- 37 -
- 36 -
van het begin tot het eind te bestrijden. Of dat een zinvolle zaak is,
is vers twee, maar formeel kan de gemeente niet aan de leden van de
contactgroep de opdracht geven om zich aan bepaalde zaken te houden.
Dit zelfde geldt in wezen bij het opnemen in de randvoorwaarden
en richtlijnen van die onderzoeken die de wijk dan zou moeten doen. Men
kan als gemeente niet zeggen: Wijk, je moet dit of dat onderzoeken.
Toch zullen wij ten aanzien van de vraag of bepaalde onderzoekingen door
de wijk kunnen worden gedaan - hoezeer wij dit ook bevorderlijk achten
voor het stadsvernieuwingsproces, zoals ook in het rapport duidelijk is
neergelegd - moeten erkennen dat wij wat dit betreft afhankelijk zijn
van de initiatieven die de vertegenwoordigers van de wijk in dezen ont
plooien. Dan zijn er twee mogelijkheden. De eerste mogelijkheid is dat
de wijk op een gegeven ogenblik van mening is dat zij zelf in staat is
om bepaalde onderzoekingen te verrichten en dat zij ook zelf over de
financiële middelen beschikt om dat te doen. In het gemeentebestuur zal
er dan niemand zijn die de wijkvertegenwoordigers het recht kan ontzeg
gen om een dergelijk onderzoek te laten plaatsvinden. Een ander punt,
dat in de praktijk vaker zal voorkomen, is dat de wijk naar alle waar
schijnlijkheid voor het houden van dat onderzoek toch op de een of an
dere manier een beroep zal doen op met name de financiële middelen van
de gemeente. Ik denk dat het' rapport van de Commissie Een goede raad
wat dit betreft toch wel enige aanknopingspunten biedt. In de eerste
plaats is er de algemene stelling dat de commissie van oordeel is dat
dit soort experimenten gehandhaafd moet worden en zelfs, als het moge
lijk is, geïntensiveerd moet worden. In de tweede plaats staat er in
het rapport een passage over het uitwerken van alternatieven door de
wijk. Ik denk dat ik niet zo erg ver buiten mijn boekje ga, wanneer ik
zeg dat dit wel zodanig mag worden geïnterpreteerd dat dit ook geldt
voor het doen van onderzoeken. Wanneer deze onderzoeken passen in de
diverse randvoorwaarden en richtlijnen, waaronder dan mede worden ver
staan de benodigde financiële machtigingen zoals in het rapport is om
schreven, dan is er dunkt mij alle reden om als gemeente te besluiten
dat inderdaad aan dit soort projecten medewerking wordt verleend. In
dien het binnen de randvoorwaarden en richtlijnen past en indien het
binnen de financiële mogelijkheden ligt, moet medewerking op dat gebied
toch wel mogelijk zijn.
De Voorzitter: Wij zijn tot de conclusie gekomen dat de heer Sikke-
ma niets meer hoeft te beantwoorden. Het is aan de raad om te beslissen
of na deze eerste instantie nog een tweede instantie moet volgen.
De hear Jansma: Ik haw noch gjin andert krigen op myn fraech oer
punt 12 ut de earste bylage. Der stiet: "Het spreekrecht van belang
hebbenden behoeft niet tot één instantie te worden beperkt."
De Voorzitter: IJ hebt gelijk. Indertijd hebben wij wat dit betreft
afspraken gemaakt. U heeft daar terecht naar verwezen. Op dit ogenblik
heb ik de indruk dat alle voorzitters zich zeer correct aan deze af
spraken houden. Gelet op de ervaring die intussen is opgedaan, zijn wij
in de Commissie Een goede raad tot de conclusie gekomen dat het spreek
recht niet zou moeten worden beperkt tot één instantie, maar eventueel
moet worden uitgebreid tot twee instanties. Als de raad dit rapport
straks aanvaardt, dan wordt aan de voorzitters en secretarissen van de
raadscommissies mededeling gedaan dat vanaf dat moment in twee instan
ties kan worden gesproken. Dat is de procedure.
Mevrouw Van der Werf: Ik heb de suggestie gedaan om de vergaderin
gen van b. en w. toegankelijk te maken voor raadsleden. Bovendien heb
ik ten aanzien van de informatieverstrekking aan de raad gezegd dat wij
het inzicht in de verschillende alternatieven, die binnen het proces van
wikken en wegen in de ambtelijke dienst zijn afgevallen, missen. Verder
is niet ingegaan op mijn suggestie dat eencontactgroep een waarnemer
in de projectgroep zou moeten kunnen hebben.
De Voorzitter: Het eerste punt dat u noemde, heeft u ook in de Com
missie Een goede raad aan de orde gesteld. Wij hebben de indruk dat het
niet een erg praktische werkmethode is om raadsleden mee te laten roule
ren in de vergaderingen van b. en w. Het gebeurt weieens in kleine ge
meenten, dat is juist. In de Commissie Een goede raad was voor dit stand
punt echter geen meerderheid. (Mevrouw Van der Werf: Ik heb het alleen
maar gehad over het toegankelijk zijn.
Met betrekking tot de alternatieven binnen het proces van wikken en
wegen binnen de ambtelijke dienst meen ik al een antwoord te hebben ge
geven. Ik heb gezegd dat de dossiers die ten grondslag liggen aan de
raadsvoorstellen en ook de alternatieven, als die er zijn, ter inzage
liggen. Ik krijg de indruk dat mevrouw Van der Werf denkt dat wij, als
wij beslissingen nemen, dit altijd op grond van een aantal alternatieven
doen. Ik kan u de verzekering geven dat dit zelden het geval is. In al
lerlei gesprekken is een en ander al zo geëvolueerd dat er in dat sta
dium al geen alternatieven meer zijn; wij zijn dan al aan het uitwerken.
Het gebeurt weieens dat wij uit verschillende mogelijkheden kiezen, maar
dan kunt u de betreffende stukken wel inzien omdat hiernaar bij voorbeeld
in de rapportering wordt verwezen.