onderzoek. Toen bleek mij dat de Taxi-adviescommissie niet geadviseerd had om een nota op te stellen. Er is in de commissie door de voorzitter gesteld dat b. en w. de raad zouden hebben toegezegd dat met een nota over het taxibeleid zou worden gekomen. In het kader daarvan is gesproken over het onderzoek door het ETIF. Deze motiveringen in de beide raadsbrieven die ik zonet aanhaalde, kloppen dan mijns inziens ook niet. Bovendien is er mij niets van bekend dat b. en w. de raad een dergelijke nota hebben toege zegd. Als ik dan in de verslaglegging van de discussies in de Taxi-adviescommissie ook nog uitlatingen tegenkom met de strekking dat het onderzoek zinnig is maar dat het niet nodig zal zijn als de in septem ber ingediende motie over de taxiproblematiek alsnog zal worden aangenomen, wordt het mij alleen maar onduidelijker. Ik zou daar wel graag wat duidelijkheid over willen hebben. Waar gaat het eigenlijk om? Er komt dus kennelijk een nota. Waar gaat die nota over? Dat staat helemaal niet in de raadsbrief. Waarvoor is het onderzoek precies noodzakelijk? Wat is de onderzoeks opdracht? Uit de correspondentie met het ETIF blijkt mij dat het meer is dan een onderzoek naar de ge wenste omvang van het taxibestand. Allemaal onduidelijkheden. Wij vinden het een goede zaak dat er een nota komt over de taxiproblematiek. Daarin moet dan een duidelijke visie worden vermeld over met name artikel 5 van de Taxiverordening, het algemeen vervoersbelang. Daarin moeten duidelijke voor stellen komen te staan over de manier waarop het college denkt een greep te hebben op de hele taxipro blematiek. De hele onbevredigende gang van zaken rond de vergunningaanvraag van Drent maakt wel duidelijk dat dit nodig is. De manier, waarop hier een en ander wordt gepresenteerd, is zeer verwarrend en geeft ons weinig zicht op wat wij kunnen verwachten. Zoals ik al zei, wij zijn wel voor een nota over de taxiproblematiek. In die zin steunen wij dan ook de motie van de heer Van den Eist en de heer Ten Hoeve. De heer Rijpma (weth.): In de raadsbrief wordt al aangeduid dat de geschiedenis van het Leeuwarder taxiwezen bewogen is geweest. In de raad en in het college is dankbaar geconstateerd dat het op zeker ogenblik mogelijk was om de Leeuwarder Taxicentrale te laten functioneren. Het goed functioneren van deze centrale achten wij dan ook een eerste voorwaarde voor het goed functioneren van het taxiwezen op zich in Leeuwarden. In de Leeuwarder Taxicentrale zal van weerskanten een zodanige samenwerking moeten zijn dat de klanten van het taxibedrijf de grootst mogelijke service kunnen verwachten. Het is velen en misschien wel allen in deze raad wel duidelijk dat het zeer optimistisch is om te verwachten dat, wanneer de heer Drent als ondernemer gedwongen zou worden om in de Taxicentrale samen te wer ken, succes het gevolg zou zijn. Ik dacht niet dat er een eenzijdig bezwaar was tegen het functioneren binnen de Taxicentrale, maar dat er sprake is van een tweezijdig wantrouwen ten aanzien van de vraag of verwacht kan worden dat deze ondernemer binnen het team van de Taxicentrale zou kunnen functio neren Een ander punt betreft een visie op de manier waarop het taxibedrijf in Leeuwarden zou moeten functioneren. In de Taxi-adviescommissie is met betrekking tot het beleid nadrukkelijk de vraag aan de orde geweest: hoe kunnen wij zicht krijgen vanuit verschillende gezichtspunten op het functioneren van het taxibedrijf op zich in Leeuwarden? Het is mogelijk om een uitgebreid onderzoek in te stellen. Voorts moet het mogelijk zijn om een aantal uitgangspunten en richtlijnen te formuleren. Ik denk alleen dat dit niet kan in het beraad van enkele belangstellende en min of meer deskundige personen, ik denk dat daaraan een vrij gedegen onderzoek moet voorafgaan, ook steunende op de ervaringen zoals men die in andere steden heeft gehad. Wanneer de raad zegt dat hij ten behoeve van het functioneren van het taxibedrijf In Leeuwarden prijs stelt op zo'n uitvoerig onderzoek en het daaraan ontlenen van richtlij nen, dan is dat mogelijk. Men zal zich echter wel moeten realiseren dat dit een heel ander onderzoek is dan het onderzoek waarvoor nu een beperkt bedrag wordt gevraagd. Het bedrag dat daarvoor nodig is, zou moeten worden afgewogen tegen de prioriteiten die naar ik aanneem bij het beleidsplan zullen moe ten worden gesteld. Op dit moment zou ik het volgende willen zeggen. Als u nu prijs stelt op een nader onderzoek, dan lijkt het mij gewenst om dan niet op dit moment daarop aan te dringen maar dat te doen in het kader van het beleidsplan, zoals dat in 1980, maar bedoeld voor 1981, aan de orde komt. Dan hebt u de gelegenheid, ook binnen de fracties, om tot een afweging van het een ten opzichte van het ander te komen Uit mijn betoog zal duidelijk zijn dat ik het zou betreuren wanneer er via de motie van de heer Van den Eist en de heer Schaafsma op dit moment ad hoe een ondernemer aan de Taxicentrale wordt toe gevoegd. Het is duidelijk dat dan het functioneren van de Taxicentrale