- 32 -
33 -
hetzij door de raad hetzij door b. en w. genomen, al naar gelang wie
op dat moment competent is.
De heer Van der Wal heeft vragen gesteld naar aanleiding van zijn
legitimatiekaartHij vertelde overigens zelf al dat hij deze kaart
nooit nodig heeft. Ik kan hem de verzekering geven dat hij met dit le
gitimatiebewijs in ieder geval niet een vrijbrief heeft om advies en
bijstand te vragen. Ik heb de indruk dat hij deze kaart weieens heeft
opgevat als controlemogelijkheid; dat heb ik weieens geconstateerd. Dat
is hem nog niet eens verboden ook, maar het is niet de bedoeling van die
kaart. (De heer Van der Wal: Men wil toch niet dat mij mijn controleren
de functie wordt ontnomen?) Dat wil ik ook helemaal niet. Ik zeg alleen
dat dit stukje papier daar niet voor is bedoeld. IJ wilde immers zo graag
weten waarvoor het bedoeld was. Ik neem aan dat de meeste ambtenaren u
wel kennen. valt nogal op. Men kent echter niet alle 37 raadsleden en
daarvoor is dat kaartje. Als er iemand met zo'n kaartje bij een instel
ling komt, dan weet men in ieder geval dat diegene moet worden binnen
gelaten. Een andere betekenis heeft het stuk papier niet.
De heer Jan Kats: Ik zal ingaan op een tweetal onderwerpen, het
instrumentarium voor het herstel van het bestuursprimaat van de gemeen
teraad, voor zover er gesproken is over de controlefunctie van de raad
en de verhouding tussen raad en b. en w.en enkele punten op het gebied
van de stadsvernieuwing.
Wat opviel bij de vragen over de verhouding tussen raad en b. en w.
was dat daarbij de nadruk kwam te liggen op de controlefunctie die de
raad ten opzichte van b. en w. heeft. In het rapport wordt vermeld dat
de raad twee hoofdfuncties heeft. In de eerste plaats is er het wezen
lijk onderdeel van het bestuursprimaat van de raad, namelijk het bepa
len van de hoofdlijnen van beleid van de gemeente. In de tweede plaats
vindt deze taak van de raad zijn begrenzing in de andere hoofdtaak, na-
melijk het fungeren als controlerend orgaan ten opzichte van het college.
Als men het rapport van onze commissie en tevens het rapport van de
Commissie Een goede raad van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten be
kijkt, dan valt op dat het accent in die rapporten eigenlijk ligt bij
het eerste punt, het bestuursprimaat van de raad in de zin van het be
palen van de hoofdlijnen van beleid. Ik proef hier vanavond wat meer
nadruk op het tweede punt, de controlefunctie van de raad. Deze taak
kan de raad als vertegenwoordigend orgaan van de bevolking uiteraard
niet worden ontzegd, maar naar mijn mening is er op dit gebied al een
heleboel geregeld. Ik hoef slechts te verwijzen naar de bepalingen in
de Gemeentewet, die op dit gebied vrij duidelijk zijn. Bovendien kan
ik dan nog wijzen op de middelen die de raad en de raadsleden ten
dienste staan om het college van burgemeester en wethouders ter ver
antwoording te roepen. Wat dit betreft heb ik de indruk dat het accent
meer zou moeten worden gelegd op het bepalen van de hoofdlijnen van be
leid. Daarom is naar mijn mening terecht in het rapport de nadruk ge
legd op het verhogen van de politieke - al dan niet tussen haakjes ge
plaatst - bruikbaarheid van het beleidsplan en het uitbrengen van be
leidsnota' s op de diverse terreinen.
Met betrekking tot de inspraak op het gebied van de stadsvernieu
wing zijn ook enige vragen gesteld. Ik zal allereerst ingaan op de vraag
over de representativiteit van contactgroepen. Het is, dunkt mij, erg
moeilijk om op dit gebied heel duidelijke en objectieve criteria te stel
len, althans andere criteria dan het criterium van directe verkiezingen
of iets dergelijks. Het antwoord op de vraag hoe men die representativi
teit voldoende tot zijn recht wil laten komen, is naar mijn mening bij
zonder moeilijk in bij voorbeeld een regeling vast te leggen. In de prak
tijk is een en ander bij het instellen van de contactgroepen nogal op
ad hoc-basis benaderd, mag ik wel zeggen. Dit geldt zeker voor de begin
fase, toen wij met dit systeem nog weinig ervaring hadden. Toen ging het
ongeveer op de volgende manier: de Dienst Stadsontwikkeling trok de wijk
in en keek of daar organisaties aanwezig waren die de belangen van de
bevolking in dit kader wilden behartigen. Dat viel in de ene wijk mee
en in de andere wijk tegen. Inmiddels is het begrip stadsvernieuwing
in Leeuwarden wel dermate verspreid en hebben ook enkele particuliere
organisaties hun krachten op een zodanige wijze gebundeld, dat een en
ander langzamerhand toch wat meer structuur heeft gekregen. Ik geloof
dus niet dat wij moeten zeggen dat de representativiteit van de contact
groepen op dit ogenblik een groot zorgenkind is. Ik meen ook dat de
raad niet erg vaak wordt geconfronteerd met de mededeling dat de con
tactgroep maar wat heeft aangerommeld en dat het resultaat nergens op
lijkt. Als wordt gezegd dat wij deze kwestie stringenter moeten regelen,
dan vrees ik dat men al gauw in een tamelijk formalistische structuur
terechtkomt. Mede gelet op het toch wel wat experimentele karakter van
de inspraak waar wij op het ogenblik mee werken, denk ik dat dit weieens
een averechts effect kan hebben. Ik meen dat het niet verstandig is om
op dit ogenblik, nu allerlei zaken op het gebied van de inspraak nog
niet zijn uitgekristalliseerd en wij bij voorbeeld het onderzoek over
de inspraak in diverse beleidssectoren nog niet hebben gehouden, te gaan
zeggen dat wij het geheel in een formele regeling zullen onderbrengen.