- 28 - werkwijze is als volgt. Men zit niet in de projectgroep zonder last of ruggespraak. Als wij dat zonder meer zouden stellen, dan dachten wij dat de vrees reëel is dat het hier en daar een vrij chaotische winkel kan worden. Dat is de ene kant. Aan de andere kant staat vast dat er een stuk speelruimte moet zijn. Als men horizontaal werkt en alleen maar gebonden zou zijn aan strakke, vooraf gegeven, opdrachten van chefs, dan zou men morgen de projectgroepen wel kunnen afschaffen en een en an der schriftelijk kunnen afdoen. Het is echter veeleer de bedoeling dat er een uitwisseling van gedachten plaats heeft. Men moet praten met con tactgroepen. Men moet daar ook naar luisteren. Wat is dan het standpunt? Er is een taakopdracht gegeven, er zijn randvoorwaarden vastgesteld door de raad. Zo is op dit moment ons systeem. Zowel de projectgroep als de diensthoofden en de afdelingshoofden zijn daaraan gebonden. Dit is al één beperking waaraan een ieder zich heeft te houden. Een goed lid van de projectgroep voelt dit niet als een spanning; dit wil ik met nadruk; zeggen. Hij praat natuurlijk met zijn chef of zijn diensthoofd, want die moet tenslotte ook weten wat er gaande is: er vindt dus een gedach— tenwisseling plaats. Een lid van de projectgroep die dit nalaat, is fout. Een diensthoofd of een chef, die tracht een lid van de projectgroep scherp te binden,- is ook fout. Dit klinkt controversieel, maar zo is het wel. Er moet een zekere speelruimte zijn en men mag het niet compleet los ma ken van de ambtelijke hiërarchie. Het is de taak van de ruimtelijke ordening manager om spanningen, als blijkt dat die er zijn, op te lossen; dit gebeurt ook. Een en ander moet dan worden uitgepraat. In de praktijk valt dit genoeg mee, kan ik u verzekeren. Dat is ook de reden waarom wij de conclusie hebben getrok ken dat het verstandiger is om met de huidige werkmethode door te gaan. Wel moet die dan worden geïnterpreteerd zoals ik het zojuist stelde. Ik heb de indruk dat de directie van de DSO meent dat de leden van de pro jectgroep, omdat die leden door b. en w. worden benoemd, onttrokken zijn aan het gezag van de directie. Daar is echter geen sprake van. B. en w. gaan nooit over tot benoemingen zonder overleg met de diensthoofden. Ik kan u rustig zeggen dat in 99 van de 100 gevallen op advies van afde lingshoofd of diensthoofd tot benoeming wordt overgegaan. Waarom hebben wij gezegd dat b. en w. die beslissing nemen? Juist om problemen te voorkomen. Als wij van mening zouden zijn dat een bepaalde benoeming een ambtenaar belast, van wie wij menen dat hij vrij moet blijven voor ander werk, dan moeten wij de mogelijkheid hebben om bij te sturen. Ik zeg hier ook dat dit eveneens geldt voor gevallen, waarin wij zeggen dat het niet verstandig is om een bepaalde ambtenaar in een projectgroep zitting te laten nemen omdat dit wellicht tot bepaalde spanningen kan leiden. Men kon slechts op één manier zorgen dat de mogelijkheid tot bijsturen open bleef, namelijk door b. en w. formeel de projectgroep te laten instellen. Ik verzeker u dat b. en w. dit echter nooit zullen doen zonder goed overleg met diensthoofden en afdelingshoofden. Als de leden van de projectgroep zijn aangewezen, hebben zij daarmee niet een vrijbrief om hun directe chefs te passeren. De heer De Jong heeft met klem aanbevolen om een handleiding voor contactgroepen op te stellen. Als de raad over enkele weken de beslis sing heeft genomen, dan is het de bedoeling om zo snel mogelijk die handleidingen op te stellen en door b. en w. te laten vaststellen. Men staat in de startblokken. Wij zullen dan ook de adviescommissie instel len, waarvan het de bedoeling is dat die een bepaalde plaats zal krijgen. Verder is nog gevraagd naar het voorzitterschap van de hoorzittin gen. In de Commissie Een goede raad hebben wij na uitvoerige discussie de conclusie getrokken dat de hoorzittingen op zich plaats moeten heb ben onder leiding van een lid van het college van b. en w. Het gaat hier namelijk om beleidsvoorbereiding. In ieder geval dragen b. en w. steeds de verantwoordelijkheid voor het reilen en zeilen tijdens deze hoorzit tingen. Dat in een aantal gevallen toch ambtenaren de vergadering voor zitten, is geen principiële maar een praktische keuze. Als u weet hoe veel vergaderingen wethouders moeten bijwonen Iets moet fysiek mo gelijk blijven. Op het ogenblik is ons beleid met betrekking tot deze inspraakavonden zodanig dat deze onder ambtelijke leiding plaats hebben. Ik heb de indruk dat het vaak erg goed loopt, waarmee ik niet wil zeggen dat het beter verloopt dan onder de leiding van een wethouder het geval zou zijn. Wanneer iets politiek erg gevoelig ligt en het om erg belang rijke zaken gaat, dan neemt een lid van het college zelf als het maar enigszins kan de leiding van de discussie op zich. Dat gebeurt ook meer om psychologische redenen, want tijdens die inspraakavonden staat het college tenslotte niet zijn beleid te verdedigen. Dat laatste gebeurt namelijk in deze zaal of in de adviescommissies van de raad. Mevrouw De Jong vraagt dan of er wellicht van voorzitter wordt ge wisseld tijdens zo'n hoorzitting. Welnu, wij wisselen nooit van voor zitter, want het is een van tweeën: of de wethouder is er, of er zit een ambtenaar. (De heer De Jong: Het is toch alleen maar een hoorzitting? Er wordt toch niet gediscussieerd? Ik zie dan niet in waarom de vraag gesteld moet worden of een bestuurder of een voorlichtingsambtenaar voor zitter moet zijn. Er wordt toch alleen maar "gehoord"? U zegt namelijk dat de wethouder de discussie leidt. Ik dacht niet dat op die avonden de discussie werd gevoerd.) Die discussie heeft daar inderdaad niet plaats,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1980 | | pagina 15