op de tocht wordt gezet en daarmee de service aan het Leeuwarder publiek. Het lijkt mij op dit moment ook niet mogelijk om de 31 heer Drent bij het taxivervoer in te schakelen, niet alleen omdat er een ontheffing moet worden gege ven maar ook omdat die ontheffing pas dan wordt gegeven wanneer aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Zoals u in de raadsbrief kunt lezen, voldoet deze ondernemer op dit ogenblik niet aan die voorwaarden. De heer Van den Eist: De wethouder spreekt over het gedwongen zijn van de heer Drent om samen te werken. Hij zou het echter ook anders kunnen formuleren. Er zijn momenteel twee samenwerkende on dernemers. Het kan best zijn dat die twee morgen bonje krijgen en uit elkaar gaan. Toch stellen wij het dan op prijs om een samenwerkingsverband te hebben tussen ondernemers in een LTC of iets wat daarop lijkt of een samenwerking binnen randvoorwaarden en richtlijnen zoals het college en de raad die heb ben geformuleerd. Het gaat niet aan om dan te zeggen dat één partij in deze kwestie gedwongen wordt tot samenwerking. De wethouder zou net zo goed kunnen zeggen dat de nu in de LTC samenwerkende ondernemers door het college gedwongen zouden kunnen worden tot samenwerking met de heer Drent en/ of andere ondernemers. De wethouder en ik denken ongeveer gelijk als wij het hebben over het nodig zijn van een gedegen onderzoek ten behoeve van het beleid. Ik denk dat, wanneer men eerst een aantal uitgangspunten voor het beleid formuleert, vanzelf wel blijkt op welke punten nader onderzoek moet worden gedaan. Ik ben nog steeds van mening dat dit opinie-onderzoek er enigszins met de haren wordt bijgesleept. De formu lering van het besluit wijst op de omvang van het bestand, maar dat is natuurlijk slechts één element. Ik denk dat wij elkaar we! kunnen vinden in de volgende redenering. Er moeten uitgangspunten c.q. rand voorwaarden worden geformuleerd. Wat is de taak van de gemeente in dezen? Wat is een optimale be zetting? Dat zijn vragen die beantwoord moeten worden. Een en ander kan niet zomaar op een achter namiddag worden gedaan. Er is een onderzoek nodig waarvan de opdrachtomschrijving zeker anders is geformuleerd dan bij dit onderzoek het geval is. Ik blijf tegen het onderzoek waar om wordt gevraagd en ik neem aan dat een groot deel van mijn fractie hier net zo over denkt. Vervolgens iets over het functioneren van het geheel. Het is maar wat u wilt. Als u zegt dat de LTC redelijk functioneert, dan kan men daar vraagtekens bij zetten of zich afvragen wat "redelijk" is. Ik denk dat men een en ander pas kan toetsen, als men een aantal expliciete uitgangspunten heeft ge formuleerd. Er wordt nu maar een beetje "ins blaue Hinein" geredeneerd, wanneer wordt gezegd dat het wel redelijk functioneert. Ik wil mijn moties toch handhaven. Mevrouw Van der Werf: Ik heb weinig meer toe te voegen aan de woorden van de heer Van den Eist. Mijn standpunt over het onderzoek heb ik in eerste instantie open gelaten, omdat ik nadere informatie van de wethouder wilde hebben. Het blijkt mij dat het onderzoek beperkt van opzet is. Gezien de ook bij ons levende wens naar een nota over de hele taxiproblematiek, zal ik op dit moment niet voor het onderzoek stemmen. Er moet immers nog worden bezien of er een onderzoek nodig is en ook moet nog worden bekeken welke opdracht daarvoor noodzakelijk is. De Voorzitter: Ik neem aan dat wij hiermee de discussies kunnen besluiten. Een van de twee inge diende moties hangt min of meer samen met het ontwerp-besluit bij het voorstel van b. en w.; mevrouw Van der Werf doelde daar ook op. Ik vraag mij even af of zonder meer over de beide moties en het voorstel gestemd moet worden of dat de motie over het uitgebreider onderzoek op dit moment niet in stemming wordt gebracht en over ons voorstel geen beslissing wordt genomen. Misschien kunnen wij de mogelijke suggestie van wethouder Rijpma volgen door ons erop te beraden hoeveel dit onderzoek zal kosten. Wij kunnen dan in het beleidsplan met een bepaalde suggestie komen. De raad kan er dan een beslissing over nemen en niet nu. Men kan natuurlijk ook gewoon over de moties en het voorstel stem men. Wel moeten wij ons ervan bewust zijn dat het onderzoek, zoals dat in het voorstel van b. en w. is omschreven, veel beperkter is dan het onderzoek, zoals dat in de motie wordt omschreven. Handhaven de heren Van den Eist en Ten Hoeve hun motie die, kort gezegd, verzoekt om een diepgaander onder zoek? (De heer Van den Eist: Ja, mijnheer de voorzitter.) Dan breng ik allereerst deze motie in stem ming. De motie van de heren Van den Eist en Ten Hoeve wordt bij handopsteken verworpen met 28 tegen 8 stemmen. De Voorzitter: Om de kwestie van het onderzoek af te werken, breng ik nu het voorstel van b. en w. tot beschikbaarstelling van een krediet in stemming. In dit voorstel gaat het over een veel beperkter on derzoek Het voorstel van b. en w. wordt bij handopsteken verworpen met 30 tegen 6 stemmen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1980 | | pagina 16