- 34 -
- 35 -
Ik ben bang dat dit eerder tot een verstarring zal leiden dan tot een
verbetering van de gang van zaken.
De heer De Jong heeft een vraag gesteld over een door hem gesig
naleerde onduidelijkheid in enerzijds de evaluatienota Inspraak stads
vernieuwing en anderzijds het rapport van de Commissie Een goede raad.
Hij heeft hierin naar mijn mening wel gelijk, want het rapport van de
Commissie Een goede raad bevat wat dit betreft wel degelijk een correc
tie op datgene, wat er in de evaluatienota Inspraak stadsvernieuwing
naar voren is gebracht. In de inleiding van de evaluatienota heeft u
kunnen lezen dat de werkwijze bij deze nota als volgt is geweest. Ambte
naren hebben, in overleg met bewonersorganisaties, een inventarisatie
gemaakt van knelpunten die met name bij deze organisaties op het gebied
van de stadsvernieuwing werden ervaren. Een van de belangrijkste knel
punten die daarbij naar voren kwamen, was het punt dat het zo moeilijk
is om als contactgroep goed te functioneren in het kader van de voor
bereiding van plannen, die - met een geleerd woord - plannen van een
hoog abstractieniveau heten. Daarbij wordt dan gedacht aan globale be
stemmingsplannen en meer in het bijzonder aan structuurplannen en struc
tuurschetsen en dergelijke voor grote gebieden als bij voorbeeld de
Schil-Oost.. Het gesignaleerde knelpunt kwam ook met name uit de Schil-
Oost naar voren. Men merkte op dat dit gebied zo'n grootschalig gebied
was en dat daar met zoveel bovenwijkse belangen rekening moest worden
gehouden, dat het voor vertegenwoordigers uit bepaalde buurten bijzon
der moeilijk was om de belangen van de bevolking in die buurten op een
adequate wijze te behartigen. Op grond van dat gesignaleerde knelpunt
is de werkgroep, die de evaluatienota heeft opgesteld, tot de conclusie
gekomen dat het weieens overweging zou kunnen verdienen om enigszins
een verandering in de werkwijze van dergelijke contactgroepen aan te
brengen. Men veronderstelt dan dat die contactgroep niet zozeer zijn
verantwoordelijkheid zou moeten vinden in het inhoudelijke stedebouw—
kundige werk, maar meer de taak zou moeten hebben om te signaleren - in
het kader van de contactgroep-vergaderingen - dat de projectgroep bezig
is met punten die voor een bepaalde wijk verregaande consequenties kun
nen hebben. De consequenties moeten dan zo verregaand zijn dat het aan
beveling verdient om tijdig naar de wijk te gaan, daar hoorzittingen
en informatie-avonden te beleggen, zodat de bewoners van de wijk, in het
prille stadium waarin men dan nog verkeert, tijdig op de hoogte zijn
van de voornemens die nog weieens uit de bus zouden kunnen rollen. U
heeft al zeer terecht de opmerking gemaakt dat het wel een heel moei
lijke taak is om te bepalen wanneer dit tijdstip is aangebroken. Naar
mijn mening ligt hier de belangrijkste reden waarom men in de Commissie
Een goede raad tot de conclusie is gekomen dat het knelpunt op zich wel
terecht is gesignaleerd, maar dat daarbij toch niet uit het oog kan wor
den verloren dat een contactgroep niet mag worden opgezadeld met een
verantwoordelijkheid, die naar alle waarschijnlijkheid bijzonder moei
lijk is te dragen. Daarom is in het rapport van de Commissie Een goede
raad een iets meer genuanceerd standpunt naar voren gekomen, waarbij
men het knelpunt op zich wel erkent, maar tegelijk heel nadrukkelijk
stelt dat dit er niet toe mag leiden dat de werkwijze van de contact
groep wel degelijk verandert. Dit is met name hierom van belang, omdat
in het rapport van de Commissie Een goede raad wel wordt gezegd: denk
erom, het is ook heel duidelijk een verantwoordelijkheid van de project
groep om tijdig te signaleren dat men met zaken bezig is die voor be
paalde wijken op micro-niveau ingrijpende consequenties hebben. De ver
antwoordelijkheid voor deze zaak wordt daardoor niet alleen bij de con
tactgroep - de bevolking plus de leden van de projectgroep - gelegd,
maar ook bij de totale ambtelijke projectgroep, om bezig te zijn met
het tijdig signaleren van die problematiek en het tijdig informeren
van de bevolking over dat soort zaken.
Er is ook een vraag gesteld over de experimenten ten aanzien van
onderzoeken door contactgroepen. De heer Yan den Eist en de heer De
Jong hebben hierover met name gesproken. Ik wil daarover het volgende
opmerken.
Als ik de vraag van de heer Yan den Eist goed heb begrepen - in de
koffiepauze zijn wij er niet helemaal uitgekomen wat de exacte bedoeling
is -, dan was zijn stelling deze. Kan men niet in de randvoorwaarden en
richtlijnen inbouwen dat de contactgroep bepaalde onderzoekingen zal
verrichten? Ik ben bang dat dit een moeilijke zaak is, die verband houdt
met hetzelfde probleem dat ten grondslag ligt aan het vraagstuk van het
al dan niet gescheiden opereren van projectgroepen en contactgroepen.
In dit verband meen ik er in eerste instantie op te moeten wijzen dat
er tussen in ieder geval de vertegenwoordigers van de bevolking in de
contactgroepen en het gemeentebestuur geen gezagsrelatie bestaat, in die
zin dat het gemeentebestuur niet kan vaststellen dat bepaalde opdrachten
verstrekt kunnen of moeten worden aan de vertegenwoordigers van de be
volking in de contactgroep. Wij hebben ook gekozen voor de gescheiden
opzet, omdat men de projectgroep wel kan binden aan de randvoorwaarden
en richtlijnen die de beleidsorganen van de gemeente hebben gesteld. De
leden van de contactgroep kan men daar echter in principe niet aan bin
den. Zij hebben het volste recht om de randvoorwaarden en richtlijnen